Search

Dit achtergrondrapport bij de studie ‘Trajectverkenning klimaatneutraal 2050’ raamt de mogelijke beschikbaarheid van groene waterstof in de periode tot 2050. Groene waterstof – ook CO2-vrije waterstof genoemd – wordt geproduceerd door water te splitsen met hernieuwbare elektriciteit. In het rapport is zowel gekeken naar productie in Nederland met elektriciteit van (voornamelijk) wind op zee, als import uit landen met veel ruimte en goede wind- en zonomstandigheden voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit.

Language users distinguish between different types of causal relations, such as those that can be directly observed from the physical world (referred to as objective causality, e.g., “My daughter had a fight with her best friend, so she cried”), and those that are constructed by people in the mental world (referred to as subjective causality, e.g., “My daughter cried, so maybe she had a fight with her best friend”). Previous research has shown that coherence markers, such as specialized causal connectives (e.g., want ‘because’ and omdat ‘because’ in Dutch), can help people determine the type of causality the speaker intends to express. This dissertation focuses on the role of prosody—variation in pitch, loudness, or timing—in communicating these two different types of causality. The dissertation first investigates the use of prosody in expressing subjective and objective causality using a dialogue task. The results show that there is a trade-off between the use of prosody and the use of specialized causal connectives in expressing those two types of causality. This dissertation then examines the effect of prosodic information on the construction of subjective and objective causality. The results obtained from a discourse completion task indicate that the prosodic features of the English connective so affect listeners’ expectations of causal relations in upcoming discourse. These results provide new insights into how different types of causality are communicated in spoken discourse by showing that not only the lexical information (connectives), but also the prosodic information plays a crucial role.

In deze aflevering van de bodempodcast hebben we het over de rol van bodemleven in de bodem en productie. Samen met Pieter Struyk van het Louis Bolk instituut zijn we te gast bij Sierd Deinum, een biodynamisch melkveehouder in Sondel te Friesland. Het bodemleven kent een grote diversiteit aan soorten die allemaal een rol hebben. In deze aflevering behandelen we veel van deze soorten en leer je hoe je het bodemleven kan stimuleren in jouw eigen bodem. Ook gaan we het veld in om kuilen te graven en de aanwezigheid van het bodemleven te bepalen.

De Routekaart Waterstof beschrijft hoe een brede groep stakeholders de komende jaren vooruitgang wil boeken om de Nederlandse waterstofambities en klimaatdoelen te behalen. Het gaat om zowel publieke als private partijen die zich hebben verbonden aan het Nationaal Waterstof Programma (NWP). De Routekaart hanteert een holistische benadering voor de ontwikkeling van de Nederlandse waterstofmarkt, door aanbod, transport, distributie, opslag, toepassing en randvoorwaarden met elkaar te verbinden. De Routekaart beschrijft de doelen voor de komende jaren en welke acties nodig zijn om deze doelen te behalen. Naast concrete doelen en acties tot 2030 schetst de Routekaart vooruitblikken voor de periode na 2030, met een duidelijke richting op de lange termijn.

Duik met De Lichtkogel in de geschiedenis van zeewier, ontdek de voedingswaarde en gezondheidsvoordelen en leer meer over de teelt en de vele toekomstige mogelijkheden.

“Holle rietjes”, zo omschreef Leon Joore van het Natuurvezel Applicatie Centrum (NAC) natuurvezels tijdens National Fibertastic 2020, op 22 september in Bergen op Zoom. Die holle rietjes stonden centraal tijdens het evenement, dat voor de vierde keer werd georganiseerd. Ditmaal in een coronaproof ‘light’ versie met 65 deelnemers, op anderhalve meter afstand van elkaar.

The biorefinery is a recognized approach for transforming renewable raw materials into biobased process streams, and ultimately chemicals and fuels. Developing broad based technologies capable of producing families of high value chemicals will provide a significant opportunity for the biorefinery. One of these products is 1,5-Pentanediol. It has a wide range of applications and can be used as intermediate applications or as an initial product for chemical syntheses, Inks and coatings, Plasticizers and Solvent, or Industrial chemicals. It can be used as an ingredient for the production of polymeric thickeners, plasticizers for polyvinyl chloride, sizing agents, surfactants, for starches and chemically modified starch for application in the paper, textile and food industry, for personal hygiene products like shampoo, creams, and for paints. Therefore, finding new ways to synthesize 1,5-Pentanediol from biorefinery products is very important to the industry. To identify new way of connecting the synthesis of 1,5-penatendiol with biorefinery products, this project will focus on identifying production paths of 1,5-Pentanediol. From this list, processes that fit the biorefinery cycle can be identified and matched.

In light of the global development of industrial hemp (hereinafter “hemp”) markets and its raw material Cannabis sativa L., the international industrial hemp sector (hereinafter “hemp sector”), as represented by the undersigned organizations, would like to reiterate its position on this topic and stress the need for clarification and a transparent debate on international law and regulations related to hemp. The current market barriers and challenges for a flourishing hemp sector originate in one particular interpretation of the international law to which regulations on food and cosmetics make reference.

Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Ouwehand (PvdD) over de situatie voor dieren in de veehouderij als gevolg van de coronacrisis, ingezonden op 10 april jl. met kenmerk 2020Z06547

RIVM rapport:The Dutch National Institute for Public Health and the Environment (hereafter: RIVM) recently investigated how the bio-based economy, more specifically the bio-based chemistry sector, relates to the EU REACH Regulation on chemicals. From this investigation, RIVM learnt that REACH may actually be an opportunity rather than the administrative hurdle that it is often perceived to be. To conduct their analysis, RIVM provided an overview of the daily practice issues encountered by bio-based companies with respect to their roles and obligations under REACH. The analysis was performed on the bio-based economy-related queries received by the Dutch REACH helpdesk between 2013 and 2015. The issues were grouped and discussed under the REACH process categories that they pertain to, namely: registration, authorisation and restriction. The majority of questions submitted focussed on registration and exemption opportunities. It is well known that smaller companies, in particular, perceive REACH as a hurdle and often do not have enough knowledge about the consequences that this legislation can have on their own business situation. For aspects like the scope and applicability of REACH exemptions, what is most important is that better clarifications are provided which give companies insight into their duties and show what possibilities there are for them to use exemption clauses. The more complex issues, such as those concerning substance identity and resource recovery from waste, require attention from policy makers. Details about the borderlines between waste, which is covered by specific legislation, and the substances and products which fall under the remit of REACH, need to be more clearly elaborated. From a legal and safety perspective it is useful, and understandable, that 'a chemical is a chemical' under the REACH regulation, irrespective of the source feedstock. However, from a practical point of view, it is noted that some registration exemptions may be specifically applica, Het RIVM is nagegaan hoe de zogeheten bio-based economie, of specifieker de bio-based chemische sector, zich verhoudt tot de Europese chemische stoffenwetgeving REACH. Daaruit blijkt dat, meer dan tot nu toe vaak gedacht, REACH een kans kan zijn in plaats van een administratief obstakel. Er is een overzicht gemaakt van de vragen waar bio-based bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen als zij hun rollen en verplichtingen voor REACH waar willen maken. De analyse is gedaan op basis van vragen over bio-based economie die tussen 2013 en 2015 zijn gesteld aan de Nederlandse REACH-helpdesk. De vragen worden besproken aan de hand van de processen die deze wetgeving voorschrijft: registratie, autorisatie en restrictie. Het overgrote deel van de vragen gaat over registratie en de mogelijkheden om hiervan uitgezonderd te zijn. Er is een overzicht gemaakt van de vragen waar bio-based bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen als zij hun rollen en verplichtingen voor REACH waar willen maken. De analyse is gedaan op basis van vragen over bio-based economie die tussen 2013 en 2015 zijn gesteld aan de Nederlandse REACH-helpdesk. De vragen worden besproken aan de hand van de processen die deze wetgeving voorschrijft: registratie, autorisatie en restrictie. Het overgrote deel van de vragen gaat over registratie en de mogelijkheden om hiervan uitgezonderd te zijn. Vanuit wettelijk perspectief en vanuit het oogpunt van chemische veiligheid is het nuttig en begrijpelijk dat onder REACH een chemische stof wordt beoordeeld ongeacht zijn herkomst. Er bestaan evenwel specifieke registratie-uitzonderingen die van toepassing kunnen zijn op bio-based producenten. Dat betekent dat onder bepaalde voorwaarden de REACH-registratieplicht voor een deel van de bio-based producenten minder belastend zal zijn. Verder biedt REACH kansen voor producenten om veilige bio-based alternatieven aan te reiken voor zeer zorgwekkende stoffen.

The Dutch National Institute for Public Health and the Environment (hereafter: RIVM) recently investigated how the bio-based economy, more specifically the bio-based chemistry sector, relates to the EU REACH Regulation on chemicals. From this investigation, RIVM learnt that REACH may actually be an opportunity rather than the administrative hurdle that it is often perceived to be. To conduct their analysis, RIVM provided an overview of the daily practice issues encountered by bio-based companies with respect to their roles and obligations under REACH. The analysis was performed on the bio-based economy-related queries received by the Dutch REACH helpdesk between 2013 and 2015. The issues were grouped and discussed under the REACH process categories that they pertain to, namely: registration, authorisation and restriction. The majority of questions submitted focussed on registration and exemption opportunities. It is well known that smaller companies, in particular, perceive REACH as a hurdle and often do not have enough knowledge about the consequences that this legislation can have on their own business situation. For aspects like the scope and applicability of REACH exemptions, what is most important is that better clarifications are provided which give companies insight into their duties and show what possibilities there are for them to use exemption clauses. The more complex issues, such as those concerning substance identity and resource recovery from waste, require attention from policy makers. Details about the borderlines between waste, which is covered by specific legislation, and the substances and products which fall under the remit of REACH, need to be more clearly elaborated. From a legal and safety perspective it is useful, and understandable, that 'a chemical is a chemical' under the REACH regulation, irrespective of the source feedstock. However, from a practical point of view, it is noted that some registration exemptions may be specifically applica, Het RIVM is nagegaan hoe de zogeheten bio-based economie, of specifieker de bio-based chemische sector, zich verhoudt tot de Europese chemische stoffenwetgeving REACH. Daaruit blijkt dat, meer dan tot nu toe vaak gedacht, REACH een kans kan zijn in plaats van een administratief obstakel. Er is een overzicht gemaakt van de vragen waar bio-based bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen als zij hun rollen en verplichtingen voor REACH waar willen maken. De analyse is gedaan op basis van vragen over bio-based economie die tussen 2013 en 2015 zijn gesteld aan de Nederlandse REACH-helpdesk. De vragen worden besproken aan de hand van de processen die deze wetgeving voorschrijft: registratie, autorisatie en restrictie. Het overgrote deel van de vragen gaat over registratie en de mogelijkheden om hiervan uitgezonderd te zijn. Er is een overzicht gemaakt van de vragen waar bio-based bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen als zij hun rollen en verplichtingen voor REACH waar willen maken. De analyse is gedaan op basis van vragen over bio-based economie die tussen 2013 en 2015 zijn gesteld aan de Nederlandse REACH-helpdesk. De vragen worden besproken aan de hand van de processen die deze wetgeving voorschrijft: registratie, autorisatie en restrictie. Het overgrote deel van de vragen gaat over registratie en de mogelijkheden om hiervan uitgezonderd te zijn. Vanuit wettelijk perspectief en vanuit het oogpunt van chemische veiligheid is het nuttig en begrijpelijk dat onder REACH een chemische stof wordt beoordeeld ongeacht zijn herkomst. Er bestaan evenwel specifieke registratie-uitzonderingen die van toepassing kunnen zijn op bio-based producenten. Dat betekent dat onder bepaalde voorwaarden de REACH-registratieplicht voor een deel van de bio-based producenten minder belastend zal zijn. Verder biedt REACH kansen voor producenten om veilige bio-based alternatieven aan te reiken voor zeer zorgwekkende stoffen.

