Search

Organisaties maken in toenemende mate gebruik van Facebook. Ze zetten berichten op hun Facebookpagina en stellen bezoekers in de gelegenheid om dat ook te doen. Voor elke bezoeker is te zien wat andere bezoekers over de organisatie zeggen en hoe de organisatie daarop reageert. Met deze vorm van transparantie staan organisaties voor de uitdaging ervoor te zorgen dat hun imago versterkt wordt en, in ieder geval, geen schade oploopt. De vraagstelling van dit experiment is welke invloed uitgaat van het lezen van positieve, negatieve of neutrale berichten van anderen op Facebook en of het daarbij verschil maakt wanneer de organisatie op deze berichten reageert. 102 deelnemers lazen berichten op een Facebookpagina van een fictieve goede doelenorganisatie die hetzij allemaal negatief waren, hetzij allemaal positief, hetzij zowel positief als negatief. De organisatie reageerde in de helft van de gevallen op de berichten. Lezers beoordelen het imago van de organisatie niet lager en zijn niet minder overtuigd van de goede besteding van de donaties wanneer de organisatie op de berichten reageert, maar wel wanneer de organisatie dat nalaat.

Aangenomen wordt dat zorgboerderijen een zinvolle vorm van dagbesteding kunnen bieden aan mensen met een lichte verstandelijke beperking. Gezien de ruime vertegenwoordiging van mensen met een lichte verstandelijke beperking binnen zorgboerderijen, is het opvallend dat er relatief weinig onderzoek is gedaan naar de effecten en de betekenis van het werken op de boerderij voor deze doelgroep. Dit onderzoek verschaft verder inzicht in de betekenis die zorgboerderijen hebben in het leven van mensen met een lichte verstandelijke beperking / zwakbegaafdheid. Het betreft 60 mensen, die minstens twee dagen per week werkzaam op de boerderij, en die ouder zijn dan 18 jaar.

Livestock constitutes a potential reservoir of meticillin-resistant Staphylococcus aureus isolates belonging to a recently derived lineage within clonal complex 398 (MRSA CC398-IIa). Since its discovery in the early 2000s, this lineage has become a major cause of human disease in Europe, posing a serious public health challenge in countries with intensive livestock production. To retrace the history of human colonisation and infection with MRSA CC398-IIa in Denmark, we conducted a nationwide, retrospective study of MRSA isolates collected from 1999 to 2011. Among 7,429 MRSA isolates screened, we identified 416 MRSA CC398-IIa isolates. Of these, 148 were from people with infections, including 51 from patients reporting no livestock exposure. The first cases of MRSA CC398-IIa infection in Denmark occurred in 2004. Subsequently, the incidence of MRSA CC398-IIa infection showed a linear annual increase of 66% from 2004 to 2011 (from 0.09 to 1.1 per 100,000 person-years). There were clear temporal and spatial relationships between MRSA CC398-IIa-infected patients with and without livestock exposure. These findings suggest substantial dissemination of MRSA CC398-IIa from livestock or livestock workers into the Danish community and underscore the need for strategies to control its spread both on and off the farm.

BACKGROUND Natural compounds with anti-microbial properties are attractive reagents to reduce the use of conventional antibiotics. Carvacrol, the main constituent of oregano oil, inhibits the growth of a variety of bacterial foodborne pathogens. As concentrations of carvacrol may vary in vivo or when used in animal feed, we here investigated the effect of subinhibitory concentrations of the compound on major virulence traits of the principal bacterial foodborne pathogen Campylobacter jejuni. METHODS/PRINCIPAL FINDINGS Motility assays revealed that subinhibitory concentrations of carvacrol inhibited the motility of C. jejuni without affecting bacterial growth. Immunoblotting and electron microscopy showed that carvacrol-treated C. jejuni still expressed flagella. The loss of motility was not caused by reduced intracellular ATP levels. In vitro infection assays demonstrated that subinhibitory concentrations of carvacrol also abolished C. jejuni invasion of human epithelial cells. Bacterial uptake of invasive Escherichia coli was not blocked by carvacrol. Exposure of C. jejuni to carvacrol prior to infection also inhibited cellular infection, indicating that the inhibition of invasion was likely caused by an effect on the bacteria rather than inhibition of epithelial cell function. CONCLUSIONS/SIGNIFICANCE Bacterial motility and invasion of eukaryotic cells are considered key steps in C. jejuni infection. Our results indicate that subinhibitory concentrations of carvacrol effectively block these virulence traits by interfering with flagella function without disturbing intracellular ATP levels. These results broaden the spectrum of anti-microbial activity of carvacrol and support the potential of the compound for use in novel infection prevention strategies.

