de Mil, E.L., van Pelt, W., Docters-van Leeuwen, B., van der Veen, A., Schellekens, J.F.P., and Borgdorff, M.W.
Lyme disease is a bacterial, infectious disease caused by the spirochete Borrelia burgdorferi. The aim of this study was to get information about the geographic distribution of the occurrence of tick bites and erythema migrans in the Netherlands and the association with possible risk factors. Information about the occurrence of tick bites and erythema migrans was obtained through approaching all general practitioners in the Netherlands with a questionnaire. The response rate was 80%. In 1994 general practitioners saw about 33.000 patients with tick bites and about 6500 patients with erythema migrans. Environmental risk factors included the proportion of land covered by wood, land consisting of sandy soil or dry natural area, intensity of tourism and the population density of sheep and cattle. Achtergrond: Lyme disease is een bacteriele infectieziekte veroorzaakt door de spirocheet Borrelia burgdorferi. Het is een multisystemische ziekte met als specifiek kenmerk het erythema migrans, een huidafwijking die in 50% van de gevallen als eerste manifestatie van Lyme disease wordt opgemerkt. In Europa verloopt de transmissie van Borrelia burgdorferi via de teek Ixodes ricinus. Doelstelling: Doel van deze studie was om meer inzicht te krijgen in de geografische verspreiding van het voorkomen van tekebeten en erythema migrans en de associatie met mogelijke risicofactoren zoals oppervlakte bosgebied, zandoppervlakte, droog en nat natuurlijk terrein, aanwezigheid van duingebied, mate van urbanisatie, aanwezigheid van runderen, schapen, paarden en konijnen en het aantal toeristen, die overnachtten, per inwoner. Voor gegevens over het voorkomen van tekebeten en erythema migrans is er onder alle huisartsen (n=7100) een enquete gehouden waarin gevraagd werd hoe vaak huisartsen geconsulteerd werden voor tekebeten en erythema migrans en hoe groot de praktijkomvang was. Gegevens over mogelijke risicofactoren waren afkomstig uit het Geografisch Informatie Systeem (GIS) en van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Resultaten: De respons van de huisartsen was 80%. Gemiddeld zag de huisarts in 1994 vijf tekebeten en een erythema migrans. Gezamenlijk kwamen de huisartsen ongeveer 33.000 patienten met tekebeten en ongeveer 6500 patienten met erythema migrans tegen. Gebieden waar meer tekebeten en erythema migrans voorkwamen dan in andere delen van het land waren: de Veluwe, de Achterhoek, de Utrechtse Heuvelrug, het zuiden van Friesland, Drenthe en de duingebieden. Belangrijkste risicofactoren voor het voorkomen van tekebeten en de incidentie van erythema migrans waren: de percentages aan bosoppervlakte, zandoppervlakte en oppervlakte droog natuurlijk terrein, dichtheid van schapen en runderen en het aantal toeristen, die overnachtten, per inwoner. Conclusie: De in deze studie gevonden incidentie van 6500 gevallen van erythema migrans is aanmerkelijk hoger dan de schatting gebaseerd op het NIVEL peilstation onderzoek. De onderzochte risicofactoren verklaarden slechts 25% van de variatie van het voorkomen van tekebeten. Dit kan zijn omdat gegevens over andere belangrijke geografische risicofactoren zoals de aanwezigheid van herten en de seizoensvariatie niet voorhanden waren. Ook individuele risicofactoren (o.a. gedrag in de natuur) konden in deze eerste orienterende retrospectieve studie niet bestudeerd worden. Een gepland prospectief vervolgonderzoek bij huisartsen in geselecteerde regio's zal zich op die aspecten richten, als ook op klinisch/diagnostische aspecten.