Search

De hoeveelheid land die nodig is om in de Nederlandse consumptie (van burgers en overheid) te voorzien wordt ook wel de landvoetafdruk genoemd; deze wordt geschat op ongeveer driemaal het landoppervlak van Nederland. Ruim 80 procent van de landvoetafdruk ligt in het buitenland, waarvan circa de helft binnen de EU.

Het Kadaster heeft een onderzoek uitgevoerd naar een aantal kenmerken van terreinen en gebouwen die de gezamenlijke zorgorganisaties in Nederland in gebruik hebben. Dit is gedaan om de potentie in beeld te brengen van het vergroenen van terreinen van zorgorganisaties en het versterken van de relatie met omliggende natuurgebieden. Het onderzoek richt zich primair op het landgebruik. Daarnaast worden ook inzichten gegeven omtrent het vastgoedgebruik van de zorgorganisaties en wordt ingegaan op de eigenaren van de gebruikte terreinen. Het onderzoek is bedoeld om het Domein Gezondheid van het Collectief Natuurinclusief te ondersteunen in het streven om de natuurinclusiviteit en gezondheid van zorgterreinen te vergroten. Daarom is in dit onderzoek ook aandacht gegeven aan de mate waarin de zorgterreinen al als ‘groen’ te zien zijn en de nabijheid van de terreinen tot natuurgebieden.

De bufferstrook is één van de nieuwe voorwaarden van het GLB. Het doel van de bufferstrook is om de waterkwaliteit te beschermen en om biodiversiteit te vergroten. Het voelt misschien gek, om als biologische boer langs je sloten een strook grond niet optimaal te gebruiken. Daarom hiernaast een aantal ideeën voor de invulling van de bufferstrook.

The land area of the Earth greatly influences climate dynamics through biogeophysical and biogeochemical processes. These processes concern, respectively, the exchange of energy and water, and the exchange of greenhouse gasses (GHGs) such as CO2, CH4 and N2O, between land systems and the atmosphere. By using the Earth’s land surface, humans have greatly altered it – leading to significant environmental impacts. Historically, climate change has mostly been caused by fossil fuel combustion. Land use, land-use change and forestry (LULUCF) have caused an estimated 34% of cumulative anthropogenic CO¬2 emissions since 1750. At the same time, agriculture is responsible for about 13% of global GHG emissions in the form of non-CO2 GHG emissions. The importance of land and land use in climate dynamics means that land has a role in preventing dangerous climate change. First, it is essential to significantly reduce the 23% of annual GHG emissions from the agriculture, forestry and other land use (AFOLU) sector to make ambitious climate targets feasible. Second, land is key to various techniques to remove carbon from the atmosphere (so-called negative emissions or carbon dioxide removal (CDR)). In this thesis, a large portfolio of land-based mitigation measures is assessed in the context of different land-use futures. In addition, detailed analysis are provided on two key land-based mitigation measures: afforestation, and peatland protection and restoration. In addition to climate, land is central to many other sustainable development issues and environmental challenges. For example, it is essential for the provision of resources such as food, energy and water, as well as to sustain terrestrial biodiversity, as also recognized in the Sustainable Development Goals and the planetary boundaries. A useful approach to study different dimensions of sustainable development and environmental change is the nexus concept which recognizes that components of a system are inherently intercon

