Search

In this study we investigated the influence of the olfactory and trigeminal sensation of an odourant on roughness perception. We expected that people would judge the tactile surface roughness of four sandpapers as higher when they were exposed to a substance with a trigeminal component (alcohol), and lower when they were exposed to Phenylethylalcohol (PEA, rose odour), compared to a no-odour (clean air) condition. Our results indicated that the participants could discriminate all four sandpapers on basis of their perceived roughness. However, there was no significant main effect of chemosensory and no significant interaction between chemosensory and sandpaper roughness. Despite the lack of significance, the results revealed that the mean rating responses on roughness were higher in the alcohol condition, and lower in the PEA-condition, compared to the no-odour condition. We also found a significant effect of gender for the roughness ratings in the PEA condition. Alternative explanations for the found results and suggestions for further research are discussed.

Multisensory information plays an important role in the perception of an environment. The current study investigated the interaction between color and sound on emotions. Furthermore, semantically congruent stimuli were tested whether their effects on emotion were stronger than their incongruent counterparts. Participants (N = 60) were recruited through the participant database provided by TNO. Along with Galvanic Skin Response, SAM scales were used to measure emotions before and during a stressful task. The rooms were either colored red or blue with a stressful or relaxing sound playing in the background. The repeated measures MANOVA revealed that participants in the blue room felt more in control when the sound was stressful compared to the relaxing sound. Participants felt more in control being in congruent conditions compared to incongruent conditions, but both findings turned out to be nonsignificant when controlling for age. The limited emotional response to colors and the subjective perception thereof made it difficult to find support for the hypotheses. Future research should therefore focus on sensory stimuli known for universal emotional effects and immune to subjective perception.

In this study we investigated the influence of the olfactory and trigeminal sensation of an odourant on roughness perception. We expected that people would judge the tactile surface roughness of four sandpapers as higher when they were exposed to a substance with a trigeminal component (alcohol), and lower when they were exposed to Phenylethylalcohol (PEA, rose odour), compared to a no-odour (clean air) condition. Our results indicated that the participants could discriminate all four sandpapers on basis of their perceived roughness. However, there was no significant main effect of chemosensory and no significant interaction between chemosensory and sandpaper roughness. Despite the lack of significance, the results revealed that the mean rating responses on roughness were higher in the alcohol condition, and lower in the PEA-condition, compared to the no-odour condition. We also found a significant effect of gender for the roughness ratings in the PEA condition. Alternative explanations for the found results and suggestions for further research are discussed.

Multisensory information plays an important role in the perception of an environment. The current study investigated the interaction between color and sound on emotions. Furthermore, semantically congruent stimuli were tested whether their effects on emotion were stronger than their incongruent counterparts. Participants (N = 60) were recruited through the participant database provided by TNO. Along with Galvanic Skin Response, SAM scales were used to measure emotions before and during a stressful task. The rooms were either colored red or blue with a stressful or relaxing sound playing in the background. The repeated measures MANOVA revealed that participants in the blue room felt more in control when the sound was stressful compared to the relaxing sound. Participants felt more in control being in congruent conditions compared to incongruent conditions, but both findings turned out to be nonsignificant when controlling for age. The limited emotional response to colors and the subjective perception thereof made it difficult to find support for the hypotheses. Future research should therefore focus on sensory stimuli known for universal emotional effects and immune to subjective perception.

Het doel van deze studie was om inzicht te krijgen in de invloed van afstand tussen werknemers en leidinggevenden op de kwaliteit van de relatie tussen werknemers en leidinggevenden (LMX relatie) en op de arbeidstevredenheid van de werknemer. Ook is onderzocht of de persoonlijkheid van de werknemer een rol speelt in dit proces. De afstand is in dit onderzoek gemeten door de interactie frequentie tussen werknemer en leidinggevende te meten. Aan dit onderzoek hebben 129 werknemers van allerlei verschillende organisaties deelgenomen na uitnodiging via e-mail. Uit de analyses blijkt dat de persoonlijkheidstrek vriendelijkheid van de werknemer samenhangt met de voorkeur voor afstand die de werknemer heeft. Daarnaast blijkt dat persoonlijkheid van de werknemer niet samenhangt met de kwaliteit van de relatie tussen werknemer en leidinggevende. De persoonlijkheidstrekken consciëntieusheid en openheid in combinatie met meer of minder interactie frequentie (lage of hoge afstand) met de leidinggevende blijken van invloed te zijn op de arbeidstevredenheid van de werknemer. Naarmate werknemers consciëntieuzer zijn en een hogere afstand hebben tot hun leidinggevende, hebben zij de neiging tevredener te zijn. Naarmate werknemers opener zijn en een lagere afstand tot hun leidinggevende, hebben zij de neiging tevredener te zijn. Tenslotte blijkt dat werknemers die minder interactie frequentie (meer afstand) hebben met hun leidinggevende dan zij zouden willen, een lagere kwaliteit relatie met de leidinggevende hebben. Theoretische en praktische implicaties worden besproken.

