15 results on '"Faculteit Economie en Bedrijfskunde"'
Search Results
2. Systeem en organisatie
- Author
-
Eyzenga, Gerrit Ruurd, Wattel, Anthonie, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
In dit hoofdstuk is een lans gebroken voor de idee dat de methodologie het startpunt noet zijn van een beleidsonbuiging in een reeds enigermate geemancipeerde wetenschap. Zie: Samenvatting
- Published
- 1974
3. Inhoud en grenzen van het winstbegrip
- Author
-
Straaten, Henricus Carolus van, van der Meij, J., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
The aim of this study has been to try and arrive at a satisfactory solution of the problem of profit-determination. It does not occupy itself with the origin of profit, neither with its justification. The problem has been considered in the realm of business economics, the actual existence of profit being accepted. The crucial question to be answered was why and in what degree any increase in capital may be considered as profit. No attention whatever has been given to the fiscal aspect. ... Zie: Summary
- Published
- 1957
4. Economische gevolgen van ontwapening
- Author
-
Duisenberg, Willem Frederik, de Jong, I.J.F., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
Samenvatting van de gehele studie 4.1. Economie en ontwapening Ontwapening betekent in deze studie de algehele, snelle afschaffing van alle militaire maatregelen in aIle landen. Het negeren van de politieke waarschijnlijkheden die veeleer wijzen op een zeer geleidelijke afschaffing van slechts enkele, zij het belangrijke onderdelen van de moderne bewapening wordt gedaan omdat aldus de economische consequenties van de ontwapening het duidelijkst kenbaar worden. De vage ongerustheid over nadelige economische gevolgen van ontwapening, die van tijd tot tijd in de pers tot uiting komt, gaat wellicht niet over, maar kan minder vaag worden als men er zich rekenschap van welke die gevolgen dan zullen zijn en hoe er iets aan gedaan kan worden......... Par. 5. Conclusies De uiteenlopende betekenis van de defensiesector in de verschillende landen leidt tot de noodzaak van een genuanceerd oordeel over de mogelijke gevolgen van algehele, snelle onhvapening. Voor de grote landen in de westerse wereld en in het bijzonder voor de Verenigde Staten betekent ontwapening een zodanige ingreep in het economische leven, dat krachtige en tijdig voorbereide tegen- maatregelen geboden zijn, terwijl ook economische argumenten kunnen worden aangevoerd voor een zekere geleidelijkheid in het ontwapeningsproces. Voor de Verenigde Staten en weHicht ook voor het Verenigd Koninkrijk, landen waar de economische groei reeds thans aan de trage kant wordt geacht, kan van ontwapening geen versnelling van die groei worden verwacht; een negatieve invloed is niet uitgesloten. De overige landen in het westen zullen in het algemeen van ontwapening geen nadelige gevolgen hoeven te ondervinden. De afwezigheid van nadelige gevolgen, en dit geldt voor aIle landen, betekent in feite vooruitgang, daar men kan aannemen, dat de behoefte aan veiligheid ook na ontwapening voldoende bevredigd blijft (anders zou men niet tot ontwapening hebben besloten!), terwijl de vrijkomende produktiefactoren voor andere doeleinden kunnen worden aangewend. Ook de communistisch geregeerde landen zullen door ontwapening tot een gewijzigde economische structuur worden gedwongen. Volledige werkgelegenheid en de centrale leiding van het produktieproces kunnen deze overgang vergemakkelijken. In de Sovjet-unie heeft de militaire sector een relatieve betekenis die bijna vergelijkbaar is met die in de Verenigde Staten; ook voor de Sowjet-unie kan op economische gronden een spreiding van de ontwapeningsprocedure in de tijd de omschakelingsmoeilijkheden verzachten. De ontwikkelingslanden zullen de ontwapening vooral bemerken via de afzet van grondstoffen aan de geindustrialiseerde wereld. Zij zijn daarmee afhankelijk van het succes waarmee hun afnemers de gevolgen van ontwapening weten te pareren. Over de economische hulp aan ontwikkelingslanden na ontwapening zijn wel wenselijkheden maar geen waarschijnlijkheden uit te spreken. Ontwapening, ten slotte, zal een aantallanden voor aanzienlijke economische vraagstukken plaatsen. Zij zijn echter niet onoplosbaar, noch onoverkomelijk, mits de overheid in de betrokken landen bereid is tot tijdige en voldoende tegenactie; tijdig niet alleen wat betreft de uitvoering, maar zeker ook met betrekking tot de voorbereiding. ... Zie: Samenvatting Summary 1. Economics and Disarmament In this study disarmament means the total and quick abolition of all military measures in all countries. The political probabilities which point to a smooth abolition of only a few important parts of modern armament -are ignored, because in this way the economic consequences of disarmament become most clear. The vague uneasiness about detrimental economic consequences that finds expression from time to time in the press, will perhaps not disappear but may become less vague if one forms an idea about those consequences and about the measures that can be taken to meet them. However, determining the consequences and the possible countermeasures can not be done with great precision. Disarmament can be realized in so many ways and its economic consequences can be compensated with such an endless variety of countermeasures, that it is necessary to make many simplifying assumptions. Of course the conclusions will only be valid with regard to these assumptions. The experience with disarmament in the past after the second world war and the Korean war will be ignored because this experience is not considered relevant for the assumption of total, quick disarmament in the contemporary world economy. ... See: Summary
