In 1873 werd het Belgische vennootschapsrecht door de wetgever hervormd. De kwestie van het afgescheiden vermogen werd aangepakt door enkel de regelmatige handelsvennootschappen, met neergelegde statuten, als rechtspersoon te omschrijven. Een systeem van ‘typendwang’ was geboren. Voor de periode voordien, het grootste deel van de negentiende eeuw, was het wetgevend kader echter te beknopt en stond het te ver af van de handelspraktijk om voldoende impact te hebben. De vennootschappen die in Antwerpen in de jaren 1830 en 1840 werden opgericht tonen aan dat ze nog vaak de flexibele vorm hadden die in de achttiende eeuw gebruikelijk was. Oudere opvattingen over de nood aan verankering van kapitaal en beperkte aansprakelijkheid van investeerders in corporaties om industriële ondernemingen mogelijk te maken, stemmen niet overeen met de hierboven geschetste resultaten. Generieke sociétés die niet aan het Napoleontische handelswetboek refereerden waren erg populair. Ze werden ook gesloten voor dure manufacturen entussen niet-verwanten. Een belangrijke verklaring voor het blijvend gebruik van deze weinig specifieke vennootschappen was de ondersteuning die ze genoten in de rechtspraak van de lokale handelsrechtbank en het Brusselse hof van beroep. Een strikt toepassen van de wettelijke bepalingen had geleid tot een forse ingreep in het Antwerpse handels- en industriële milieu. De kooplieden-rechters in de Antwerpse rechtbank van koophandel slaagden erin dat te voorkomen en hun visie werd gedeeld door de juristen-raadsheren in Brussel. Ook zij voelden de nood aan rechtszekerheid, die in de onderzochte periode dus vooral in de rechtspraak en rechtspraktijk werd geboden., In the period of 1830-1850, the Napoleonic Code de commerce was in force in Belgium. From a sample of 145 company statutes that were drawn up in the important port of Antwerp in these years, it is evident that the sections of the code were not applied often. Furthermore, many companies had the form of partnerships and remained informal. The irregularities in terms of official law were compensated in the case law of the Antwerp commercial court and its supervising Court of Appeal in Brussels.