LGN2022 is a grid file that shows Dutch land use in 2022 with a spatial resolution of 5m. The legendconsists of 51 land use classes and is comarable with LGN2021. However, some LGN classes changed theirdefinition slightly due to adaptations in the production methodology. LGN2022 is distinguishing the main agricultural crops, forest, water, nature and urban classes. LGN2022 is acontinuation of the LGN2021. Some small modifications were made. The most important ones are:- Use of OSM and Top10NL for mapping solar parks- Introduction of small linear water elements- Subdivision of BNL class 200 'Overig grondgebruik' into 200, 220 'Basaltblokken en steenglooiingen and 230'bebouwd gebied'- Introduction of MRT rules for new nature areas- New dataset 'Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb 030 verantwoordingsaanvraag (versie februari 2023)'to define 'Natuurlijk beheerde agrarische graslanden'.- New way to produce the LGN classes 251, 252 and 252. See also 'Factsheet productie LGN2022' for more details. The following files were used to create LGN2022: Top10NL (version February 2023), Basis Registratie Percelen2022 (BRP2022), Basiskaart Natuur en Landschap 2022 (BNL2022), Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG May2023), Open Streetmap (OSM January 2023), Bestand BodemGebruik 2017 (BBG2017), Beheertypen IMNA (February2023), Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb 030 verantwoordingsaanvraag (versie februari 2023)) andLGN2021 for the nature areas. The dataset is public since September 2023 which is made possible by WOT Natuur & Milieu, Het Waterschapshuis,Interprovinciaal Overleg, RIVM and Wageningen Environmental Research., LGN2022 is a grid file that shows Dutch land use in 2022 with a spatial resolution of 5m. The legendconsists of 51 land use classes and is comarable with LGN2021. However, some LGN classes changed theirdefinition slightly due to adaptations in the production methodology. LGN2022 is distinguishing the main agricultural crops, forest, water, nature and urban classes. LGN2022 is acontinuation of the LGN2021. Some small modifications were made. The most important ones are:- Use of OSM and Top10NL for mapping solar parks- Introduction of small linear water elements- Subdivision of BNL class 200 'Overig grondgebruik' into 200, 220 'Basaltblokken en steenglooiingen and 230'bebouwd gebied'- Introduction of MRT rules for new nature areas- New dataset 'Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb 030 verantwoordingsaanvraag (versie februari 2023)'to define 'Natuurlijk beheerde agrarische graslanden'.- New way to produce the LGN classes 251, 252 and 252. See also 'Factsheet productie LGN2022' for more details. The following files were used to create LGN2022: Top10NL (version February 2023), Basis Registratie Percelen2022 (BRP2022), Basiskaart Natuur en Landschap 2022 (BNL2022), Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG May2023), Open Streetmap (OSM January 2023), Bestand BodemGebruik 2017 (BBG2017), Beheertypen IMNA (February2023), Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb 030 verantwoordingsaanvraag (versie februari 2023)) andLGN2021 for the nature areas. The dataset is public since September 2023 which is made possible by WOT Natuur & Milieu, Het Waterschapshuis,Interprovinciaal Overleg, RIVM and Wageningen Environmental Research.

LGN2018 is a grid file that shows Dutch land use in 2018 with a spatial resolution of 5m. The legend consists of 48 land use classes, distinguishing the main agricultural crops, forest, water, nature and urban classes. In addition to increasing the spatial detail (from 25*25m to 5*5m), the thematic detail of especially the nature areas has been greatly improved by, among other things, the use of multi-temporal Sentinel-2 images and the AHN2/3 dataset. In addition to the Sentinel-2 images and the AHN2/3 dataset, the following datasets were used to make LGN2018: Top10NL (version November 2018), Basis Registratie Percelen 2018 (BRP2018), Bestand BodemGebruik 2015 (BBG2015), BasisKaart Natuur 2017 (BKN2017), and LGN7. In addition, aerial photos from 2018 have been used. The dataset is public which is made possible by WOT Natuur & Milieu, Het Waterschapshuis, Interprovinciaal Overleg, RIVM and Wageningen Environmental Research.

The LGN6 database is a grid file with a resolution of 25*25 m. The database provides the Dutch land use for one reference year, the years 2007 (eastern NL) and 2008 (western NL). The legend consists of 39 land use classes, distinguishing the main agricultural crops, forest, water, nature and urban classes. Compared to LGN5 somethematic changes in class content were applied. In LGN6, the following land use classes have disappeared:– deciduous forest in built-up areas (LGN5 class 20)– coniferous forest in built-up areas (LGN5 class 21)– forest in densely built-up areas (LGN5 class 22)– peat meadows / veenweidegebied (LGN5 class 44)– bare ground in nature areas (LGN5 class 46) The LGN5 classes 20, 21 and 22 have been merged and classified as forest in primary or secondary built-up area, respectively class 20 and 22. New classes are tree nurseriers, fruit cultivation and grassland in secundary built-up areas. The LGN6 database has used the following data sources:• Top10NL (version 2006)• Bestand BodemGebruik 2003 (BBG2003)• Begrenzing Bebouwd Gebied (BG2003)• Basiskaart Natuur 2007 (BKN2007)• Landelijk Grondgebruik Nederland versie 5 (LGN5)• CBS landbouwstatistiek• BasisRegistratie Percelen 2007/2008 (BRP2007/2008)• Aerial photos and satellite imagery The dataset is since May 2023 public which is made possible by WOT Natuur & Milieu, Het Waterschapshuis,Interprovinciaal Overleg, RIVM and Wageningen Environmental Research.