This paper reports the complete coding sequence for a proliprotein signal peptidase (SP-ase) of Streptococcus suis, Lsp. This is believed to be the first SP-ase described for S. suis. SP-ase II is involved in the removal of the signal peptide from glyceride-modified prolipoproteins. By using in vitro transcription/translation systems, it was shown that the lsp gene was transcribed in vitro. Functionality of Lsp in Escherichia coli was demonstrated by using an in vitro globomycin resistance assay, to show that expression of Lsp in E. coli increased the globomycin resistance. An isogenic mutant of S. suis serotype 2 unable to produce Lsp was constructed and shown to process lipoproteins incorrectly, including an S. suis homologue of the pneumococcal PsaA lipoprotein. Five piglets were inoculated with a mixture of both strains in an experimental infection, to determine the virulence of the mutant strain relative to that of the wild-type strain in a competitive challenge experiment. The data showed that both strains were equally virulent, indicating that the knockout mutant of lsp is not attenuated in vivo.

In the present study we investigated the role of the fibronectin (FN)- and fibrinogen (FGN)-binding protein (FBPS) in the pathogenesis of Streptococcus suis serotype 2 in piglets. The complete gene encoding FBPS from S. suis serotype 2 was cloned in Escherichia coli and sequenced. The occurrence of the gene in various serotypes was analyzed by hybridization studies. The FBPS protein was expressed in E. coli and purified, and binding to human FN and FGN was demonstrated. The induction of antibodies in piglets was studied upon infection. An isogenic mutant unable to produce FBPS was constructed, and the levels of virulence of the wild-type and mutant strains were compared in a competitive infection model in young piglets. Organ cultures showed that FBPS was not required for colonization of the tonsils but that FBPS played a role in the colonization of the specific organs involved in an S. suis infection. Therefore, the FBPS mutant was considered as an attenuated mutant.

The occurrence of 36 environmentally regulated genes of Streptococcus suis strain 10 among all 35 S. suis serotypes was determined by using hybridization with the amplified genes as probes. In addition, the distribution of these genes among the virulence phenotypes of serotypes 1 and 2 was assessed. Hybridization was also performed with various other streptococcal species and nonstreptococcal bacterial species which may be present in pigs. Interestingly, probe ivs-25/iri-1, similar to agrA and sapR, hybridized only with S. suis serotype 1 and 2 strains with virulent phenotypes and is therefore suitable as a diagnostic parameter. Only one probe was specific for S. suis. This probe's sequence was identical to the epf gene, a putative virulence factor of S. suis. Probe ivs-31 was similar to a virulence factor of S. suis, namely, a gene encoding a fibronectin- and fibrinogen-binding protein. This probe hybridized only with oral streptococci. Nearly half of the probes (45%) hybridized with the oral streptococci (S. oralis, S. milleri, S. sanguis, S. gordonii, and S. mitis) and with Streptococcus pneumoniae. This indicates a close relationship between S. suis, the oral streptococci, and S. pneumoniae with respect to the selected environmentally regulated genes. One probe only hybridized with gram-negative species and therefore seems to be obtained by S. suis from a gram-negative organism by horizontal transfer