RIVM rapport:The Dutch National Institute for Public Health and the Environment (hereafter: RIVM) recently investigated how the bio-based economy, more specifically the bio-based chemistry sector, relates to the EU REACH Regulation on chemicals. From this investigation, RIVM learnt that REACH may actually be an opportunity rather than the administrative hurdle that it is often perceived to be. To conduct their analysis, RIVM provided an overview of the daily practice issues encountered by bio-based companies with respect to their roles and obligations under REACH. The analysis was performed on the bio-based economy-related queries received by the Dutch REACH helpdesk between 2013 and 2015. The issues were grouped and discussed under the REACH process categories that they pertain to, namely: registration, authorisation and restriction. The majority of questions submitted focussed on registration and exemption opportunities. It is well known that smaller companies, in particular, perceive REACH as a hurdle and often do not have enough knowledge about the consequences that this legislation can have on their own business situation. For aspects like the scope and applicability of REACH exemptions, what is most important is that better clarifications are provided which give companies insight into their duties and show what possibilities there are for them to use exemption clauses. The more complex issues, such as those concerning substance identity and resource recovery from waste, require attention from policy makers. Details about the borderlines between waste, which is covered by specific legislation, and the substances and products which fall under the remit of REACH, need to be more clearly elaborated. From a legal and safety perspective it is useful, and understandable, that 'a chemical is a chemical' under the REACH regulation, irrespective of the source feedstock. However, from a practical point of view, it is noted that some registration exemptions may be specifically applica, Het RIVM is nagegaan hoe de zogeheten bio-based economie, of specifieker de bio-based chemische sector, zich verhoudt tot de Europese chemische stoffenwetgeving REACH. Daaruit blijkt dat, meer dan tot nu toe vaak gedacht, REACH een kans kan zijn in plaats van een administratief obstakel. Er is een overzicht gemaakt van de vragen waar bio-based bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen als zij hun rollen en verplichtingen voor REACH waar willen maken. De analyse is gedaan op basis van vragen over bio-based economie die tussen 2013 en 2015 zijn gesteld aan de Nederlandse REACH-helpdesk. De vragen worden besproken aan de hand van de processen die deze wetgeving voorschrijft: registratie, autorisatie en restrictie. Het overgrote deel van de vragen gaat over registratie en de mogelijkheden om hiervan uitgezonderd te zijn. Er is een overzicht gemaakt van de vragen waar bio-based bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen als zij hun rollen en verplichtingen voor REACH waar willen maken. De analyse is gedaan op basis van vragen over bio-based economie die tussen 2013 en 2015 zijn gesteld aan de Nederlandse REACH-helpdesk. De vragen worden besproken aan de hand van de processen die deze wetgeving voorschrijft: registratie, autorisatie en restrictie. Het overgrote deel van de vragen gaat over registratie en de mogelijkheden om hiervan uitgezonderd te zijn. Vanuit wettelijk perspectief en vanuit het oogpunt van chemische veiligheid is het nuttig en begrijpelijk dat onder REACH een chemische stof wordt beoordeeld ongeacht zijn herkomst. Er bestaan evenwel specifieke registratie-uitzonderingen die van toepassing kunnen zijn op bio-based producenten. Dat betekent dat onder bepaalde voorwaarden de REACH-registratieplicht voor een deel van de bio-based producenten minder belastend zal zijn. Verder biedt REACH kansen voor producenten om veilige bio-based alternatieven aan te reiken voor zeer zorgwekkende stoffen.