LGN2021 is a grid file that shows Dutch land use in 2021 with a spatial resolution of 5m. The legend consists of 50 land use classes. Compared to the previous LGN version (LGN2020), the class solar parks was added, the LGN class 25 'Hoofdwegen en spoorwegen' was split into 3 classes, the LGN class 24 'Kale grond inprimair bebouwd gebied' was removed and LGN class 45 got a different definition and the name changed into 'Natuurlijk beheerde agrarische graslanden'. LGN2021 is distinguishing the main agricultural crops, forest, water, nature and urban classes. LGN2021 is a continuation of the LGN 2018-2020 versions. However, theproduction method has been modified.The following files were used to create LGN2021: Top10NL (version November 2021), Basis Registratie Percelen 2021 (BRP2021), Bestand BodemGebruik 2015 (BBG2015), Beheertypen Information Model Nature 2021 (IMNa2021) and the Algemeen Hoogtemodel Nederland (AHN3/4). In additionsatellite images (particularly Sentinel-2) and aerial photos from 2021 have been used in the classification of nature. The dataset is public since May 2023 which is made possible by WOT Natuur & Milieu, Het Waterschapshuis,Interprovinciaal Overleg, RIVM and Wageningen Environmental Research.

The LGN5 database is gridfile with a resolution of 25m*25m. The database provides the Dutch land use for the reference years 2003 (eastern part of NL) and 2004 (western part of NL). The legend consist of 39 land use classes divided about the main classes of agricultural area, forests, water, urban area and nature. The database is based on satellite images from the years 2003 and 2004. Besides satellite images, there is information from Top10 vector SE, CBS agricultural statistics, aerial photos, Basisregistratie Percelen (BRP), Eco-management map, data from Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer and Provinciale Landscapes, and LGN4 used in the production of LGN5. The dataset is since May 2023 public which is made possible by WOT Natuur & Milieu, Het Waterschapshuis, Interprovinciaal Overleg, RIVM and Wageningen Environmental Research.

The LGN7 database is a grid file with a resolution of 25*25 m. The database provides the Dutch land use for onereference year, the year 2012. The legend consists of 39 land use classes, distinguishing the mainagricultural crops, forest, water, nature and urban classes. The LGN7 file has used the following additional existing data sources:• Top10NL (version 2012).• Bestand BodemGebruik 2008 (BBG2008).• Begrenzing Bebouwd Gebied (BG2003).• Basiskaart Natuur 2012 (BKN2012).• Landelijk Grondgebruik Nederland versie 6 (LGN6).• BasisRegistratie Percelen 2012 (BRP2012). In addition, multi-temporal satellite images (2007/2008 and 2012) and aerial photos (2006/2008, 2012) are usedto detect land use changes. The satellite images are also used for the control of the BRP crops and for theclassification of the crop plots missing in the BRP. The big amount of satellite images makes it possible tomonitor crop development throughout the year.This makes it easier to distinguish between the different crops. The dataset is public which is made possible by WOT Natuur & Milieu, Het Waterschapshuis, InterprovinciaalOverleg, RIVM and Wageningen Environmental Research.

Het is mogelijk genoeg en gezond voedsel te verbouwen binnen een zelfvoorzienend Europees voedselsysteem, schreven Hannah van Zanten van de Farming Systems Ecology Group en collega’s 17 april in Nature Food. Van Zanten ontwierp een model waarmee je het landbouwsysteem kunt doorrekenen. ‘We moeten dan wel bedenken waar we naartoe willen’, zegt ze. ‘Daarna kan het model bepalen wat we dan eten en hoeveel dieren we houden, met hoeveel landgebruik en CO2-uitstoot.’