- Published
- 1965
5. Het element der onzekerheid in de bedrijfseconomische problematiek
- Author
-
Diepenhorst, Arend Isaac, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
In our opinion, the theory of business economics, by giving insufficient regard to the element of uncertainty, is in danger of losing its contact with reality. We therefore try to explain the general importance of this element for the theory of business economics by dealing with some special problems. As our central theme we have chosen: the business unit as a whole of ways and means for purposes of income-formation through production for exchange. The following problems are considered: the assetstructure of capital (the theory of proportions between factors of production), the liability-structure of capital (the theory of business finance) and the proces of incomeformation (the theory of cost accounting and the theory of profit). ... Zie: Summary
- Published
- 1951
6. Ondernemingsdoel en winst; een confrontatie van enkele theorieën van het ondernemingsgedrag
- Author
-
Bouma, Johannes Lützen, van der Meij, J., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
INLEIDING Het zal ieder, die zich heeft verdiept in de vraagstukken met betrekking tot het ondernemingsgedrag, zijn opgevallen, dat deze problematiek theoretisch op uiteenlopende wijzen is benaderd. Het verschil in aanpak is zeer duidelijk aanwijsbaar tussen aan de ene kant de algemene economie, ook wel -en in de bedrijfseconomie zeer gebruikelijk -aangeduid als de sociale economie, en aan de andere kant de bedrijfseconomie. Een van deze verschilpunten betreft de veronderstellingen inzake de doelstellingen van het ondernemingsgedrag. De sociale economie heeft in principe de doelstelling gezocht in de winstmaximalisatie. Betrekkelijk weinig sociaal-economische auteurs hebben evenwel stilgestaan bij de problemen, die zijn verbonden aan de bepaling van de winst. Het winstbegrip is in de theorie en in de praktijk geassocieerd met een mogelijkheid tot vertering en uitkering. Zoals in hoofdstuk I van deze studie zal worden besproken, is het uitkeerbare winstbegrip, in navolging van onder anderen Irving Fisher, J. R. Hicks, F. A. von Hayek en E. Lindahl, gedefinieerd als het bedrag, dat in de loop van een bepaalde periode aan de onderneming kan worden onttrokken, zonder dat de ondernemer aan het einde van die periode 'slechter af' is dan aan het begin. Men drukt het ook
- Published
- 1966
7. De menselijke factor in de bedrijfshuishouding en de bedrijfseconomische problematiek
- Author
-
Jong, Albert de and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Abstract
This study deals with the human factor in business in relation to the problems in business economics. For a fruitful treatment we have been guided by a central principle. This principle, derived from the foundations of society-structure in the Western countries and introduced in business economics literature by Professor Dr J. L. Mey, has reference to the economic independent character of the business institution. ... Zie: Summary.
- Published
- 1954
8. Economische aspecten van het 'directe procede'voor de bereiding van ijzer en staal
- Author
-
Harteveld, Rijnder Bernardus, Howe-Forbes, R., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
De basis voor deze verhandeling over het directe procédé voor de bereiding van ijzer en erts in deze studie berust op een dubbele dichotomie. Enerzijds worden tegenover elkaar gesteld het directe procédé en het indirecte procédé, anderzijds de kllassieke energiebasis in de vorm van houtskool en de moderne energiebasis in de vorm van steenkool, olie, aardgas etc. Dit levert vier hoofdgroepen op: het (K)lassieke (D)irecte procédé, het (K)lassieke (I)ndirecte procédé, het (M)oderne (I)ndirecte procédé en het (M)oderne (D)irecte procédé. Het uitgangspunt wordt gevormd door het K.D.procédé. Hierop volgt, door de ontwikkeling van de hoogoven, het K.I. procédé en hierop als een direct gevolg van de houtskoolschaarste, het M.I. -procédé. Deze laatste vorm is de grondslag van de moderne ijzer- en staalindustrie.... Zie: Nederlandse en Engelse samenvatting
- Published
- 1964
9. Systemen, planning, netwerken
- Author
-
Bosman, Aart, Bouma, J.L., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
This book is a report of a study aimed to investigate in how far a computer can be used for controlling a process in an organization. The choice of this subject was suggested by the fact that in recent years the development of the applications of computers has not kept step with the technical development of these machines. In particular the introduction of the so-called 'third generation computers' has caused a fracture between the actual applications and the possibilities of application. In a recent publication of the firm of management consultants, Mc. Kinsey and Company Inc., the fact just mentioned emerges very cleary as a result of an investigation with a number of computers users. The following quotation is from the report concerned: 'From a profit standpoint, our findings indicate, computer efforts in all but a few exceptional companies are in real, if often unacknow- ledged, trouble. Faster, costlier, more sophisticated hardware; larger and increasingly costly computer staffs; increasingly complex and ingenious applications: these are in evidence everywhere. Less and less in evidence, as these new applications proliferate, are profitable results. This is the familiar phenomenon of diminishing returns. But there is one crucial difference: As yet, the real profit potential of the computer has barely begun to be tapped' (Mc. Kinsey, 1968).