RIVM rapport:The Dutch National Institute for Public Health and the Environment (hereafter: RIVM) recently investigated how the bio-based economy, more specifically the bio-based chemistry sector, relates to the EU REACH Regulation on chemicals. From this investigation, RIVM learnt that REACH may actually be an opportunity rather than the administrative hurdle that it is often perceived to be. To conduct their analysis, RIVM provided an overview of the daily practice issues encountered by bio-based companies with respect to their roles and obligations under REACH. The analysis was performed on the bio-based economy-related queries received by the Dutch REACH helpdesk between 2013 and 2015. The issues were grouped and discussed under the REACH process categories that they pertain to, namely: registration, authorisation and restriction. The majority of questions submitted focussed on registration and exemption opportunities. It is well known that smaller companies, in particular, perceive REACH as a hurdle and often do not have enough knowledge about the consequences that this legislation can have on their own business situation. For aspects like the scope and applicability of REACH exemptions, what is most important is that better clarifications are provided which give companies insight into their duties and show what possibilities there are for them to use exemption clauses. The more complex issues, such as those concerning substance identity and resource recovery from waste, require attention from policy makers. Details about the borderlines between waste, which is covered by specific legislation, and the substances and products which fall under the remit of REACH, need to be more clearly elaborated. From a legal and safety perspective it is useful, and understandable, that 'a chemical is a chemical' under the REACH regulation, irrespective of the source feedstock. However, from a practical point of view, it is noted that some registration exemptions may be specifically applica, Het RIVM is nagegaan hoe de zogeheten bio-based economie, of specifieker de bio-based chemische sector, zich verhoudt tot de Europese chemische stoffenwetgeving REACH. Daaruit blijkt dat, meer dan tot nu toe vaak gedacht, REACH een kans kan zijn in plaats van een administratief obstakel. Er is een overzicht gemaakt van de vragen waar bio-based bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen als zij hun rollen en verplichtingen voor REACH waar willen maken. De analyse is gedaan op basis van vragen over bio-based economie die tussen 2013 en 2015 zijn gesteld aan de Nederlandse REACH-helpdesk. De vragen worden besproken aan de hand van de processen die deze wetgeving voorschrijft: registratie, autorisatie en restrictie. Het overgrote deel van de vragen gaat over registratie en de mogelijkheden om hiervan uitgezonderd te zijn. Er is een overzicht gemaakt van de vragen waar bio-based bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen als zij hun rollen en verplichtingen voor REACH waar willen maken. De analyse is gedaan op basis van vragen over bio-based economie die tussen 2013 en 2015 zijn gesteld aan de Nederlandse REACH-helpdesk. De vragen worden besproken aan de hand van de processen die deze wetgeving voorschrijft: registratie, autorisatie en restrictie. Het overgrote deel van de vragen gaat over registratie en de mogelijkheden om hiervan uitgezonderd te zijn. Vanuit wettelijk perspectief en vanuit het oogpunt van chemische veiligheid is het nuttig en begrijpelijk dat onder REACH een chemische stof wordt beoordeeld ongeacht zijn herkomst. Er bestaan evenwel specifieke registratie-uitzonderingen die van toepassing kunnen zijn op bio-based producenten. Dat betekent dat onder bepaalde voorwaarden de REACH-registratieplicht voor een deel van de bio-based producenten minder belastend zal zijn. Verder biedt REACH kansen voor producenten om veilige bio-based alternatieven aan te reiken voor zeer zorgwekkende stoffen.

In the Netherlands, a lot of protein rich soy is imported from South-America. This soy is mostly used for animal feed. Unfortunately, this process is not environmentally friendly, since a lot of energy is needed to transport all this soy. As a result, some companies started to cultivate protein rich duckweed as a replacement for soy. One of these companies is ECOFERM; who build a greenhouse on top of a rosé stable to grow duckweed. However, in 2016 the cultivation of duckweed stopped, since it was not economic profitable. The main reasons were firstly that the costs were too high and secondly that the duckweed did not reach the production output as expected. In previous research, a photosynthetic model was developed to predict the production at ECOFERM. Although the output of duckweed in certain months could be estimated accurately, the model did not explain the discrepancy between the yield found in literature and the low amount of duckweed harvested at ECOFERM. New companies started this summer to cultivate duckweed and the sustainable potential is promising. It is favourable to improve this model and be able to estimate the production with given inputs and determine if cultivating duckweed has economic possibilities.

‘Merkeigenaren stellen vaak deadlines die vrijwel onhaalbaar zijn. Wat biokunststoffen betreft hebben sommige bedrijven aangegeven dat in 2020 een aanzienlijke deel van hun verpakkingsmaterialen gebaseerd zal zijn op hernieuwbare grondstoffen. Het gaat wel wat langer zal duren voordat biopolymeren in industriële hoeveelheden beschikbaar komen.'

Ökobilanzen haben sich als Instrument zur Abschätzung der ökologischen Nachhaltigkeit in der Land- und Lebensmittelwirtschaft etabliert. Sie dienen der Weiterentwicklung der Produktion, als Grundlage für politische Entscheide und zur Information der Konsumierenden. Ökobilanzen werden auch für den Vergleich landwirtschaftlicher Produktionssysteme beigezogen. Entgegen den Erwartungen weisen Lebensmittel aus extensiven Produktionssystemen wie dem Biolandbau in produktbezogenen Vergleichen aufgrund der geringeren Erträge häufig eine geringere Ökoeffizienz auf als Lebensmittel aus intensiveren Produktionssystemen. Allerdings lässt sich aus der Ökoeffizienz alleine nicht schliessen, ob ein landwirtschaftliches Produkt umweltfreundlich produziert wurde. Für eine umfassende Umweltburteilung landwirtschaftlicher Produkte müssten standortspezifische Produktionsfaktoren stärker in die Ökobilanz integriert werden. Dies erfordert eine Ausweitung der Betrachtungsperspektive.