Biomass supply for bioenergy production is recognized as a crucial strategy to meet climate targets, avoid adverse impacts from climate change and contribute to the transition to a sustainable energy system. In addition, biomass-derived products are also expected to reduce the dependency on fossil fuels in other sectors (e.g., chemical sector). Despite the potential benefits of bio-based value chains, there are still sustainability risks associated with biomass production, especially related to Land Use Change (LUC) and supply chain configuration. This thesis presents the sustainability assessments of existing and novel bio-based value chains, in bio-based materials, electricity and advance-fuels, under context-specific conditions. In addition, it explores how the sustainability performance is shaped by context-specific conditions, the sustainability synergies and trade-offs arising from biomass production and supply chain configuration, and how the context-specific conditions influence sustainable biomass potentials. It also provides a novel framework that allows to combine spatial data on land use transitions, biophysical characteristics and other contexts-specific conditions to determine sustainability impacts at various regional or national scales. The results show that biomass potentials and sustainability impacts of bio-based value chains depend on context-specific conditions and are determined largely by LUC. It is shown that to minimize sustainability trade-offs it is important to consider context-specific conditions, prioritizing firstly, land use transitions and secondly, feedstock types. Furthermore, the novel framework is a significant step forward in understanding and assessing the sustainability impacts of feedstock production and other stages in bio-based value chains.

Wanneer bij de bouw van nieuwe woningen beton en staal door hout zouden worden vervangen, zou dat een belangrijke bijdrage kunnen leveren in de strijd tegen klimaatverandering. Dat blijkt uit een rapport van het Potsdam-Institut für Klimafolgenforschung (PIK).

Dit onderzoek buigt zich over de volgende vraag, zoals geformuleerd vanuit het Kennisprogramma NKWK Klimaatbestendige Stad 2021 - Thema Kansen cultuurhistorie: ‘Op welke manieren kunnen we de kansen van cultuurhistorie, cultuurhistorische objecten, vormen van (historisch) land- en bodemgebruik, waterbeheer en landbeheer kenbaar maken en laten bijdragen aan het ontwerpende oplossen van problemen met wateroverlast en onderlast en droogte?’

Op 14 oktober vond het symposium Insectenbescherming in de Schijnwerpers plaats ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de buitengewone leerstoel Ecologie en Bescherming van Insecten aan Wageningen Universiteit. Deze leerstoel is opgericht op initiatief van De Vlinderstichting.

In de gemeente Ede is de woningopgave groot en grond schaars. In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen sprak Nieuwe Oogst met betrokkenen over de grondhonger in het gebied. Terwijl natuurinclusief boeren het gedroomde toekomstbeeld is, rijzen de prijzen de pan uit.

De vraagstelling van deze literatuurstudie is: 1. of er een risico is op de vorming van lachgasemissies bij natte teelten; En als er significante lachgasemissies op kunnen treden: 2. welke factoren daarin de belangrijkste rol spelen en hoe zich dat verhoudt tot verschillende omstandigheden (o.a. peil boven maaiveld, kortere versus langere droogval); 3. een orde van grootte van de lachgasemissies uit literatuur af te leiden.

Onderzoekers van Wageningen University & Research hebben een toekomstbeeld voor Nederland geschetst: een land waar biodiversiteit bloeit, de natuur vrij spel heeft en water de ruimte heeft om te stromen. Deze natuurlijke aanpak kan worden toegepast op elk land of elke regio. Stel je voor hoe de wereld eruit kan zien als we deze vanaf vandaag vormgeven vanuit een nature-based perspectief.

Deze interactieve PDF beschrijft de monitoring en rapportage van de emissies en verwijderingen van broeikasgassen door landgebruik, landgebruiksveranderingen en bosbouw (LULUCF) in Nederland.

In een stuk weiland bij mij in de buurt van twee misschien drie hectare was iets gaande. Waar altijd gras stond voor de koeien waren in november ineens een tiental mensen wel een week of twee bezig om iets dat in kratten werd aangevoerd in de geploegde dalgrond te zetten. Een hele klus dat was duidelijk. De kratten werden in hoge stapels aangevoerd en op de kop van het stuk land gezet. Eerst vermoedde ik lelieteelt, maar die plant je niet op die manier. Van iemand uit de buurt hoorde ik later dat het om stekken van pioenrozen ging. Een groep Poolse arbeiders had de wortelstokken in de grond gezet, die in twee jaar moeten uitgroeien tot verhandelbare pioenrozen.

