Search

Submucosal laryngeal masses are challenging for ENT specialists as the diagnosis usually remains uncertain until histopathological examination is carried out. We report a case of a 54-year old man complaining of dysphonia and globus sensation. Flexible laryngoscopic examination showed a submucosal swelling in the right anterior laryngeal ventricle. Microlaryngoscopic excision of the submucosal mass was performed. Histological examination revealed salivary gland tissue. We found only a few cases in the literature of ectopic salivary gland tissue situated in the larynx. In these cases, the salivary gland tissue was also located at the anterior portion of the true or false vocal fold. Thus, it is necessary to consider this condition in the differential diagnosis of a submucosal mass in the anterior true or false vocal fold or laryngeal ventricle.

Hoe ga je om met fysieke belasting binnen je organisatie en hoe zorg je dat medewerkers fysiek werk gezond en productief kunnen blijven uitvoeren tot hun pensioen? Hoe doen andere organisaties dit en hoe kunnen we van elkaar leren? En hoe ziet dit er dan in de praktijk uit? Dat en meer staat centraal in het Netwerk Duurzaam Fysiek Werk.

Werk in 2018 is niet hetzelfde als werk in1998. Maatschappelijke en technologische verande-ringen maken werk op andere plekken steeds gebruikelijker. Moet een werkgever daar ook een RI&E voor maken? Vakmedia

Contains fulltext : 137084.pdf (Publisher’s version ) (Closed access)

To an increasingly greater degree, incidents and crises are dominating daily life. In this context, mayors are seen as the guardian of local society. As commander-in-chief of the municipal crisis authority, with increasing frequency they are confronted with the extremely difficult task to manage crises effectively. Mayors are expected by many to display more leadership during crises than during normal day-to-day practice. This thesis describes research into antecedents, moderators, outcomes and contingencies of effective leadership behaviour during times of crisis, paying particular attention to the performance of mayors, as heads of local authority, in the Netherlands in their role of crisis manager. What determines the success of the leadership of mayors during crises; their personality, the leadership context (its possible variations), or both? It was demonstrated that agreeableness differs in relevance for autocratic and participative leadership behaviour of the mayor. The extent to which the leadership behaviour in question is effective, was shown to also be determined by the situation. Where an autocratic line of action is sometimes inevitable—when there is high time pressure, the effectiveness of participative leadership behaviour can be connected to different team processes, especially when the crisis situation is characterised by a high level of ambiguity.

There is a growing awareness in cities throughout the world that green and blue infrastructure can offer a wide range of ecosystem services to support a healthy urban environment. For example, landscape architects explore possibilities in their design of the urban landscape to use the potential of green elements for regulating air temperature, air quality, water storage and drainage, and noise reduction. However, the potential benefits of green and blue infrastructure are probably only partially utilized because of a lack of both scientific knowledge and practical understanding of what

Contains fulltext : 86944.pdf (Publisher’s version ) (Closed access)

Contains fulltext : 127295.pdf (Publisher’s version ) (Closed access) Abstract BACKGROUND: This study was designed to determine whether delivering neo-adjuvant chemotherapy at a higher dose in a shorter period of time improves outcome of breast cancer patients. PATIENTS AND METHODS: Women with newly diagnosed breast cancer were randomly assigned to neoadjuvant chemotherapy of four cycles of doxorubicin and cyclophosphamide followed by four cycles of docetaxel (AC 60/600 - T 100mg/m(2)) or six cycles of TAC (75/50/500mg/m(2)) every 3 weeks. The primary endpoint was the pathologic complete response (pCR) rate, defined as no invasive tumour present in the breast. RESULTS: In total, 201 patients were included. Baseline characteristics were well balanced. AC-T resulted in pCR in 21% and TAC in 16% of patients (odds ratio 1.44 (95% confidence interval (CI) 0.67-3.10). AC-T without primary granulocyte-colony stimulating factor (G-CSF) prophylaxis was associated with more febrile neutropenia compared to TAC with primary G-CSF prophylaxis (23% versus 9%), and with more grade 3/4 sensory neuropathy (5% versus 0%). CONCLUSIONS: With a higher cumulative dose for the concurrent arm, no differences were observed between the two treatment arms with respect to pCR rate. The differential toxicity profile could partly be explained by different use of primary G-CSF prophylaxis. Copyright © 2013 Elsevier Ltd. All rights reserved. KEYWORDS: Breast cancer, Cyclophosphamide, Docetaxel, Doxorubicin, Neoadjuvant chemotherapy

niet beschikbaar

niet beschikbaar

Betreft een technische documentatie van de vijf deelmodellen van het Targets/IMage Energy (TIME) 1.0 model. Energy Demand, Liquid Fuel (LF), Gaseous Fuel (GF), Solid Fuel (SF) en Electric Power Generation (EPG) worden gedetailleerd beschreven. Tevens zijn enkele resultaten van modelkalibratie voor de wereld 1900-1990 opgenomen.