RIVM rapport:Ter voorkoming van sterfte, morbiditeit en blijvende schade als gevolg van invasieve Hib-infecties heeft de Gezondheidsraad geadviseerd vaccinatie tegen Hib in het Rijksvaccinatieprogramma op te nemen, hetgeen in 1993 is gerealiseerd. Vaccinatie wordt aangeboden aan alle kinderen geboren sinds 1 april 1993. Om de effectiviteit van deze immunisatie te beoordelen is surveillance geindiceerd. In dit rapport over de surveillance van invasieve infecties door Haemophilus influenzae (Hi) door het Nederlands Surveillance-Centrum Kindergeneeskunde (NSCK) en het Nederlands Referentie Laboratorium voor Bacteriele Meningitis (RBM) in de periode 1994-1996 wordt het voortschrijdende effect van Hib vaccinatie duidelijk. Het aantal gevallen van invasieve Hi-infectie was 179 in 1994, 68 in 1995 en 40 in 1996. Dit betekent een belangrijke vermindering vergeleken met de geschatte aantallen van voor de start van vaccinatie. De daling vond plaats bij alle klinische ziektebeelden. Een verschuiving in de leeftijdsverdeling vond plaats, wat verklaard kan worden door de geleidelijke invoering van immunisatie vanaf april 1993. In 1994 manifesteerde nog drie kwart van de invasieve Hi-infecties zich als meningitis, in 1996 was dit nog de helft van het totale aantal aan het RBM gerapporteerde gevallen. Vanaf 1 januari 1995 werd de casus-definitie voor de NSCK surveillance veranderd naar invasieve Hi-infecties ongeacht het serotype. Als gevolg hiervan werd het ook mogelijk om invasieve Hi-ziektebeelden veroorzaakt door niet serotype b stammen te bestuderen. Serotypering werd door het RBM verricht bij alle ingestuurde stammen. Het deel van de gevallen in het NSCK systeem waarbij serotypering plaatsvond steeg van 84% in 1994 tot ruim 90% in 1996. De gegevens van het RBM tonen een duidelijke daling in het deel van de invasieve Hi-infecties veroorzaakt door serotype b. Zeven gevallen van echt vaccin-falen, 4 van schijnbaar- en 2 van mogelijk vaccin-falen werden geregistreerd. In de toekomst zal het, To prevent mortality, severe morbidity and permanent disability due to invasive Hib infection, the National Health Council had recommended including immunisation against Hib in the National Immunisation Programme , which was realised in 1993. The vaccine is offered to all children born after 1 April 1993. To assess the effectiveness of this immunisation, surveillance of invasive infections caused by Haemophilus influenzae (Hi) was carried out from 1994-96 by the Dutch Paediatric Surveillance Unit (NSCK) and the Netherlands Reference Laboratory for Bacterial Meningitis (RBM). The progressive effect of Hib vaccination was evident in the decreasing number of cases of invasive Hi infection registered by the surveillance systems: 179 in 1994, 68 in 1995 and 40 in 1996. This trend resulted in a substantial reduction compared to the estimated numbers before the start of vaccination. The decrease was also evident in the individual clinical pictures. The observed shift in the age distribution is explained by the gradual introduction of immunisation from April 1993 onwards. In 1994 three-quarters of the invasive Hi infections presented as meningitis, in 1996 meningitis accounted for half the total number of cases reported to the RBM. Since January 1995 the case definition used for the NSCK surveillance was changed to invasive Hi disease, irrespective of serotype. This made it possible to study invasive Hi disease caused by non-serotype b strains as well. Serotyping was performed by the RBM on all strains submitted. The proportion of cases in the NSCK unit where serotyping is performed increased from 84% in 1994 to more than 90% in 1996. The RBM data show a clear decrease in the proportion of invasive Hi infection caused by serotype b. Seven cases of true vaccine failure, 4 of apparent and 2 of possible vaccine failure occurred. In future the RBM will collect additional immunological data for evaluating cases of vaccine failure.