Large parts of the Western Netherlands, including the so-called Green Heart (Groene Hart), consist of peat meadows. Soil subsidence occurs in these areas, mainly as a result of oxidation of peat above the artificially lowered groundwater level. Soil subsidence causes increased vulnerability to flooding, economic losses due to damage to homes and infrastructure and increased emissions of greenhouse gases. Therefore, governments are exploring sustainable approaches to reduce soil subsidence in peat meadows. The aim of this study is to identify the plausibility of pathways for landscape development in the Green Heart. Plausibility depends on the suitability and feasibility of a pathway. First of all, it was studied what pathways are, what pathways are used for and what the limitations of pathways are. Subsequently, a stakeholder analysis was carried out to determine which actors are important in the Amstelscheg and what their formal tasks, competences, interests, goals and problem perceptions are. The selected stakeholders were interviewed about their future visions for peatlands, the scenarios and what is needed to realize these future visions. The results of the interviews were compared in order to arrive at the most plausible pathway. In addition, a roadmap was created that provides insight into how the implementation of the pathway can be achieved.

In light of the projected climate change for the coming decades, there is an urgent need for multifunctional landscapes that are capable to provide a diversity of ecosystem services. This requires a better understanding of social and ecological factors that influence how these landscapes are managed and how this, in turn, influences the provision of ecosystem services. Land Use Land Cover (LULC) changes are one of the main factors that lead to spatiotemporal changes of ecosystems services. As such, the identification of the main socioeconomic drivers of LULC can give important insights about the drivers of ecosystem services. However, the analysis of ecosystem services in a context of socio-ecological systems is still underdeveloped. Brazil has witnessed intense changes in LULC in the last five centuries, which may have influenced the provision of ecosystem services at local, regional and global scales. In the southeast mountain area of the Atlantic Forest biome, the Zona da Mata de Minas Gerais is characterized by a heterogeneous landscape mosaic composed of pasture and coffee fields intermingled with forest fragments, which are predominantly inhabited and managed by family farmers. The Zona da Mata is considered a complex socio-ecological system and is an interesting case to study the spatio-temporal provision of ecosystem services. In Chapter 2, I assessed the LULC changes from 1986 to 2015 and their main socioeconomic drivers. By combining data obtained from satellite images, workshops and secondary data, I showed that forest and coffee areas increased, and pasture decreased. These changes were associated with government measures to protect the environment, financial support of family farmers, migration to cities and the agroecological movement. A scenarios analysis of contrasting socio-economic narratives indicated that sustainable measures taken by the government to protect the environment and support family farmers with financial credit will lead to increase

Hoe zal de landbouw eruit zien in 2040, in een wereld waarin het gebruik van fossiele energie is uitgebannen en negatieve effecten op de omgeving zoveel mogelijk moeten worden voorkomen? Het doel is een duurzame kringlooplandbouw, met een duurzamer gebruik van de bodem, meer biodiversiteit, een meer divers landschap en meer zinvolle werkgelegenheid. Dit artikel laat zien waarom dat nodig is, wat dat betekent en welke maatregelen nodig zijn om dat te bereiken. Daartoe wordt de Nederlandse landbouw op systeemniveau beschreven, vanuit verleden, heden en met het oog op de toekomst.

De druk op de ruimte in Nederland neemt toe. Door veranderingen in klimaat en demografische/sociaal economische ontwikkelingen nemen de risico’s op zowel wateroverlast als watertekort toe. Om hier beter mee om te gaan, zijn ingrijpende veranderingen in het watersysteem nodig. Daarnaast leiden, onder andere, de energie- en voedseltransitie tot een fundamenteel andere inrichting van Nederland. Deze veranderingen hebben gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit en – kwantiteit en hebben dus ook consequenties voor de drinkwatersector. Een verandering naar natuurinclusieve landbouw, bijvoorbeeld, beïnvloedt de waterkwaliteit en het omzetten van landbouw naar natuur verandert de grondwateraanvulling. Ontwikkelingen in landgebruik bieden echter zowel kansen als risico’s voor de drinkwatervoorziening.

Nederland opnieuw inrichten en voor de helft tot natuurrijk leefgebied maken is dé stap voorwaarts in de enorme uitdagingen voor ons klimaat, milieu en welzijn. En het kan ook nog budgetneutraal: een ruimhartige en vrijwillige compensatie van de agrarische sector kan betaald worden door op een miniem deel van de grond huizen te bouwen. Zo lossen we ook de urgente woningnood op.