In dit rapport wordt het simulatiespel SusClime geintroduceerd als een manier om de lange-termijn toekomst te verkennen. De modelwereld van SusClime is een eenvoudige wereld met twee kapitaalvoorraden, een die goederen produceert (goods producing capital) en een die aan mensen diensten verleent waaronder consumpties (population capital). De vereiste energie wordt geleverd door twee kapitaalvoorraden, waarvan er een is gebaseerd op olie (carbon energy) en een hernieuwde bron (alternative). Investeringen in energiebesparing verminderen de energievraag. De belangrijke beslissingen in het spel betreffen investeringen, namelijk, de verdeling van geproduceerde goederen over deze vijf kapitaalvoorraden. Bovendien kunnen de twee landen olie verhandelen en leningen sluiten. De uitdaging is om door de demografische transitie heen te geraken door de welvaart per persoon te doen toenemen en om de overgang te maken van olie naar vernieuwbare energiebronnen. Dit laatste is van belang om te verhinderen dat de economie negatieve gevolgen ondervindt van klimaatverandering als gevolg van stijgende CO2-concentraties. Na de beschrijving van het spel volgen enkele suggestie om systematisch experimenten te doen en op die wijze een beter begrip te krijgen van de manieren waarop culturele waarden de waarneming van mensen en hun gedrag inzake aspecten van duurzame ontwikkeling beinvloeden.

Er wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van het Targets IMage Energy Regional (TIMER) simulatiemodel. Het model is ontwikkeld en toegepast in nauwe relatie met het Integrated Model to Assess the Global Environment (IMAGE) 2.1-2.2. . Het TIMER model is een systeem-dynamisch simulatiemodel van het wereld-energiesysteem op een intermediair aggregatieniveau. Het model kan zowel als afzonderlijk model alsook geintegreerd met het IMAGE 2.2 modelkader worden gebruikt. Het model simuleert de wereld op basis van 17 regio's. De belangrijkste doelstellingen van het TIMER model zijn het analyseren van de lange-termijn dynamica van energiebesparing en de overgang naar niet-fossiele brandstoffen in een geintegreerd modelkader, en het verkennen van de lange-termijn trends inzake energie-gelieerde broeikasgas-emissies. Belangrijke ingredienten van de diverse deelmodellen zijn: prijsgedreven brandstof en technologie substitutieprocessen, kostendaling als gevolg van accumulerende produktie ('learning-by-doing'), hulpbron uitputting als een functie van cumulatief gebruik (lange-termijn kosten-aanbodcurves) en prijsgedreven brandstofhandel.

Dit rapport presenteert de schatting van kosten voor de bestrijding van broeikasgasemissies. Het gaat daarbij om de emissies van methaan (CH4) bij vuilstortplaatsen en van methaan (CH4) en lachgas (N2O) bij afvalwaterbehandeling. Tevens worden de kosten geschat van koolstofvastlegging in bos- of koolstofplantages. Dit gebeurt met behulp van zogenaamde marginale kostencurves. Het potentieel van de emissiereductie is gebaseerd op het GECS basisscenario voor landbouw en landgebruik in de periode van 1995 - 2030 zoals dat is ontwikkeld met het IMAGE 2.2 model. De kostensoorten van de verschillende maatregelen voor emissiereductie zijn: investeringskosten, operationele kosten en ook eventuele opbrengsten. Deze kosten en opbrengsten varieren op basis van regionale schattingen van kosten voor investeringen en arbeid en besparingen en opbrengsten. In het GECS baseline scenario stijgen de emissies afkomstig van vuilstortplaatsen en afvalwater in vrijwel alle wereldregio's tussen 1995 en 2030 als gevolg van de snelle bevolkingsgroei en urbanisatie. Door de toenemende emissie stijgt ook het reductiepotentieel aanzienlijk. Voor het schatten van de graad van implementatie van maatregelen zijn er aannames gebruikt op basis van literatuur gegevens. De kostensoorten die worden onderscheiden bij de koolstofvastlegging in plantages zijn de kosten voor land, het kweken van de bomen, grondbewerking, plantkosten en de jaarlijks terugkerende onderhouds- en operationele kosten. Door het combineren van de berekende jaarkosten per hectare voor elke regio met de gemiddelde jaarlijkse koolstofvastlegging per hectare worden de kosten van de koolstofvastlegging verkregen. De kosten zijn berekend als een gemiddelde over een periode van 50 jaar. De voormalige Sovjet Unie heeft met afstand het grootste potentieel voor koolstofvastlegging, tegen ook nog lage kosten. De resultaten bij veronderstelling van 100% implementatie geven het volledige potentieel weer, terwijl resultaten bij de lagere implementatie graad aangeven wat het effect zou kunnen zijn van sociaal-economische en andere barri{res die realisatie van bosaanplant voor koolstofvastlegging verhinderen. De marginale kostencurves die zijn ontwikkeld, kunnen niet zomaar worden gebruikt in combinatie met andere dan het GECS baseline scenario, omdat zowel de potentiele emissiereductie als de graad van implementatie van maatregelen aangepast dienen te worden aan de specifieke scenariocontext. De marginale kostencurves ontwikkeld in deze studie en in andere zogenaamde 'bottum-up' kosten studies zijn discontinue omdat wordt aangenomen dat ze een voor een worden geimplementeerd op basis van hun kosteneffectiviteit.