Ter voorkoming van sterfte, morbiditeit en blijvende schade als gevolg van invasieve Hib-infecties heeft de Gezondheidsraad geadviseerd vaccinatie tegen Hib in het Rijksvaccinatieprogramma op te nemen, hetgeen in 1993 is gerealiseerd. Vaccinatie wordt aangeboden aan alle kinderen geboren sinds 1 april 1993. Om de effectiviteit van deze immunisatie te beoordelen is surveillance geindiceerd. In dit rapport over de surveillance van invasieve infecties door Haemophilus influenzae (Hi) door het Nederlands Surveillance-Centrum Kindergeneeskunde (NSCK) en het Nederlands Referentie Laboratorium voor Bacteriele Meningitis (RBM) in de periode 1994-1996 wordt het voortschrijdende effect van Hib vaccinatie duidelijk. Het aantal gevallen van invasieve Hi-infectie was 179 in 1994, 68 in 1995 en 40 in 1996. Dit betekent een belangrijke vermindering vergeleken met de geschatte aantallen van voor de start van vaccinatie. De daling vond plaats bij alle klinische ziektebeelden. Een verschuiving in de leeftijdsverdeling vond plaats, wat verklaard kan worden door de geleidelijke invoering van immunisatie vanaf april 1993. In 1994 manifesteerde nog drie kwart van de invasieve Hi-infecties zich als meningitis, in 1996 was dit nog de helft van het totale aantal aan het RBM gerapporteerde gevallen. Vanaf 1 januari 1995 werd de casus-definitie voor de NSCK surveillance veranderd naar invasieve Hi-infecties ongeacht het serotype. Als gevolg hiervan werd het ook mogelijk om invasieve Hi-ziektebeelden veroorzaakt door niet serotype b stammen te bestuderen. Serotypering werd door het RBM verricht bij alle ingestuurde stammen. Het deel van de gevallen in het NSCK systeem waarbij serotypering plaatsvond steeg van 84% in 1994 tot ruim 90% in 1996. De gegevens van het RBM tonen een duidelijke daling in het deel van de invasieve Hi-infecties veroorzaakt door serotype b. Zeven gevallen van echt vaccin-falen, 4 van schijnbaar- en 2 van mogelijk vaccin-falen werden geregistreerd. In de toekomst zal het, To prevent mortality, severe morbidity and permanent disability due to invasive Hib infection, the National Health Council had recommended including immunisation against Hib in the National Immunisation Programme , which was realised in 1993. The vaccine is offered to all children born after 1 April 1993. To assess the effectiveness of this immunisation, surveillance of invasive infections caused by Haemophilus influenzae (Hi) was carried out from 1994-96 by the Dutch Paediatric Surveillance Unit (NSCK) and the Netherlands Reference Laboratory for Bacterial Meningitis (RBM). The progressive effect of Hib vaccination was evident in the decreasing number of cases of invasive Hi infection registered by the surveillance systems: 179 in 1994, 68 in 1995 and 40 in 1996. This trend resulted in a substantial reduction compared to the estimated numbers before the start of vaccination. The decrease was also evident in the individual clinical pictures. The observed shift in the age distribution is explained by the gradual introduction of immunisation from April 1993 onwards. In 1994 three-quarters of the invasive Hi infections presented as meningitis, in 1996 meningitis accounted for half the total number of cases reported to the RBM. Since January 1995 the case definition used for the NSCK surveillance was changed to invasive Hi disease, irrespective of serotype. This made it possible to study invasive Hi disease caused by non-serotype b strains as well. Serotyping was performed by the RBM on all strains submitted. The proportion of cases in the NSCK unit where serotyping is performed increased from 84% in 1994 to more than 90% in 1996. The RBM data show a clear decrease in the proportion of invasive Hi infection caused by serotype b. Seven cases of true vaccine failure, 4 of apparent and 2 of possible vaccine failure occurred. In future the RBM will collect additional immunological data for evaluating cases of vaccine failure.