Op 31 maart 2020 presenteerden Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen de Klimaatagenda 2030. In de Klimaatagenda Groningen geeft de provincie aan hoe zij tot en met 2030 invulling geven aan het Nationaal Klimaatakkoord. Met dit akkoord wil Provincie Groningen in 2030 de CO2-uitstoot in Nederland met 49 procent terugbrengen ten opzichte van 1990.

A comprehensive sustainability assessment shows that first generation sugars are as advantageous as second generation sugars for a feasible and sustainable resource strategy of Europe’s bio-based chemical industry. The results clearly indicate that the negative image of first generation feedstocks portrayed in the public discussion and the concerns of certain stakeholders are in no way founded on scientific evidence.

Het aantal zonneparken neemt exponentieel toe, terwijl de effecten hiervan op de bodemgesteldheid nauwelijks zijn onderzocht. Door het plaatsen van zonnepanelen veranderen de licht- en watercondities voor de bodem. Kleinschalig experimenteel onderzoek levert indicatoren die het effect van zonnepanelen op de bodemgesteldheid aantonen. Deze indicatoren zijn nodig voor verdiepend onderzoek.

This study aims to calculate the water and land footprint of bioplastics in several scenarios where all plastics are bio-based and assume different types of biomaterials and recycling rates.

Groene- en blauwe diensten zijn bovenwettelijke, vrijwillige activiteiten die worden ondernomen door particuliere grondeigenaren en grondgebruikers. Groene diensten richten zich op landschap, natuur en de toegankelijkheid van het landelijk gebied.

Presentation about indirect agricultural land use and how it can be used more efficiently.

From an agricultural policy that was focused on intensification and efficiency in food production to a circular agrofood system.

In 2015 hebben de VN de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs) aangenomen om de meest urgente problemen op het gebied van armoede, honger, onderwijs, economie, en milieu en klimaat aan te pakken. In Nederland wordt daarom gewerkt aan transities op het gebied van energie, klimaat, voedselvoorziening, circulaire economie, en leefbare steden. Duurzaam gebruik en beheer van bodem, water en land is essentieel voor het realiseren van deze transities.

Bodem en ondergrond en de diensten die zij leveren, vormen het natuurlijk kapitaal voor economie en samenleving. Ruimtelijke planvorming, landgebruik en bodemmanagement kunnen bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke opgaven. Wat zijn de kennisvragen om in de praktijk hierover nog betere beslissingen te kunnen nemen? Hoe kunnen we die vragen efficiënt beantwoorden?

Binnen de transitie naar een circulaire economie mag de rol van een veerkrachtige bodem en duurzaam landgebruik om twee redenen niet uit het oog verloren worden. Langs de ene kant ondervinden bodem en land schade van de huidige overheersende lineaire economie en zijn ze te beschermen hulpbronnen. Anderzijds maken ze deel uit van natuurlijke ecosystemen met circulariteit als één van de wezenlijke kenmerken en spelen ze hier een noodzakelijke rol om hernieuwbare hulpbronnen te garanderen (net zoals water en lucht die samen de ruimte vormen).

In het vorige nummer van V-focus is besproken wat het optimale landgebruik voor bodemkwaliteit is op melkveebedrijven met gras en mais, namelijk: 60% blijvend grasland met een lage frequentie van graslandvernieuwing en 20% grasklaver (rode en witte klaver) in rotatie met 20% bouwland. In het hetzelfde nummerwerd uitgerekend dat dit een gemiddeld melkveebedrijf 7.000 euro per jaar oplevert. In het Project Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers (VKA) is gekeken wat dit betekent voor de emissie van broeikasgassen. In de kennisgroep Melk&Klimaat van VKA werken melkveehouders, samen met FrieslandCampina, aan het verminderen van de ‘carbonfootprint’ van melk