The research in this thesis was aimed at identifying and characterizing novel migraine gene mutations and pathways. Several FHM and non-FHM genes were investigated in patients with monogenic familial hemiplegic migraine or other monogenic disorders in which migraine can be prevalent. Functional consequences of these mutations and the clinical phenotypes associated with them were investigated. Common migraine with a complex genetic background was studied using a genome-wide association analysis in an isolated population and with a meta-analysis study. Furthermore, FHM1 mice were used to study expression profiles in brain tissues that are relevant for the induction of cortical spreading depression ___ underlying the migraine aura - (i.e., the occipital cortex) and cerebellar ataxia (i.e., the cerebellum). These studies will further our insight in the molecular pathophysiology of migraine.

Migraine is a common episodic neurological disorder, typically presenting with recurrent attacks of severe headache and autonomic dysfunction. Apart from rare monogenic subtypes, no genetic or molecular markers for migraine have been convincingly established. We identified the minor allele of rs1835740 on chromosome 8q22.1 to be associated with migraine (P = 5.38 x 10(-9), odds ratio = 1.23, 95% CI 1.150-1.324) in a genome-wide association study of 2,731 migraine cases ascertained from three European headache clinics and 10,747 population-matched controls. The association was replicated in 3,202 cases and 40,062 controls for an overall meta-analysis P value of 1.69 x 10(-11) (odds ratio = 1.18, 95% CI 1.127-1.244). rs1835740 is located between MTDH (astrocyte elevated gene 1, also known as AEG-1) and PGCP (encoding plasma glutamate carboxypeptidase). In an expression quantitative trait study in lymphoblastoid cell lines, transcript levels of the MTDH were found to have a significant correlation to rs1835740 (P = 3.96 x 10(-5), permuted threshold for genome-wide significance 7.7 x 10(-5)). To our knowledge, our data establish rs1835740 as the first genetic risk factor for migraine.

Migraine is a common episodic neurological disorder, typically presenting with recurrent attacks of severe headache and autonomic dysfunction. Apart from rare monogenic subtypes, no genetic or molecular markers for migraine have been convincingly established. We identified the minor allele of rs1835740 on chromosome 8q22.1 to be associated with migraine (P = 5.38 x 10(-9), odds ratio = 1.23, 95% CI 1.150-1.324) in a genome-wide association study of 2,731 migraine cases ascertained from three European headache clinics and 10,747 population-matched controls. The association was replicated in 3,202 cases and 40,062 controls for an overall meta-analysis P value of 1.69 x 10(-11) (odds ratio = 1.18, 95% CI 1.127-1.244). rs1835740 is located between MTDH (astrocyte elevated gene 1, also known as AEG-1) and PGCP (encoding plasma glutamate carboxypeptidase). In an expression quantitative trait study in lymphoblastoid cell lines, transcript levels of the MTDH were found to have a significant correlation to rs1835740 (P = 3.96 x 10(-5), permuted threshold for genome-wide significance 7.7 x 10(-5)). To our knowledge, our data establish rs1835740 as the first genetic risk factor for migraine.