RIVM rapport:Ter voorkoming van sterfte, morbiditeit en blijvende schade als gevolg van invasieve Hib-infecties heeft de Gezondheidsraad geadviseerd vaccinatie tegen Hib in het Rijksvaccinatieprogramma op te nemen, hetgeen in 1993 is gerealiseerd. Vaccinatie wordt aangeboden aan alle kinderen geboren sinds 1 april 1993. Om de effectiviteit van deze immunisatie te beoordelen is surveillance geindiceerd. In dit rapport over de surveillance van invasieve infecties door Haemophilus influenzae (Hi) door het Nederlands Surveillance-Centrum Kindergeneeskunde (NSCK) en het Nederlands Referentie Laboratorium voor Bacteriele Meningitis (RBM) in de periode 1994-1996 wordt het voortschrijdende effect van Hib vaccinatie duidelijk. Het aantal gevallen van invasieve Hi-infectie was 179 in 1994, 68 in 1995 en 40 in 1996. Dit betekent een belangrijke vermindering vergeleken met de geschatte aantallen van voor de start van vaccinatie. De daling vond plaats bij alle klinische ziektebeelden. Een verschuiving in de leeftijdsverdeling vond plaats, wat verklaard kan worden door de geleidelijke invoering van immunisatie vanaf april 1993. In 1994 manifesteerde nog drie kwart van de invasieve Hi-infecties zich als meningitis, in 1996 was dit nog de helft van het totale aantal aan het RBM gerapporteerde gevallen. Vanaf 1 januari 1995 werd de casus-definitie voor de NSCK surveillance veranderd naar invasieve Hi-infecties ongeacht het serotype. Als gevolg hiervan werd het ook mogelijk om invasieve Hi-ziektebeelden veroorzaakt door niet serotype b stammen te bestuderen. Serotypering werd door het RBM verricht bij alle ingestuurde stammen. Het deel van de gevallen in het NSCK systeem waarbij serotypering plaatsvond steeg van 84% in 1994 tot ruim 90% in 1996. De gegevens van het RBM tonen een duidelijke daling in het deel van de invasieve Hi-infecties veroorzaakt door serotype b. Zeven gevallen van echt vaccin-falen, 4 van schijnbaar- en 2 van mogelijk vaccin-falen werden geregistreerd. In de toekomst zal het, To prevent mortality, severe morbidity and permanent disability due to invasive Hib infection, the National Health Council had recommended including immunisation against Hib in the National Immunisation Programme , which was realised in 1993. The vaccine is offered to all children born after 1 April 1993. To assess the effectiveness of this immunisation, surveillance of invasive infections caused by Haemophilus influenzae (Hi) was carried out from 1994-96 by the Dutch Paediatric Surveillance Unit (NSCK) and the Netherlands Reference Laboratory for Bacterial Meningitis (RBM). The progressive effect of Hib vaccination was evident in the decreasing number of cases of invasive Hi infection registered by the surveillance systems: 179 in 1994, 68 in 1995 and 40 in 1996. This trend resulted in a substantial reduction compared to the estimated numbers before the start of vaccination. The decrease was also evident in the individual clinical pictures. The observed shift in the age distribution is explained by the gradual introduction of immunisation from April 1993 onwards. In 1994 three-quarters of the invasive Hi infections presented as meningitis, in 1996 meningitis accounted for half the total number of cases reported to the RBM. Since January 1995 the case definition used for the NSCK surveillance was changed to invasive Hi disease, irrespective of serotype. This made it possible to study invasive Hi disease caused by non-serotype b strains as well. Serotyping was performed by the RBM on all strains submitted. The proportion of cases in the NSCK unit where serotyping is performed increased from 84% in 1994 to more than 90% in 1996. The RBM data show a clear decrease in the proportion of invasive Hi infection caused by serotype b. Seven cases of true vaccine failure, 4 of apparent and 2 of possible vaccine failure occurred. In future the RBM will collect additional immunological data for evaluating cases of vaccine failure.