Het doel van deze studie was om inzicht te krijgen in de invloed van afstand tussen werknemers en leidinggevenden op de kwaliteit van de relatie tussen werknemers en leidinggevenden (LMX relatie) en op de arbeidstevredenheid van de werknemer. Ook is onderzocht of de persoonlijkheid van de werknemer een rol speelt in dit proces. De afstand is in dit onderzoek gemeten door de interactie frequentie tussen werknemer en leidinggevende te meten. Aan dit onderzoek hebben 129 werknemers van allerlei verschillende organisaties deelgenomen na uitnodiging via e-mail. Uit de analyses blijkt dat de persoonlijkheidstrek vriendelijkheid van de werknemer samenhangt met de voorkeur voor afstand die de werknemer heeft. Daarnaast blijkt dat persoonlijkheid van de werknemer niet samenhangt met de kwaliteit van de relatie tussen werknemer en leidinggevende. De persoonlijkheidstrekken consciëntieusheid en openheid in combinatie met meer of minder interactie frequentie (lage of hoge afstand) met de leidinggevende blijken van invloed te zijn op de arbeidstevredenheid van de werknemer. Naarmate werknemers consciëntieuzer zijn en een hogere afstand hebben tot hun leidinggevende, hebben zij de neiging tevredener te zijn. Naarmate werknemers opener zijn en een lagere afstand tot hun leidinggevende, hebben zij de neiging tevredener te zijn. Tenslotte blijkt dat werknemers die minder interactie frequentie (meer afstand) hebben met hun leidinggevende dan zij zouden willen, een lagere kwaliteit relatie met de leidinggevende hebben. Theoretische en praktische implicaties worden besproken.

Het doel van de studie was te onderzoeken of geur als context van invloed is op het terugkeren van eerder aangeleerde angstassociaties bij mensen. Het proces van uitdoving is context gevoelig en heeft invloed op onbewust aangeleerde, sensorische lange termijn associaties. Het proces van acquisitie blijkt daarentegen ongevoelig voor context (Bouton & Ricker, 1994). De terugkeer naar de oorspronkelijke conditie (A) waarin de angst is aangeleerd, nadat deze in een andere conditie (B) is uitgedoofd, leidt in dierenstudies tot een terugkeer van de angst. Enkele studies naar de terugkeer van menselijke angst hebben de invloed van context op het acquisitieproces aangetoond (Vansteenwegen et al., 2005). Renewal of fear trad op wanneer de kleur van het licht de ruimte de context bepaalde. De huidige studie onderzocht de terugkeer van angst bij mensen waarbij de context geur betrof. Angst werd aangeleerd door middel van een via de vingers toegediende elektrische prikkel. Huidgeleidingsresponsen en zelfgerapporteerde (online) verwachting dienden als afhankelijke variabelen. Type CS (CS+, CS-), Tijd (aanbieding) en Conditie (controle groep AAA, BBB en experimentele groep ABA, BAB) dienden als onafhankelijke variabelen. De studie was opgedeeld in drie fasen: de acquisitiefase bestond uit 10 trails, de uitdovingfase bestond uit 10 trails en de testfase bestond uit 3 trails. In de testfase werd voor de experimentele conditie teruggekeerd naar de geur uit de acquisitiefase (ABA en BAB). De context bleef voor de controlegroep gelijk over alle fasen. De context werd bepaald door perzik dan wel anijs geurende oliën, welke direct in de neus van de proefpersonen werden toegediend. Het verloop van de angstreacties over de drie fases werd tussen de condities vergeleken. De online verwachting toonde een ABA en BAB renewal of fear effect. De huidgeleidingsresponsen lieten gemengde resultaten zien; we vonden een duidelijk significant effect in de testfase, een mild effect in de acquisitiefas