Objective: To investigate the co-occurrence of migraine and depression and assess whether shared genetic factors may underlie both diseases. Methods: Subjects were 2,652 participants of the Erasmus Rucphen Family genetic isolate study. Migraine was diagnosed using a validated 3-stage screening method that included a telephone interview. Symptoms of depression were assessed using the Center for Epidemiologic Studies Depression scale and the depression subscale of the Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS-D). The contribution of shared genetic factors in migraine and depression was investigated by comparing heritability estimates for migraine with and without adjustment for symptoms of depression, and by comparing the heritability scores of depression between migraineurs and controls. Results: We identified 360 migraine cases: 209 had migraine without aura ( MO) and 151 had migraine with aura ( MA). Odds ratios for depression in patients with migraine were 1.29 (95% confidence interval [CI] 0.98-1.70) for MO and 1.70 ( 95% CI 1.28-2.24) for MA. Heritability estimates were significant for all migraine (0.56), MO (0.77), and MA (0.96), and decreased after adjustment for symptoms of depression or use of antidepressant medication, in particular for MA. Comparison of the heritability scores for depression between patients with migraine and controls showed a genetic correlation between HADS-D score and MA. Conclusions: There is a bidirectional association between depression and migraine, in particular migraine with aura, which can be explained, at least partly, by shared genetic factors. Neurology (R) 2010; 74: 288-294

Migraine is a common episodic neurological disorder, typically presenting with recurrent attacks of severe headache and autonomic dysfunction. Apart from rare monogenic subtypes, no genetic or molecular markers for migraine have been convincingly established. We identified the minor allele of rs1835740 on chromosome 8q22.1 to be associated with migraine (P = 5.38 x 10(-)(9), odds ratio = 1.23, 95% CI 1.150-1.324) in a genome-wide association study of 2,731 migraine cases ascertained from three European headache clinics and 10,747 population-matched controls. The association was replicated in 3,202 cases and 40,062 controls for an overall meta-analysis P value of 1.69 x 10(-)(1)(1) (odds ratio = 1.18, 95% CI 1.127-1.244). rs1835740 is located between MTDH (astrocyte elevated gene 1, also known as AEG-1) and PGCP (encoding plasma glutamate carboxypeptidase). In an expression quantitative trait study in lymphoblastoid cell lines, transcript levels of the MTDH were found to have a significant correlation to rs1835740 (P = 3.96 x 10(-)(5), permuted threshold for genome-wide significance 7.7 x 10(-)(5). To our knowledge, our data establish rs1835740 as the first genetic risk factor for migraine.

Contains fulltext : 89147.pdf (Publisher’s version ) (Closed access)

Contains fulltext : 55210.pdf (Publisher’s version ) (Closed access) 112 p.

Contains fulltext : 55341.pdf (Publisher’s version ) (Closed access) 4 p.

Item does not contain fulltext

Item does not contain fulltext 8 p.

Item does not contain fulltext 11 p.

Contains fulltext : 50625.pdf (Publisher’s version ) (Closed access)

Contains fulltext : 32628.pdf (Author’s version preprint ) (Open Access)

There is a continuous and urgent need for standardisation of discussion about quality of real estate. On behalf of this discussion, a tool called REN Manager has been developed. REN is an abbreviation of Real Estate Norm, a client-oriented tool for measuring, planning and communication in the field of housing management. The development of the REN Manager is a continuation of REN research project. In this paper we start with an introduction of the REN research project. Further we focus on the application of the REN tool in the field of housing management as part of a set of tools for strategic portfolio management. After this introduction we will elaborate more about the REN and the underlying analyses. One of the essential functions of REN is the match between the demanded and offered perfonnance of a dwelling estate. By several surveys among tenants the relevant aspects and parameters are determined. These parameters are related to the performance level of a dwelling as well as to the weight of these levels. This part of the paper deals with the results of these analyses and the problems involved in the method used. The results are used as the input for the REN Manager. At the end we will discuss the functionality of the REN Manager as a decision support system on both operational level (matching) and strategic portfolio management (allocation ofinvestrnent).

Op de Technische Universiteit Eindhoven wordt gewerkt aan een nieuwe generatie ontwerpomgeving gebaseerd op VR-technologie voor de visualisatie van het ontwerp en KBS-technologie voor het toegankelijk maken van ontwerp- en engineeringkennis. In twee promotieonderzoeken is een ontwerpondersteunend systeem ont-wikkeld voor een gedeelte van het totale bouwkundige domein, nl. de keuze van een verlichtingssysteem. Door middel van dit systeem kan worden geput uit ervaringskennis over bouwkundige oplossingen en vooral ook over gebruikerservaringen. Bovendien kunnen verschillenden ontwerpoplossingen worden getoetst tegen een vijftal basiscriteria. Het systeem geeft suggesties voor ontwerp-wijzigingen zodat aan een bepaalde prestatie-eis kan worden vol-daan.