- Published
- 1969
10. De wetenschappelijk ambtenaar aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen; een voorstudie
- Author
-
Witte, Bernardus Stefanus, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
De ontwikkeling der huidige samenleving biedt de socioloog een overvloedig veld vol problemen die tot onderzoek noden. Eén van deze problemen is de toenemende differentiatie der maatschappij, die daarmee steeds gecompliceerder en onoverzichtelijker wordt, hetgeen weer van invloed is op haar sociale gelaagdheid. De bestaande stratificatie bevindt zich in een spanningsveld waarin zij een voortdurende toevloed van nieuwe groepen moet verwerken. Met name de vele nieuwe beroepen en de verbijzonderingen van reeds bestaande beroepen vergen een flexibele sociale hiërarchie, waarin deze nieuwe categorieën kunnen worden geïntegreerd. Deze integratie is van belang voor de sociale ontwikkeling in het algemeen &n voor iedere groep van beroepsbeoefenaars in het bijzonder. Elke beroepsbeoefenaar leeft in een sociale hiërarchie die onder meer tot uitdrukking komt in de organisatie waarin of instelling waarbij hij werkzaam is. Deze organisatie of instelling kan zich, onder invloed van interne of externe krachten, eveneens in ontwikkeling bevinden. Ook zij zal zich dan moeten aanpassen. Wordt echter in de maatschappij dit aanpassingsproces vooral belemmerd door irrationele factoren, binnen organisaties heeft men naast een zekere starheid te maken met rationele regelen die zich niet zonder meer laten wijzigen. De integratie van een nieuwe functie stuit dus ook hier op moeilijkheden. Een onvoldoende integratie vindt zijn weerslag in een afneming van het aantal gegadigden dat zich tot een dergelijke functie voelt aangetrokken. Het personeelsbeleid van een betreffende organisatie of instelling zal zich dus intensief met deze problematiek moeten bezighouden. Bezien we in dit kader een nieuwe verbijzondering,van het beroep van wetenschapsbeoefenaar, i. c. de wetenschappelijk ambtenaar aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen, dan komt de vraag op in hoeverre deze functie wordt geïntegreerd in het maatschappelijk leven en binnen de organisaties waarvan zij deel uitmaakt. Deze problematiek heeft een eigen urgentie. Deze functionarissen immers beoefenen wetenschap en leiden studenten op tot wetenschapsbeoefenaars. Het is alleszins wenselijk dat voor deze functies zeer bekwame krachten worden gevonden. Integratie van dergelijke nieuwe functionarissen, althans binnen de organisatie der betreffende instellingen, is noodzakelijk, daar het anders moeilijk zal worden de genoemde bekwame personen aan te trekken, tot schade van de voortgang en vooruitgang der wetenschap, hetgeen consequenties kan hebben voor het welzijn en de welvaart der samenleving. ... Zie: Inleiding
- Published
- 1963
11. Informatie, communicatie en economische organisatie; een poging tot synthese
- Author
-
Pikkemaat, Gerard Floriberto Wilhelmus, Dalmulder, J.J.J., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
The starting point of this study concerning information, communication and economic organisation lies in the fact that in economic systems the decision -making units do not dispose instantly of the information necessary to arrive at the optimal economic decisions. The aim of this study is to determine the most efficient way in which this indispensable information can be transmitted to the decision-making units...