'Ik zie de toekomst van de VDL Groep meer als een speler die de keten beheerst. Het oude paradigma van de lineaire economie, lees alleen een productleverancier, zal steeds meer wijken voor circulaire businessmodellen. Daar zijn we al jaren mee bezig overigens. Het zit alleen niet in onze aard om ons daarmee nadrukkelijk te profileren.'

Roadmap van TNO.

Door mondialisering zijn afzetmarkten vergroot en zijn bedrijven productielocaties gaan zoeken met de laagste kosten. Aan het einde van de vorige eeuw werd offshoring, het verplaatsen van productie naar een ander land, vooral vanwege de lagere loonkosten, populair. Tegenwoordig is ook een omgekeerde trend, reshoring, zichtbaar, waarbij de productie weer wordt teruggehaald.

Door mondialisering zijn afzetmarkten vergroot en zijn bedrijven productielocaties gaan zoeken met de laagste kosten. Aan het einde van de vorige eeuw werd offshoring, het verplaatsen van productie naar een ander land, vooral vanwege de lagere loonkosten, populair. Tegenwoordig is ook een omgekeerde trend, reshoring, zichtbaar, waarbij de productie weer wordt teruggehaald.

Interest in sustainable development together with limited amounts of fossil resources have increased the demand for production of chemicals and fuels from renewable resources. The market potential for bio-based products is growing and a transition from petrochemicals to biomass-based chemicals is ongoing. Itaconic acid is a C5-dicarboxylic acid which can be produced by microbial conversion processes. It can be easily polymerized and is an appealing building block for the chemical industry with many potential applications. However, biobased chemicals have to compete with their petrochemical counterparts, and yield and productivity of the microbial processes are therefore of the utmost importance. Traditionally itaconic acid is produced using the ascomycete Aspergillus terreus. This process is not competitive with petrochemical processes due to high production costs caused by low yields, and difficult and expensive product recovery. Maximizing product yield is important to lower production costs. This thesis looked at ways to reach theoretical maximum yield in a recombinant production host, Escherichia coli. Chapter 2 describes the construction of an itaconate biosynthesis pathway in E. coli. The key enzyme of microbial itaconate production is cis-Aconitate decarboxylase (CadA) that converts the citric acid cycle intermediate cis-aconitate into itaconate. We focused on optimizing heterologous expression of cadA from Aspergillus terreus in E. coli. Initially this resulted in low CadA activities and production of trace amounts of itaconate. CadA was primarily present as inclusion bodies, explaining the low activity. The activity was significantly improved by using lower cultivation temperatures and mineral medium and this resulted in enhanced itaconate titres. The itaconate titre was further increased in aerobic bioreactor cultures by introducing citrate synthase and aconitase from Corynebacterium glutamicum and by deleting genes encoding phosphate acetyltransferase and

In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Topsector Agri & Food heeft LEIWageningen UR de state-of-the-art in kaart gebracht op het gebied van de duurzaamheidsprestatiesvoor vier belangrijke grondstoffen van de aardappel-, suiker-, varkensvlees- en zuivelketen. De viergrondstoffen zijn: land, water, energie en fosfaat. De focus in dit rapport ligt op de kansen enuitdagingen die er zijn op het gebied van efficiënter grondstofgebruik.

In chapter 1 we introduce microalgae, photosynthetic microorganisms with potential to replace commodities (such as food, feed, chemicals and fuels). Production costs are still high, reason why microalgae are still only economically feasible for niche markets. We suggest to borrow the concept of plant domestication to select industrial microalgae cells. Two approaches can be successfully used to domesticate microalgae: adaptive laboratory evolution (ALE) and fluorescence assisted cell sorting (FACS). ALE takes advantage of the natural adaptability of microorganisms to different environments, while FACS actually select cells with specific phenotypes. This thesis aimed to select cells of Chlorococcum littorale with improved phenotypes, assuming that these cells could establish new populations with increased industrial performance. In Chapter 2 we wanted to know what happened during time to biomass and lipid productivities of Chlorococcum littorale repeatedly subjected to N-starvation. We tested 2 different cycles of N-starvation, short (6 days) and long (12 days). Short cycles didn’t affect lipid productivity, highlighting the potential of C. littorale to be produced in semi-continuous cultivation. Repeated cycles of N-starvation could have caused adaptations of the strain. Hence, we also discussed the implications of using repeated N-starvation for adaptive laboratory evolution (ALE) experiments. Chapter 3 introduces a method to detect and to select microalgae cells with increased lipid content. The method requires only the fluorescence dye Bodipy505/515 dissolved in ethanol, and the method was designed to maintain cellular viability so the cells could be used to produce new inoculum. In chapter 4 we evaluated a question that emerged while deciding which criteria to use to sort lipid-rich cells: does cellular size affects lipid productivity of C. littorale? We hypothesized that cells with different diameters have different division rates, which could affect lipid prod

Henk Welling (53) is bedrijfsleider bij graszodekweekbedrijf Queens Grass in Drouwen. De graszoden van het bedrijf gaan naar tuincentra, hoveniers, golfbanen en sportvelden van onder andere Europese topvoetbalclubs.