This article presents a set of 30 greenhouse gas (GHG) emissions scenarios developed by six modeling teams. The scenarios describe trajectories up to 2100 for four world regions. Today the distribution of both income and GHG emissions is very unbalanced between various world regions. Furthermore, the relative importance of individual gases and sources of emissions differs from region to region. A feature shared by all scenarios is higher growth rates of population, income, and GHG emissions in the current developing countries (DEV) than in industrialized countries (IND). Today the DEV regions account for about 46% of all emissions, but by 2100 they will contribute 67-76% of the global total. By that same year the total income generated in the DEV regions will reach 58-71%, from only 16% in 1990. As a result of these two developments, GHG per unit of income converges over time. Carbon emitted from fossil fuels remains the primary source of GHG emissions over the next century; by 2100 CO2 will make up 70-80% of total GHG emissions. The role of sulfur warrants special attention. Contrary to many earlier studies, all scenarios presented assume that sulfur emissions are controlled in all regions sooner or later, and to various degrees. As sulfur plays a role in the cooling of the atmosphere through formation of sulfate aerosols, this abatement constitutes a relative local warming effect. The degree of sulfur emissions is already observed in the IND regions, and is also expected in Asia after an initial rise.

The design of buildings is a complex task for a variety of reasons. In the conceptual stage, particularly in the inception phase, a small number of people make decisions that have far reaching impact on the final result in terms of efficiency and effectiveness. Decision-making in the inception phase of design relies on available information which may be incomplete, (e.g. maintenance costs), or overly complex (e.g. code requirements). Furthermore, in the near future the consideration of life-cycle issues will be essential if not compulsory in all construction projects. Therefore, a smart, interactive, and easy-to-use system that provides a way of viewing the potential consequences of their design decisions would be useful to all participants involved in early design. This paper presents results from ongoing research at the Eindhoven University of Technology concerning the development of such a Decision Support System (DSS) for the design of indoor environments for offices. Items addressed include the utilisation of existing databases and expert knowledge about the entire building life-cycle

Item does not contain fulltext

Item does not contain fulltext

The energy system is at the heart of two of the greatest challenges of the 21st century: decreasing CO2 emissions to meet the ambitions of the Paris agreement while fulfilling the growing energy demand associated with the economic aspirations of a growing world population. The required energy transition has to emerge from the interaction between social actors, the economy, technology and the eco-system of our planet. That is the subject of this dissertation which explores the question how individual drivers and the interactions between actors influence the path and pace of the developing energy transition.To analyse the dynamics of interactions between actors, a relatively new modeling method, agent-based modeling, has been applied, with which actors, agents, as computer entities can be simulated. By simulating realistic actor behavior, the dynamics between individual motives and emergent collective action could be analysed.This has led to new insights; simulating investors in the electricity market for example has shown that a fully liberalized electricity market, even with strong CO2, will not ensure complete decarbonisation of the electricity system.All this has led to recommendations for public and private actors and more general conclusions about the use of models in general.

The research in this thesis was aimed at identifying genes and molecular pathways involved in migraine. To this end, two gene expression analyses were performed in brain tissue obtained from transgenic mouse models for familial hemiplegic migraine (FHM), a monogenic subtype of migraine with aura. Next, a study was conducted aimed at analyzing epigenetic marks at migraine candidate genes in FHM mice. In addition to the studies in migraine-relevant mouse models, the genetic architecture of migraine was explored by performing various gene-based pathway analyses to mine the extensive data sets resulting from genome wide association studies (GWAS) for the common forms of migraine. With these data, the overlap in genetic architecture of migraine with aura (MA) and migraine without aura (MO) was explored, as well as the cell types and brain regions that are likely involved in the pathophysiology of migraine and the two migraine subtypes. Finally, a gene expression profiling study was performed in blood of patients suffering from primary headache, in this case cluster headache. Combining the various approaches let to the identification of migraine-relevant genes, pathways and cell types that helps to unravel pathophysiological mechanisms of migraine and other primary headache disorders.

Contains fulltext : 151095.pdf (Publisher’s version ) (Open Access) Radboud Universiteit Nijmegen, 24 februari 2016 Promotor : Sent, E.-M. Co-promotor : Vries, B. de 280 p.

Contains fulltext : 107980.pdf (Publisher’s version ) (Open Access) Radboud Universiteit Nijmegen, 20 december 2012 Promotores : Brunner, H.G., Bokhoven, J.H.L.M. van Co-promotores : Brouwer, A.P.M. de, Vries, B. de

Loonevolutie in vier Belgische nijverheden (katoen, machinebouw, typografie en bouw) in België tussen 1870 en 1914, met onderzoek naar de mate waarin mechanisering, arbeidsmarkt en sociale verhoudingen een rol spelen.