Search

Inleiding De Toekomstvisie huisartsenzorg 2022 schetst 17 ambities en kernwaarden voor de huisartsgeneeskunde, maar praktiserende huisartsen vinden die niet allemaal even belangrijk. Wij onderzochten welke invloed sekse- en leeftijdsverschillen hebben op het oordeel van huisartsen over deze ambities. Methode Wij interviewden 30 huisartsen met verschillende achtergronden en hielden op basis van deze interviews een enquete onder een representatieve steekproef van NHG-leden (n = 1471). Resultaten Van de 413 respondenten (169 mannen, 244 vrouwen) vond 80% het belangrijk een herkenbaar team te hebben van niet meer dan twee huisartsen. Van de vrouwen dacht 48% dat dit haalbaar was, van de mannen 65%. Een derde van de respondenten (34%) achtte flexibele openingstijden niet haalbaar. Een grote meerderheid van de respondenten (85%, meer vrouwen dan mannen) was voor verkleining van de normpraktijk. De meesten (vooral vrouwen) wilden de vrijgekomen tijd besteden aan langere consulten en aan samenwerking en overleg. Respondenten jonger dan 45 jaar wilden de vrijgekomen tijd significant vaker investeren in praktijkmanagement. Deze leeftijdsgroep bevatte ook het laagste percentage (14%) dat het haalbaar vond de zorg te blijven coordineren wanneer de patient was verwezen. Respondenten van 45-60 jaar wilden minder vaak tijd investeren in samenwerking en in het versterken van de coordinatie-en gidsfunctie van de huisarts. Conclusie Sekse en leeftijd spelen een rol in de prioritering en de inschatting van de haalbaarheid van ambities. In het algemeen hechten huisartsen minder waarde aan ambities die ten koste gaan van het contact en de duurzame relatie met de patient.

Background/Aim: Differentiated vulvar intraepithelial neoplasia (dVIN) and lichen sclerosus (LS) can give rise to vulvar squamous cell carcinoma (VSCC), but genetic evidence is currently still limited. We aimed to determine genetic abnormalities in VSCC and backtrack these abnormalities in the dVIN and LS lesions. Materials and Methods: DNA from VSCC and patient-matched dVIN and LS samples of twelve patients was collected. High-resolution genome-wide copy number analysis was performed and subsequently, we sequenced TP53. Results: Copy number alterations were identified in all VSCC samples. One dVIN lesion presented with three copy number alterations that were preserved in the paired VSCC sample. Targeted sequencing of TP53 identified mutations in five VSCCs. All five mutations were traced back in the dVIN (n=5) or the LS (n=1) with frequencies ranging from 3-19%. Conclusion: Our data provide genetic evidence for a clonal relationship between VSCC and dVIN or LS.

Contains fulltext : 153955.pdf (Publisher’s version ) (Closed access) Depth of invasion is an important prognostic factor for patients with vulvar squamous cell carcinoma. The aim of this study was to identify the most optimal method of measuring the depth of invasion in relation to the individual outcome in patients with vulvar squamous cell carcinoma. Data of 175 consecutive patients with a primary vulvar squamous cell carcinoma with known lymph node status, treated in the Radboud University Medical Center, the Netherlands (2000-2010), were stored in a database. At pathology review of 148 (85%) cases, depth of invasion was measured using the conventional and alternative methods. Clinical and pathological characteristics of patients with a change in FIGO stage were compared with those without a change in stage. In 148 vulvar squamous cell carcinoma patients, the median depth of invasion was shown to be decreased from 5.5 mm (range 1.1-20) using the conventional method to 3.6 mm (range 0.2-20) using the alternative method (P