Sinds de opkomst van de cognitieve psychologie worden in toenemende mate inzichten over informatieverwerking toegepast binnen de klinische psychologie om zo verschillende vormen van psychpathologie te verklaren. Aandacht- en interpretatiebiassen zijn hier een voorbeeld van. Het huidige onderzoek richt zich op deze biassen in relatie tot de persoonlijkheidstrek Neuroticisme en de invloed ervan op de waarneming van alarmerende geuren. Verwacht werd dat hoogneurotische proefpersonen een alarmerende, negatieve geur als meer dreigend zouden interpreteren dan laagneuroten en dat hoogneuroten er meer aandacht aan zouden besteden. Dit zou dan voor een verstoring op de gebruikte taak kunnen hebben gezorgd, in de vorm van vertraagde reactietijden. Het design van dit onderzoek is een experimenteel 2 x 2 x 2 factorieel mixed design, met twee between-subjects factoren (Neuroticisme en Geursoort) en één within-subjectsfactor (Tijd). Vierenzestig hoog- en laagneurotische proefpersonen deden een lexicale decisietaak op de computer waarbij halverwege de taak een positieve of negatieve geur werd verspreid. Gemiddelde reactietijden en de ratio correcte antwoorden waren hierbij belangrijke afhankelijke variabelen. Resultaten lieten zien dat hoog- en laagneuroten in beide geurcondities ná geurverspreiding gelijke reactietijden vertoonden en dat hoogneuroten, in vergelijking met laagneuroten, over tijd in ieder geval niet minder accuraat werden. Een op de evolutieleer geïnspireerde redenering wordt gegeven over hoe aandacht- en interpretatiebiassen mogelijkerwijs een verklarende rol kunnen vervullen bij de verkregen resultaten.

Het doel van de studie was te onderzoeken of geur als context van invloed is op het terugkeren van eerder aangeleerde angstassociaties bij mensen. Het proces van uitdoving is context gevoelig en heeft invloed op onbewust aangeleerde, sensorische lange termijn associaties. Het proces van acquisitie blijkt daarentegen ongevoelig voor context (Bouton & Ricker, 1994). De terugkeer naar de oorspronkelijke conditie (A) waarin de angst is aangeleerd, nadat deze in een andere conditie (B) is uitgedoofd, leidt in dierenstudies tot een terugkeer van de angst. Enkele studies naar de terugkeer van menselijke angst hebben de invloed van context op het acquisitieproces aangetoond (Vansteenwegen et al., 2005). Renewal of fear trad op wanneer de kleur van het licht de ruimte de context bepaalde. De huidige studie onderzocht de terugkeer van angst bij mensen waarbij de context geur betrof. Angst werd aangeleerd door middel van een via de vingers toegediende elektrische prikkel. Huidgeleidingsresponsen en zelfgerapporteerde (online) verwachting dienden als afhankelijke variabelen. Type CS (CS+, CS-), Tijd (aanbieding) en Conditie (controle groep AAA, BBB en experimentele groep ABA, BAB) dienden als onafhankelijke variabelen. De studie was opgedeeld in drie fasen: de acquisitiefase bestond uit 10 trails, de uitdovingfase bestond uit 10 trails en de testfase bestond uit 3 trails. In de testfase werd voor de experimentele conditie teruggekeerd naar de geur uit de acquisitiefase (ABA en BAB). De context bleef voor de controlegroep gelijk over alle fasen. De context werd bepaald door perzik dan wel anijs geurende oliën, welke direct in de neus van de proefpersonen werden toegediend. Het verloop van de angstreacties over de drie fases werd tussen de condities vergeleken. De online verwachting toonde een ABA en BAB renewal of fear effect. De huidgeleidingsresponsen lieten gemengde resultaten zien; we vonden een duidelijk significant effect in de testfase, een mild effect in de acquisitiefas

Sinds de opkomst van de cognitieve psychologie worden in toenemende mate inzichten over informatieverwerking toegepast binnen de klinische psychologie om zo verschillende vormen van psychpathologie te verklaren. Aandacht- en interpretatiebiassen zijn hier een voorbeeld van. Het huidige onderzoek richt zich op deze biassen in relatie tot de persoonlijkheidstrek Neuroticisme en de invloed ervan op de waarneming van alarmerende geuren. Verwacht werd dat hoogneurotische proefpersonen een alarmerende, negatieve geur als meer dreigend zouden interpreteren dan laagneuroten en dat hoogneuroten er meer aandacht aan zouden besteden. Dit zou dan voor een verstoring op de gebruikte taak kunnen hebben gezorgd, in de vorm van vertraagde reactietijden. Het design van dit onderzoek is een experimenteel 2 x 2 x 2 factorieel mixed design, met twee between-subjects factoren (Neuroticisme en Geursoort) en één within-subjectsfactor (Tijd). Vierenzestig hoog- en laagneurotische proefpersonen deden een lexicale decisietaak op de computer waarbij halverwege de taak een positieve of negatieve geur werd verspreid. Gemiddelde reactietijden en de ratio correcte antwoorden waren hierbij belangrijke afhankelijke variabelen. Resultaten lieten zien dat hoog- en laagneuroten in beide geurcondities ná geurverspreiding gelijke reactietijden vertoonden en dat hoogneuroten, in vergelijking met laagneuroten, over tijd in ieder geval niet minder accuraat werden. Een op de evolutieleer geïnspireerde redenering wordt gegeven over hoe aandacht- en interpretatiebiassen mogelijkerwijs een verklarende rol kunnen vervullen bij de verkregen resultaten.