Search

Consumententrends als ‘versheid,’ ‘ambachtelijkheid’ en ‘genieten’ bieden kansen voor streekproducten. Bovendien versterken streekproducten de relatie tussen stad en platteland en stimuleren ze bewustwording van gezond en lekker eten bij burgers. Diverse onderzoeken naar streekproducten in Nederland laten zowel kansen als belemmeringen zien voor het gebruik van streekproducten én voor ketenontwikkeling. Maar wat kan een ondernemer nu echt doen om het opzetten en beheren van een korte keten met streekproducten tot een succes te brengen? En welke rol kan beleid hierin spelen? Resultaten laten zien dat te weinig zicht op de markt onzekerheid oplevert over de afzet van producten. Distributie en logistiek blijven tevens belangrijke knelpunten. De uitdaging is de juiste balans te vinden tussen investeringen en huidige en verwachte inkomsten.

Om de benutting van het onderzoek door beleid op relatief eenvoudige wijze en in korte tijd te kunnen meten heeft de Directie Kennis van LNV een methodiek ontwikkeld. Deze kennisbenuttingsmetingen worden ieder jaar uitgevoerd. De enquête geeft op hoofdlijnen inzicht in de kennisbenutting, maar dat het nog geen verklaring geeft voor het bereikte resultaat. Het verkrijgen van inzicht in het resultaat wil Directie Kennis gebruiken voor de rol van LNV in de onderzoekaansturing en helpt Wageningen UR bij verdere verbetering van de uitvoering van het onderzoek

Het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) sector Fruit in Randwijk heeft het rassenonderzoek met zwarte bessen gedaan van 2005 tot en met 2010. Dit was een voortzetting van lopend onderzoek. Het doel was (nieuwe) rassen te toetsen, die een verbetering kunnen zijn van de huidige rassen, voor wat betreft de productiviteit, beskwaliteit en de gevoeligheid voor ziekten en plagen (m.n. voor rondknopmijt, meeldauw en virussen). Standaardrassen zijn Ben Nevis en Ben Alder. Jaarlijks werden gerichte waarnemingen gedaan aan de beskwaliteit en aan de aantasting door ziekten en plagen. De telers kregen jaarlijks de gelegenheid om het proefveld te bezoeken. Alle rassen staan onder code in de proef. Van de rassen, worden 5 productiejaren beoordeeld. 2 Rassen (Ores en Ruben) lijken interessant voor de praktijk. Van de overige (niet volledig beoordeelde rassen) worden er nu een aantal als interessant gezien voor teelt in Nederland.

Deze VNG brochure geeft een overzicht van 10 succesvolle voorbeelden op wet en regelgeving binnen ruimtelijke ordening voor multifunctionele landbouw voor en door gemeenten. Van traditionele bestemmingsplannen naar een nieuw, ontwikkelingsgericht beleid. De brochure is samengesteld door PPO

Op het proefbedrijf PPO AGV te Horst is in 1999 een veldproef aangelegd om een systeem voor gerichte bestrijding van Botrytis en Stemphylium in asperge, met een zo minimaal mogelijk middelengebruik, te ontwikkelen. In de veldproef waren, naast een onbehandeld object, vier varianten opgenomen waarbij gewasbeschermingsmiddelen werden toegepast. Daarnaast lagen drie objecten in de proef waarbij een vroegtijdige aftakeling van het gewas werd gesimuleerd. Door het verwijderen van de helft van het aantal stengels begin augustus, september of oktober werd een indicatie verkregen van het effect van vroegtijdig assimilatieverlies op de productie in volgende jaren. In 2001 tot en met 2005 werd geoogst.

Voor de teelt van aardbeien in de grond zijn er knelpunten op het gebied van onkruidbestrijding, plaagbestrijding m.b.v. natuurlijke vijanden en biologische bestrijdingsmiddelen en bodemgezondheid in relatie tot vruchtwisseling. Met dit project wordt beoogd inzicht te krijgen in agronomisch en economisch optimale intensiteit van het ouwplan. Daarnaast wordt inzicht verkregen in kansen, bedreigingen en kneplunten voor de sector bij het aanpassen van duurzame en milieutechnisch verantwoorde productiemethoden. Uit het onderzoek op Meterik is gebleken dat de aardbeienteelt met aanpassingen in de vruchtwisseling, onkruidbestrijding en bemesting door een stuk milieuvriendelijker gemaakt kan worden. Ook de productie kan met gebruik van deze aanpassingen verbeterd worden. Deze verbeteringen kunnen echter alleen met substantieel hogere kosten gerealiseerd worden. Deze kosten worden niet gedekt door de meeropbrengst.

De belangrijkste onderzoeksvraag was wat gewastechnische mogelijkheden van CO2-bemesting zijn en dan met name wanneer en hoe verwachte extra groei gebruikt zal worden. Meer takken, zwaardere takken of een combinatie van bieden. Uit dit onderzoek is te concluderen dat CO2 altijd een positieve invloed op de groei zal hebben in perioden dat CO2 de beperkende factor is, maar dat het per cultivar verschillend zal zijnw aar de extra groei naar toe zal gaan. De verschillen ontstonden vooral in periode 7-10 in 1999 en 4-7 in 2000. Op de houdbaarheid had CO2 vrijwel geen effect, alleen de cultivar 'Fantasy' was langer houdbaar bij hogere CO2-concentraties.

Rassenonderzoek aarbeien op Proefboerderij Horst-Meterik in najaars- en voorjaarsteelten onder glas gefinancierd door Productschap Tuinbouw