There have been various innovative initiatives by global and local actors in response to pressure on cocoa value-chain actors to free cocoa production from child labour (CL) and especially the worst forms of child labour (WFCL) and also to improve the livelihoods of farm families. Analyses of the implementation, implications and the appropriateness of these initiatives in driving change in the cocoa supply chain and improving the labour and income conditions in cocoa farms are limited, however. This study examines initiatives being led by the key actors in the value chain – the governmental initiative of a community-based child labour monitoring (CCLM) system (CCLMS), that led by business actors of third party voluntary cocoa certification (TPVCC), and farmers’ own way of diversifying income – in order to understand current developments in the cocoa value-chain and analyse the dynamics between the local and global actors and the effect of these dynamics for the reorganisation of the cocoa production system in Ghana. This thesis employs an interdisciplinary perspective and combines innovation theory with livelihood, social perspectives and other social science tools to empirically investigate the initiatives as they operate at micro-, meso- and macro-levels so as to ascertain their implications for farmers’ livelihoods and children’s social situations. It also reflects scholarly interest in understanding how global-level development interacts with and affects local-level development, and how globalisation shapes and mediates local influences within the cocoa production system. Firstly, the CCLMS study (Chapter 3) reveals three kinds of benefits to children: an expanded social network, a reduction in their participation in hazardous work and an improvement in school attendance. The findings show that absenteeism on the part of the pupils in a community with a CCLM intervention is approximately half that of two communities without intervention. In addition, it

Natapol Thongplew Thesis title: Greening production and consumption: The case of the appliance and dairy industries in Thailand This research looked into the greening of the appliance and dairy industries in globalizing Thailand from a product chain perspective. It studied roles and strategies of appliance and dairy companies in greening consumption with an explicit involvement of consumers. This research finds that appliance and dairy have increasingly attempted to engage Thai consumers in buying and using more sustainable products. To do so, companies employ different consumer-oriented strategies, including providing environmental information; however, they do not yet have a full-fledged consumer-oriented strategy to activate and engage (silent green) consumers. The study summarizes that appliance and dairy companies in Thailand can advance their consumer-oriented strategies for better engaging Thai consumers (with green products and green markets) by acknowledging the role of consumers as citizens, recognizing emerging sustainable practices and lifestyles of citizens, and organizing consumer groups.

Keywords: Strategy evaluation, global networks, supply chains, policy Delphi, conjoint analysis, economic development, competitiveness, beekeeping, interventions, uncertainty, upgrading. Competition for the end-customer nowadays takes place more among networks of firms than among individual firms. The analysis of competing firms, thus, has to go beyond the limits of each firm to incorporate the analysis of the entire chain(s) in which the firms participate. An approach is lacking to integrate the relations between strategy and structural issues, such as regulations, demand trends and concentration of clients/suppliers, and economic performance in terms of the contribution to local development. The general objective of this research was to make ex-post and ex-ante assessments of strategies for honey value chains in Brazil. The honey chain was chosen because of the importance of honey production and trade to Brazil, which was among the top ten world honey exporters in terms of volume. This thesis extended the Structure-Conduct-Performance (SCP) framework to value chains, identifying categories of structure, conduct and performance for value chain streams (segment of a value chain in a territory) and providing an integrated approach to explore possible interactions among those categories. The empirical applications of this research used this value chain SCP framework and focused on three honey value chain streams, located in the northeast of Brazil, all in top producing areas: two in Ceará State (Limoeiro do Norte and Santana do Cariri) and one in Piauí State (Picos). First, likely successful strategies of those value chain streams to their performance were identified for the 2007-2011 period, in a multi-case study. Then, the contributions of individual strategies of those streams to their performance were quantitatively assessed, also for the 2007-2011 period, using conjoint analysis. Finally, using adaptive conjoint analysis, promising strategies in terms of their co

Protected cultivation in Ghana is relatively small, though public and private interest is rapidly increasing. This report presents a quick scan of the sector, with a focus on business opportunities. From a value chain perspective, inadequate access to inputs, low production levels, poor storage facilities and low product quality are the main limitations. Key factors to improve the situation are: a) a country-wide seed supply system that makes available high quality cultivars, b) the availability of biological control agents, c) a greenhouse design that is suitable for the local, hot climate, d) a healthy growing medium, and e) well-trained management and staff. Business opportunities are: a) greenhouses adapted to the local climate, greenhouse equipment, solar energy, sensors and data loggers, and a local industry fabricating and maintaining goods, b) variety trials and hybrid varieties, and c) integrated pest management and biological control., De bedekte teelt in Ghana is relatief klein, als neemt de publieke en private belangstelling snel toe. Dit verslag geeft een quick scan van de sector waarbij het ingaat op de marktkansen. Vanuit het ketenperspectief zijn slechte toegang tot inputs, lage productieniveaus, slechte opslagmogelijkheden en lage product-kwaliteit de belangrijkste beperkingen. De belangrijkste factoren om de situatie te verbeteren zijn a) een landelijke zaadleverantiesysteem dat goede cultivars op de markt brengt, b) de beschikbaarheid van biologische bestrijdingsmiddelen, c) een kasontwerp dat geschikt is voor het plaatselijke hete klimaat, d) een gezond groeimedium, en e) goede training van management en staf. Marktkansen zijn: a) kassen die zijn aangepast aan het plaatselijke klimaat, kasuitrusting, zonne-energie, sensoren en dataloggers, en een plaatselijke industrie de materialen maakt en onderhoudt, b) rassenproeven en hybride variëteiten, en c) geïntegreerde en biologische gewasbescherming.