- Published
- 1969
12. Organisatiestructuur en menselijke factor
- Author
-
Sterck, Louis, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
Teneinde een goede organisatiestructuur te kunnen opbouwen is het noodzakelijk over systematische kennis betreffende menselijke reactie in organisatorisch verband te beschikken. De doelmatigheid van een bepaalde, abstract gedachte organisatorische constructie kan slechts worden beoordeeld aan de hand van de mogelijkheden, die een dergelijke organisatievorm biedt tot samenwerking tussen 'het systeem' dat goed is en 'de mens 'die faalt, heeft geen reele betekenis....... Zie: Slotbeschouwing en samenvatting
- Published
- 1962
13. Jeugdige ongeschoolden: een sociologische beschouwing over een aantal factoren die de mogelijkheid tot sociale en culturele integratie van jeugdige ongeschoolden uit het sociaal zwakke milieu belemmeren
- Author
-
Feitsma, Hendrik, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Subjects
soorten arbeid(ers) ,Werkende jongeren, Ongeschoolden - Abstract
In het kader van de beperkingen, die ik mij in deze studie gesteld heb,werd in dit hoofdstuk ter beantwoording van de in de probleemsteIling genoemde vragen, ruim aandacht geschonken aan de gezinssituatie en de gezinsfuncties. Bij de beschouwing van de gezinsfuncties kwamen twee punten steeds weer naar voren: de betekenis van de inhoud der gezinsfuncties in verband met de aanpassingsmogelijkheden aan de samenlevingsnormen en de daarmede ten nauwste samenhangende cultuuroverdracht door intermediair van het gezin. De socioloog heeft zijn eigen visie op de opvoeding. Hij gaat na, of de ouders een opvoedingsschema, gericht op de samenleving waarvan zij deel uitmaken, plegen toe te passen. Erich Fromm merkt in dit verband op, dat de ouders het opvoedingsschema van de samenleving, waartoe zij behoren, plegen toe te passen, maar ook, dat zij in hun eigen persoonlijkheid het sociale karakter van hun samenleving of klasse vertegenwoordigen. Zij brengen op het kind datgene over , wat men de psychologische atmosfeer van een samenleving zou kunnen noemen en doen dit aIleen reeds door te zijn wat zij zijn, namelijk de vertegenwoordigers van deze psychologische atmosfeer. Men kan derhalve het gezin beschouwen als de psychologische vertegenwoordiger van de samenleving. Het is de sociale functie der opvoeding, dat zij het individu voorbereidt op de rol, die het later in de samenleving moet vervuIlen. Dat wil zeggen, dat zij het karakter op zodanige wijze vormt, dat in de samenleving de persoonlijke verlangens kunnen samenvallen met de vereisten van de maatschappelijke rol. De in het gezin toegepaste opvoedingsmethode is daarom zo belangrijk, omdat deze methode het mechanisme vormt waardoor het opgroeiend individu zich aan- passingsmogelijkheden eigen kan maken. De in dit hoofdstuk gegeven beschouwing over de inhoud van de opvoedingsfuncties van het gezin van de jeugdige ongeschoolde arbeidskracht uit het sociaal zwakke milieu leidt tot de volgende conclusie: Er is een interdependent verband tussen de geringe mogelijkheden tot sociale integratie en de geringe mogelijkheden tot culturele inte- gratie. Het een impliceert het ander. De groep jeugdige ongeschoolden uit het sociaal zwakke milieu is door het gemis aan een op de samenleving gericht opvoedingssysteem sociaal en cultureel niet geintegreerd. Hun ouders zijn te beschouwen als de vertegenwoordigers van een in de samenleving sterk geisoleerde groep, die slechts de cultuur van deze groep doorgeven. Het in zeer geringe mate aanwezig zijn van mogelijkheden tot sociale en culturele integratie wordt nog versterkt doordat juist het belangrijkste element van de cultuur van deze groep bestaat uit een star afwijzen van de cul- tuur van andere groepen. Ook de geringe activiteit en interesse van de ouders om mede inhoud te geven aan de voor de samenleving af- gesplitste gezinsfuncties verkleint de integratiemogelijkheden. Deze geringe activiteit en interesse van de ouders zijn veelal terug te brengen op onvermogen.
- Published
- 1960
14. STRUCTURE OF PRODUCTION IN NETHERLANDS, 1950-1966
- Author
-
DEHAAN, H, KUIPERS, SK, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Published
- 1970
15. Onechte variabelen in de ekonometrie
- Author
-
Kooyman, Marius Anthonie, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Rijksuniversiteit Groningen
- Abstract
Econometrics deals with variables the quantitative character of which may arise in two different ways. Firstly, use is made of quantitative variables which represent measurable economic magnitudes, such as income, price, unemployment, imports, exports etc. Secondly, quantitative variables are used to indicate attributes, e.g., sex, social status, educational level, race, etc. These two types of variables will be referred to as „real" and „dummy" variables respectively. The use in econometrics of dummy variables in the above sense is the topic of this study.
- Published
- 1971
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.