Support for indigenous peoples has been increasing over the last few decades. This can be seen internationally, as well as in several domestic contexts. The support for indigenous people has been linked to the increasingly prominent impetus to conserve the Earth’s biodiversity and environment. Indigenous people are being recognized for their role in protecting the places in which they live in and that they value in cultural or spiritual terms. This recognition has partly fuelled the support for indigenous lifestyles and the related management of resources. These traditional lifestyles are also presented by activists from within these communities, as a critique of mainstream development. This is echoed by the many activists and activist organizations involved in supporting indigenous people’s causes across the world. A cause that indigenous people have often rallied around is the resistance towards mining on indigenous land. This is a cause that has attracted a significant amount of support, particularly when the land in question had spiritual or cultural value for an indigenous community. Accordingly, there have been several success stories of resistance towards mining on land that indigenous people believed was sacred, in several different continents. This thesis focuses on such narratives in the Indian context. It examines how, why and to what effect, local and international activists got involved in supporting a movement to protect the Niyamgiri Mountain in east-central India from bauxite extraction by Vedanta Resources, a multi-national mining company. The Niyamgiri Mountain was believed to be sacred by the Dongaria Kondh community which lived there and which is generally understood (though not officially recognized) as an indigenous community. The movement, which this thesis refers to as the Niyamgiri Movement, was finally successful – since the mining project was banned by the Indian government. In addition to a focus on this movement, the thesis also compares

Amphibian decline and reduced population connectivity in Pas de Calais, France, in the period 1974-2011 We surveyed the amphibians of the coastal section of the French ‘département’ Pas de Calais in 1974 and in 2011. Aims of the study were to associate the presence of species in breeding ponds with the characteristics of the surrounding terrestrial environment and to document changes in the presence / absence of species over time. We also developed a model describing the degree of connectivity among breeding ponds. In 1974 we observed 13 species. The same species were found in 2011 with exception of the Moor frog. The number of ponds with amphibians declined. Much of the decline could be linked to the conversion of land use from pasture to arable land. Pond occupancy did not change much for most species with exception of the Northern crested newt. Moreover, a strong decline was observed for the Midwife toad, more severe than could be explained by pond disappearances. Ponds in the coastal dunes largely remained intact and currently present the most species-rich amphibian breeding localities of the region. Elsewhere amphibian populations became increasingly isolated through increasing inter-pond distances and the decreased permeability of the intervening terrestrial habitats to amphibian dispersal. Twenty- two newly created ponds improved the ecosystem for amphibians and also yielded information on dispersal and colonization. Amfibieënpopulaties staan wereldwijd onder druk door het verdwijnen of verslechteren van leefgebied, door invasieve soorten, klimaatverandering en ziekten. De grootste bedreiging voor amfibieën in Europa lijkt echter verandering in landgebruik te zijn en de daarmee samengaande verdwijning van voortplantingswateren. Wij beschrijven de resultaten van meerdere inventarisaties in Pas de Calais, Frankrijk, uitgevoerd over een tijdsspanne van 38 jaar. Doelstellingen waren te achterhalen 1) hoe de verspreiding van soorten zich verhoudt tot het omringend

Adaptief deltamanagement is een door het Deltaprogramma gelanceerd begrip om ‘op transparante wijze om te gaan met onzekerheden’. De Deltascenario’s, die hier gepresenteerd worden, zijn nadrukkelijk geen voorspellingen of streefbeelden, maar zogenaamde contextscenario’s. Ze laten zien hoe klimatologische en sociaaleconomische context voor het waterbeheer kan veranderen tot 2050 en 2100.

Presentatie bij de demonstratie van de oogst van het energiebos is Wesepe op 6 maart 2017.

Nergens ter wereld gaat investeren in landbouw samen met investeren in bosbescherming. Met het gloednieuwe AndGreen.Fund kunnen dorpen straks een eigen palmolieplantage beginnen, onder voorwaarde dat ze het grootste deel van hun tropisch bos onaangetast laten. Ze werken hierin samen met professionele palmoliebedrijven, die ook de ontbossing willen stoppen. Het Initiatief Duurzame Handel (IDH) werkte jaren aan de ontwikkeling van deze vorm van innovatief financieren. Liberia krijgt de wereldprimeur.