Vroeger was maïs telen vrij eenvoudig: (veel) mest uitrijden, ploegen met een vorenpakker, zaaien, onkruid bestrijden en oogsten. Anno 2015 is de maïsteelt een hele puzzel. Om dit jaar, maar ook in de toekomst een hoge Vem-opbrengst te kunnen realiseren, moeten de juiste keuzes worden gemaakt. In twee artikelen belichten we de juiste stappen voor een topopbrengst

Het verhogen van de productie per hectare door teeltoptimalisatie is al een paar jaar speerpunt bij Limagrain. Afgelopen jaar is in samenwerking met het NAJK voor het tweede jaar de MaïsChallenge gehouden. Ongeveer 26 jonge veehouders gingen daarbij de uitdaging aan om 2020 Vem meer van een hectare te halen.

Deze keer zoek ik voor de reportage de grenzen op. De familie Bax heeft een akkerbouwbedrijf in Luyksgestel, ten zuiden van Eindhoven, op anderhalve kilometer van de Belgische grens. In dit gebied, de Kempen, bestaat de grond uit hoge zandgrond. Aardappelen zijn het hoofdgewas, maar groenteteelt is ook belangrijk.

Als gevolg van de vergroeningsmaatregelen in het kader van het nieuwe GLB kijken heel wat melkveehouders uit naar een derde teelt. Kwaliteit, kostprijs, teeltzekerheid en een hoge opbrengst zijn belangrijke criteria bij deze gewaskeuze. Het is niet te verwonderen dat er opnieuw interesse is om voederbieten in te schakelen.

Een evenwichtige bemesting is zonder twijfel de basis voor een goede vruchtkwaliteit bij elk gewas. Hierbij moeten we zoeken naar het juiste evenwicht tussen groei en productie. Maar we mogen de bodem zelf niet uit het oog verliezen.

Vroeger was maïs telen vrij eenvoudig: (veel) mest uitrijden, ploegen met een vorenpakker, zaaien, onkruid bestrijden en oogsten. Anno 2015 is de maïsteelt een hele puzzel. Om dit jaar, maar ook in de toekomst een hoge Vem-opbrengst te kunnen realiseren, moeten de juiste keuzes worden gemaakt. In twee artikelen belichten we de juiste stappen voor een topopbrengst

De hardfruitteelt branche in Nederland kenmerkt zich door schommelingen in opbrengsten ingegeven door wisselende weers- en marktomstandigheden. Traditionele rassen kenmerken zich meer en meer als bulkproduct, waardoor een slechte oogst elders in de wereld kan zorgen voor een verbeterd rendement. Om onder deze afhankelijkheid uit te komen zijn er volop kansen voor telers van appels en peren om zichzelf te onderscheiden en daarmee marktkansen te verzilveren.

“Wellicht kan de procesindustrie in de nabije toekomst op een bliksemsnelle en veel goedkopere manier mierenzuur maken.” Dat zegt de van oorsprong Russische Evgeny Pidko, universitair docent en begeleider van zijn landgenoot fysisch chemicus Georgy Filonenko aan de Technische Universiteit Eindhoven. Laatstgenoemde promoveerde onlangs op het onderwerp: de productie van mierenzuur. Mierenzuur is een belangrijke potentiële energiebron voor de procesindustrie en is al een product dat wordt gefabriceerd. Pidko doet ook een oproep aan de procesindustrie om vervolgonderzoek te financieren.

Vlak voor de zomer startte Ter Laak Orchids uit Wateringen met telen in de gloednieuwe DaglichtKas. Ruim een half jaar later blikken we terug op het ontstaan van dit duurzame kasconcept en kijken we naar de resultaten tot nu toe. Duidelijk is in ieder geval dat de eerste ervaringen de verwachting overtreffen.