RIVM rapport:Ter voorkoming van sterfte, morbiditeit en blijvende schade als gevolg van invasieve Hib-infecties heeft de Gezondheidsraad geadviseerd vaccinatie tegen Hib in het Rijksvaccinatieprogramma op te nemen, hetgeen in 1993 is gerealiseerd. Vaccinatie wordt aangeboden aan alle kinderen geboren sinds 1 april 1993. Om de effectiviteit van deze immunisatie te beoordelen is surveillance geindiceerd. In dit rapport over de surveillance van invasieve infecties door Haemophilus influenzae (Hi) door het Nederlands Surveillance-Centrum Kindergeneeskunde (NSCK) en het Nederlands Referentie Laboratorium voor Bacteriele Meningitis (RBM) in de periode 1994-1996 wordt het voortschrijdende effect van Hib vaccinatie duidelijk. Het aantal gevallen van invasieve Hi-infectie was 179 in 1994, 68 in 1995 en 40 in 1996. Dit betekent een belangrijke vermindering vergeleken met de geschatte aantallen van voor de start van vaccinatie. De daling vond plaats bij alle klinische ziektebeelden. Een verschuiving in de leeftijdsverdeling vond plaats, wat verklaard kan worden door de geleidelijke invoering van immunisatie vanaf april 1993. In 1994 manifesteerde nog drie kwart van de invasieve Hi-infecties zich als meningitis, in 1996 was dit nog de helft van het totale aantal aan het RBM gerapporteerde gevallen. Vanaf 1 januari 1995 werd de casus-definitie voor de NSCK surveillance veranderd naar invasieve Hi-infecties ongeacht het serotype. Als gevolg hiervan werd het ook mogelijk om invasieve Hi-ziektebeelden veroorzaakt door niet serotype b stammen te bestuderen. Serotypering werd door het RBM verricht bij alle ingestuurde stammen. Het deel van de gevallen in het NSCK systeem waarbij serotypering plaatsvond steeg van 84% in 1994 tot ruim 90% in 1996. De gegevens van het RBM tonen een duidelijke daling in het deel van de invasieve Hi-infecties veroorzaakt door serotype b. Zeven gevallen van echt vaccin-falen, 4 van schijnbaar- en 2 van mogelijk vaccin-falen werden geregistreerd. In de toekomst zal het, To prevent mortality, severe morbidity and permanent disability due to invasive Hib infection, the National Health Council had recommended including immunisation against Hib in the National Immunisation Programme , which was realised in 1993. The vaccine is offered to all children born after 1 April 1993. To assess the effectiveness of this immunisation, surveillance of invasive infections caused by Haemophilus influenzae (Hi) was carried out from 1994-96 by the Dutch Paediatric Surveillance Unit (NSCK) and the Netherlands Reference Laboratory for Bacterial Meningitis (RBM). The progressive effect of Hib vaccination was evident in the decreasing number of cases of invasive Hi infection registered by the surveillance systems: 179 in 1994, 68 in 1995 and 40 in 1996. This trend resulted in a substantial reduction compared to the estimated numbers before the start of vaccination. The decrease was also evident in the individual clinical pictures. The observed shift in the age distribution is explained by the gradual introduction of immunisation from April 1993 onwards. In 1994 three-quarters of the invasive Hi infections presented as meningitis, in 1996 meningitis accounted for half the total number of cases reported to the RBM. Since January 1995 the case definition used for the NSCK surveillance was changed to invasive Hi disease, irrespective of serotype. This made it possible to study invasive Hi disease caused by non-serotype b strains as well. Serotyping was performed by the RBM on all strains submitted. The proportion of cases in the NSCK unit where serotyping is performed increased from 84% in 1994 to more than 90% in 1996. The RBM data show a clear decrease in the proportion of invasive Hi infection caused by serotype b. Seven cases of true vaccine failure, 4 of apparent and 2 of possible vaccine failure occurred. In future the RBM will collect additional immunological data for evaluating cases of vaccine failure.

Civil Engineering and Geosciences