In het vorige nummer van V-focus is besproken wat het optimale landgebruik voor bodemkwaliteit is op melkveebedrijven met gras en mais, namelijk: 60% blijvend grasland met een lage frequentie van graslandvernieuwing en 20% grasklaver (rode en witte klaver) in rotatie met 20% bouwland. In het hetzelfde nummerwerd uitgerekend dat dit een gemiddeld melkveebedrijf 7.000 euro per jaar oplevert. In het Project Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers (VKA) is gekeken wat dit betekent voor de emissie van broeikasgassen. In de kennisgroep Melk&Klimaat van VKA werken melkveehouders, samen met FrieslandCampina, aan het verminderen van de ‘carbonfootprint’ van melk

A comprehensive sustainability assessment shows that first generation bioethanol is as advantageous as second generation bioethanol for a feasible climate strategy. The results clearly indicate that the systematic discrimination against first generation biofuels of the current Commission proposal is in no way founded on scientific evidence. It would be counterproductive to further lower the share of first generation fuels in the EU’s energy mix.

Vat krijgen op veenmineralisatie en remmen van bodemdaling zijn steeds dringender nodig vanuit het perspectief van onderhoud van infrastructuur, verandering van klimaat en verlies van biodiversiteit. De complexiteit van het vraagstuk eist een integrale aanpak. Vertrekpunt is het huidige verdienmodel in veenweidegebied, de melkveehouderij.

In Vlaanderen en Nederland is elke lap grond kostbaar. Een hoge productiviteit en ecologisch intensiveren zijn een must. Met ‘agrofore stry’ zijn er efficiëntiewinsten te halen, zowel op de korte als op de lange termijn.

The new Paris Agreement, approved by 195 countries under the auspice of the United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), calls for limiting global warming to “well below" 2°Celsius. An important part of the climate agreement relates to reducing emissions from deforestation and forest degradation, and enhancing carbon stocks (REDD+) in non-Annex I (mostly developing) countries. Over the last decades the growing demand for food, fibre and fuel has accelerated the pace of forest loss. In consequence, tropical deforestation and forest degradation are responsible for a large portion of global carbon emissions to the atmosphere, and destroy an important global carbon sink that is critical in future climate change mitigation. Within the REDD+ framework, participating countries are given incentives to develop national strategies and implementation plans that reduce emissions and enhance sinks from forests and to invest in low carbon development pathways. For REDD+ activities to be effective, accurate and robust methodologies to estimate emissions from deforestation and forest degradation are crucial. Remote sensing is an essential REDD+ observation tool, and in combination with ground measurements it provides an objective, practical and cost-effective solution for developing and maintaining REDD+ monitoring systems. The remote sensing monitoring objective for REDD+ is not only to map deforestation but also to support policy formulation and implementation. Identifying and addressing drivers and activities causing forest carbon change is crucial in this respect. Despite the importance of identifying and addressing drivers, quantitative information on these drivers, and the related carbon emissions, is scarce at the national level. The main objective of this thesis is to explore the role of remote sensing for monitoring tropical forests for REDD+ in general, and for assessing land use and related carbon emissions linked to drivers of tropical deforestation i

Dit proefschrift bestudeert de effecten van landgebruiksveranderingen uit het verleden en in de toekomst op neerslag in Nederland door middel van analyses van gemeten regendata en het gebruik van een weermodel.

The socio-economic future of agriculture in the Dutch province of Zuid-Holland is partly linked to the perspectives of the agrocluster, the combination of agricultural and horticultural firms, fishery, food and luxury industry and the firms that supply these sectors. The importance of this cluster for Zuid- Holland is described, with a focus on the primary sectors, and especially on the agricultural firms. The current situation of these firms is presented, including the developments in the recent decade and the perspectives for the next decade. Attention is also paid to the (economic) perspectives of short supply chains and innovation for agriculture in Zuid-Holland., De sociaaleconomische positie van de grondgebonden landbouw in de provincie Zuid-Holland hangt deels samen met de perspectieven van het agrocluster, zijnde het totaal van land- en tuinbouwbedrijven, visserij, voedings- en genotmiddelenindustrie en de aan deze sectoren toeleverende bedrijven. Het belang van het grondgebonden landbouwcluster voor Zuid-Holland is in kaart gebracht, met een accent op de primaire sectoren en vooral de land- en tuinbouwbedrijven. De huidige situatie van deze bedrijven is in beeld gebracht, evenals de ontwikkelingen in de afgelopen tien jaar en de perspectieven voor de komende tien jaar. Daarnaast is specifiek gekeken naar de (economische) perspectieven van korte ketens en innovatie voor de grondgebonden landbouw in Zuid- Holland.