Cotton production in Benin, West Africa, is intertwined with colonialism, which contributed to the transformation of the crop’s production system from traditional to modern. Throughout the years, the importance of the crop for the stakeholders varied. The last decades have witnessed a growing interest in cotton of farmers, businessmen, and the State. From having a marginal status during the seventies and the first half of the eighties, cotton grew in importance during the nineties, both in terms of area covered and income generated, averaging 37 percent of the total cultivated area in the country. Thus, cotton has a critical cash function and plays a key role in Benin’s economic growth, accounting for an important share in the State’s revenues and farm households incomes. Indeed, the share of cotton exports represented 75 percent of the country’s total agricultural exports during the 2000s, and the crop provided up to 80 percent of rural households incomes in the North. Though cotton is grown throughout the country, its production was always concentrated in the North, where it is embedded in a farming system formerly dominated by food crops. Hence, cotton transformed subsistence farming into semi-subsistence farming. The central position of the crop in the country’s economy, which loomed large at the beginning of the 1990s, led to agricultural and economic policies being greatly influenced by the crop for decades. The Structural Adjustment Program of the early 1990s prescribed the liberalisation of the cotton sector, which had huge effects on the sector. This resulted in an increased importance of cotton farmer organisations that elapsed into the first ever hierarchical network in the country, and the crop being put at the forefront of agricultural development programs. Enduring benefits for farmers, farming communities, private actors, and the State were derived from that evolution. This gained cotton the status of ‘white gold’. The institutional dynamics that foll

Vlak voor de zomer startte Ter Laak Orchids uit Wateringen met telen in de gloednieuwe DaglichtKas. Ruim een half jaar later blikken we terug op het ontstaan van dit duurzame kasconcept en kijken we naar de resultaten tot nu toe. Duidelijk is in ieder geval dat de eerste ervaringen de verwachting overtreffen.

Alle telers ontvangen na levering van hun suikerbieten informatie over de geleverde hoeveelheid en kwaliteit. De gewichts- en kwaliteitsopgave kunnen signalen geven over wat goed is gegaan en wat beter had gekund. U kunt hiermee uw voordeel doen bij volgende bietenteelten.

AVBS vraagt sinds het voorjaar 2013 bij zijn leden naar de kwartaalevoluties op hun bedrijf. Na een zeer moeilijk 2013, zeker voor de bloemisterij, toonden de cijfers die de leden doorgaven een licht herstel naar eind vorig jaar en begin dit jaar. Dit herstel was echter minder dan verhoopt, gezien de duidelijk betere weersomstandigheden dit voorjaar.

De Bodemkundige Dienst van België (BDB) en de Proeftuin voor Aardbeien en Houtig kleinfruit van pcfruit (PAH) deden vorig jaar een verkennende proef naar stikstofbemesting en irrigatie op een verlate teelt van Elsanta-aardbeien.

Nog maar drie jaar bestaat de Kringloopwijzer. Op termijn moet het systeem ruimte geven om bij efficiënte boeren meer mest op eigen land te kunnen uitrijden. Frans Aarts, onderzoeker melkveehouderijsystemen Wageningen University & research, één van de grondleggers van de Kringloopwijzer, adviseert loonwerkers het voortouw te nemen om de prestaties op het veld te verbeteren. “Zij moeten de grond- en gewasspecialist van de veehouder worden.”

Weegplaten kunnen, maar zijn niet zo handig. Weeginstallaties op wagens kosten veel geld en je zit altijd met de noodzakelijke meting van gehalten. Dat zagen we bij de loonwerkers Boschloo en Volkerink Heino in de praktijk. Herman Krebbers, begeleider en initiatiefnemer van het praktijknetwerk opbrengstmeting van DLV Plant, geeft aan dat we naar een totale registratie en communicatie toe moeten.

Fendt is het aan zichzelf verplicht om steeds voorop te lopen. In deze filosofie zet AGCO vanaf volgend jaar de zwaarste traditionele tractor op de markt. Het is een tractor gemaakt voor zware veldwerkzaamhedenwerken op de grote bedrijven. Op wereldniveau zijn er jaarlijks slechts enkele duizenden stuks nodig, maar Fendt wil net met deze nieuwe 1000-serie vanaf 2015 zowel Amerika als Rusland bespelen

Hoe op een stressvrije manier om te gaan met koeien? Vrijdag leerden een twintigtal melkveehouder in Riel dit tijdens de seminar 'Stressvrij omgaan met koeien'. Hier liet pionier Philipp Wenz zien hoe door bewegingen de dieren stressvrij in beweging kunnen worden gezet.

Op vrijdag 10 oktober 2014 organiseerden de projectgroep "Quality Handling in de melkveehouderij" en de Studiegroep “Duurzaam biologisch melkvee” van Valacon-Dairy als gezamenlijke afsluiting een studiedag over Stressvrij omgaan met koeien. Stress bij melkkoeien is een vaak onderschatte oorzaak van gezondheidsproblemen en één van de belangrijkste factoren voor verlies aan melkproductie. Een verslag.

Doel van de Innovatiemotor Greenport Aalsmeer is het ondersteunen van telers, handelaren en toeleveranciers van sierteeltgewassen bij innovatieprocessen. Centraal in de innovatie staat dat de sierteelt meer vraaggericht kan gaan werken, waardoor betere prijzen ontstaan en nieuwe verdienmodellen tot stand komen.

We lezen en horen veel over het nut van honingbijen voor de bestuiving. Zij verhogen bij veel gewassen de opbrengst en hebben daardoor als bestuivingsvolken een economische waarde. De de honingbij (Apis mellifera) als producent van honing weinig in het nieuws komt wil niet zeggen dat het koek en ei is in deze sector. Er gaan grote bedragen om in de honinghandel die zeer internationaal is. Extreme weersomstandigheden en grensconflicten in de productiegebieden geven regelmatig problemen, maar ook de kwaliteit van de honing is een punt van zorg. De vraag is of het aanbod van honing de vraag kan bijhouden.