Search

Processed Animal Proteins (PAPs) have long been banned from farm animal diets in the EU. In this period, raw material selection and processes to prepare PAPs have been improved and diversified allowing for a range of products available for inclusion in animal diets. As a consequence, the products and their respective specifications in present feedstuff tables do not cover the composition and quality of presently available PAPs. This report presents the methods and results of a study, conducted by Wageningen Livestock Research at the request of European Fat Processors and Renderers Association (EFPRA), in which the total tract digestibility of proximate components and ileal phosphorus, calcium and amino acid digestibility of 2 PAPs of pig origin in broiler chickens were evaluated. The results from this study showed that the chemical composition of the new PAPs are broadly similar to the 'former' PAPs, but that the AME and the digestibility of crude fat, crude protein and amino acids of the new PAPs was lower. Therefore it is recommended, once the ban on the use of animal proteins in broiler diets ends, to update the present PAP table figures for broilers.

In a study with 910 Ross 308 male broilers, housed in 70 floor pens bedded with wood shavings, the effect of digestible glycine+serine content (5 levels ranging from 12.4 to 15.7 g/kg and 11.4 to 14.9 g/kg in grower and finisher diets, respectively) in low-protein diets was studied from 10 – 35 days of age. In this study, also the glycine-sparing effect of threonine was studied. In total seven different treatments were studied: a control treatment (a normal/high protein diet), five low-protein dietary treatments with increasing levels of digestible glycine+serine and a low-protein dietary treatment in which extra threonine was supplemented to the diet with the lowest glycine+serine level. Growth performance results, slaughter yields, litter quality, litter composition and footpad score were measured. This study showed that the glycine+serine level in low-protein feed did not have a noticeable effect on the production results, slaughter yields, litter quality and foot pad lesion. Based on this study it was concluded that a digestible glycine+serine dose in low-protein diets of 12.4 g/kg and 11.4 g/kg in grower and finisher phase, respectively, is sufficient. In een dosis-respons studie met 910 Ross 308 vleeskuikenhanen, die werden gehuisvest in 70 grondhokken met strooisel, werd het effect van het glycine(+serine) niveau in laag-eiwitvoeders onderzocht in het leeftijdstraject van 10 – 35 dagen. In totaal werden vijf verteerbare glycine+serine niveaus, oplopend in evenredige stappen van 12,4 tot 15,7 g/kg in de groeifase en van 11,4 tot 14,9 g/kg in de eindfase, onderzocht. Daarnaast werd het mogelijk glycine-besparende effect van threonine bestudeerd; hiertoe werd aan het laag-eiwit voer met het laagste glycine+serine niveau extra threonine toegevoegd. De resultaten van de laag-eiwitvoeders werden vergeleken met een voer met een normaal eiwitgehalte met eenzelfde aminozurenprofiel. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat het glycine+serine niveau in laag-eiwitvoeders geen noemenswaardig effect had op de productieresultaten, slachtrendementen, strooiselkwaliteit en voetzoollaesiescore en dat een verteerbaar glycine+serine gehalte van 12,4 g/kg en 11,4 g/kg in respectievelijk het groei- en eindvoer voldoende is

De studie beschreven in dit rapport had tot doel voor een aantal specifieke onderdelen van de berekening van de stalbalans na te gaan of de berekening van de stikstofexcretie voor varkens en pluimvee aansluit bij de biologische productie van varkens en leghennen in de praktijk. Hiervoor is in een deskstudie aandacht besteed aan de stikstof- en fosforgehalten in eigen geteelde biologische voedermiddelen, de berekening van het levend eindgewicht van biologische vleesvarkens en de invloed van biologische huisvesting op gasvormige verliezen bij pluimvee en varkens. Daarnaast zijn stalbalansen verzameld van biologische bedrijven met leghennen, vleesvarkens en zeugen. Hiermee zijn de bruto excretie van N en P en de gasvormige N-verliezen berekend. Op basis van de resultaten worden aanbevelingen gedaan voor praktische toepassing.

In this study, the usefulness of intrinsic phytase of plant ingredients for degrading phytate was investigated. The enzymatic conversion from phytate to soluble inorganic phosphate was determined in vitro with and without addition of microbial phytase. Phytate degradation was measured in mixtures in which ingredients with a high intrinsic phytase activity and ingredients with a high phytate content were combined. In deze studie is de bruikbaarheid van intrinsiek fytase vanuit grondstoffen voor de afbraak van fytinezuur in grondstoffen onderzocht. De enzymatische omzetbaarheid van fytinezuur naar oplosbaar anorganische fosfaat werd in vitro bepaald met en zonder toevoeging microbieel fytase. De afbraak van fytinezuur is gemeten in combinaties van grondstoffen met een hoge intrinsieke fytase activiteit en grondstoffen met een hoog fytinezuurgehalte.