Search

Wie betaalt de belastingen in Nederland? Met dank aan de recente ontwikkelingen in de ongelijkheidsliteratuur krijgen we daar een steeds scherper beeld van – en kunnen we de uitkomsten ook internationaal vergelijken.

Exploiting unique datasets covering over 29,000 tax evaders in the Netherlands, we investigate the distribution of tax evasion and its implications for the measurement of wealth inequality. Tax evasion is concentrated at the top of the wealth distribution with over 10% of the wealthiest 0.01% of households – the “super rich” – evading taxes. At the top, households evade around 8% of their true tax liability. The “merely rich” (P90-P99.9) own 67% of hidden wealth, while the “super rich” account for only 7%. Consequently, the correction for offshore wealth has a modest effect on top wealth shares. We describe a number of explanations for the distribution of tax evasion by Dutch households: low-cost tax evasion opportunities in neighbouring countries for the “merely rich”, sophisticated forms of tax evasion for, low effective tax rates on and migration to low tax jurisdictions by the “super rich”. Taken together, these explanations suggest that the distribution of tax evasion strongly depends on a country’s geographical and institutional settings.

De auteurs gaan in op de verhouding tussen het Unierechtelijke en het nationale vertrouwensbeginsel. Aan de orde komt de betekenis van het recente Sense-arrest van het Hof van Justitie voor de omzetbelasting en de douanerechten. In deze procedure is beslist dat daar waar een nationale autoriteit een toezegging heeft gedaan die in strijd is met een duidelijke Unierechtelijke bepaling, waardoor het Unierechtelijke beginsel buitenspel komt te staan, het niet strijdig is met het Unierecht dat de justitiabele die heeft vertrouwd op die toezegging op basis van het nationale vertrouwensbeginsel alsnog een schadevergoeding kan claimen op nationaal niveau.

Op Prinsjesdag zijn de voorstellen voor de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 gepresenteerd. Deze voorstellen vloeien voort uit het Kerstarrest waarin de Hoge Raad oordeelde dat het sinds 207 geldende stelsel van de vermogensrendementsheffing in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod. Na een korte uiteenzetting van de geschiedenis van box 3 wordt in deze bijdrage getoetst of de voorgestelde wetgeving in overeenstemming is met het Kerstarrest. Afsluitend wordt ingegaan op het eveneens op Prinsjesdag gepubliceerde Beleidsbesluit voor niet-bezwaarmakers. Een korte conclusie rondt deze bijdrage af.

Belastingen zijn betalingen van de burger aan de staat ten behoeve van een goed functionerende maatschappij en het welzijn van de burger. Bij belastingheffing zijn enerzijds (rechts)statelijke instituties betrokken en anderzijds de burger en personen en organisaties die burgers bijstaan, vertegenwoordigen of zich hun belangen aantrekken. Zij oefenen meer of minder macht en invloed uit. Binnen die dynamische constellatie van fiscale actoren doen zich machtsverschuivingen voor; sommige meer tijdelijk, andere meer structureel. De focus ligt hier op nationale instituties

The question whether fiscal policies can be considered sustainable in the light of population ageing is old, but still relevant. Even more so, its relevance has increased recently as public debt levels have gone up dramatically as a result of the COVID-19 crisis. The follow-up question if public finances are deemed unsustainable is also still relevant: to what level should the public debt ratio be reduced in order to restore fiscal sustainability? The standard approach to assess fiscal sustainability is that of generational accounting (GA). This paper reviews GA. It argues that GA is a powerful instrument that puts the finger on the balance between generations. At the same time, GA suffers from some weaknesses that have become more significant over time. We conclude that it is time to update GA.

This contribution considers the use of the principle of proportionality to review measures combatting international tax abuse (avoidance and evasion). Our claim is that proportionality, which tends to be viewed as the key analytical tool to balance tax equity against the interests of taxpayers, is ill-suited to the review of such measures. This we will demonstrate from a theoretical angle, but also through the analysis of the CJEU, international investment tribunals and WTO adjudicatory bodies: rather than balancing tax certainty against tax equity or focusing on the efficiency of the anti-tax abuse measures in the pursuit of substantive policy goals (the types of enquires normally associated with proportionality), what we observe is an assessment and gradual demarcation of the rightful territorial extent of the State’s taxation powers.

Recently, the Netherlands Tax and Customs Administration (NTCA) introduced a redesign of its ‘Horizontal Monitoring’ model. This co-operative compliance approach is based on trust, transparency and mutual understanding between NTCA and (corporate) taxpayers. It is a way of enhancing voluntary compliance, which is to say payment of the right amount of tax at the right time. This informal approach is about co-operation and fait treatment rather than about competencies (powers), obligations and rights, without neglecting the legal framework (including the principles of proper administrative behaviour) in force. In a co-operative relationship there is a willingness to go beyond compliance with regard to procedural law requirements (disclosure, etcetera). Horizontal Monitoring must be seen as supplementary to traditional, vertical supervision. This is the traditional command-and-control method of regulation, whereby the authorities use unilateral enforcement powers such as the power to invoke disclosure requirements, audits and sanctions (like (administrative) penalties and reversal of the burden of the proof). This updated chapter is structured as follows. Firstly, the basic characteristics of Horizontal Monitoring are briefly summarized with a view to procedural tax aspects. Then, an overview is presented of the normal legal framework which determines NTCA’s enforcement powers and taxpayers’ obligations. Thirdly, some aspects of the statutes and legal principles in force are elaborated upon because, at first sight, the Horizontal Monitoring approach might seem to be at variance with these aspects of the legal framework. This is followed by some conclusions.

Op 24 december 2021 wees de Hoge Raad arrest in de massaalbezwaarprocedure over het sinds 2017 geldende stelsel van de vermogensrendementsheffing. Zonder de traditionele mitsen en maren wordt de strijdigheid van deze nieuwe box 3 met grondrechten erkend. Bovendien biedt de Hoge Raad, in weerwil van zijn eigen paradigma, rechtsherstel op het niveau van de regelgeving. Beide elementen zijn bijzonder, reden om aan dit arrest en zijn voorgangers aandacht te besteden.In deze bijdrage over het Kerstarrest geef ik eerst een globale beschouwing over de basis voor belastingheffing van vermogensbezitters, daartoe behoort ook de sinds 2001 geldende vermogensrendementsheffing. Aangezien deze heffingstechniek gebaseerd is op uiteenlopende veronderstellingen staat ze op gespannen voet met fundamentele mensenrechten zoals het eigendomsrecht. Na een korte analyse van dit grondrecht volgt een overzicht van de jurisprudentie die in de afgelopen tien jaar, zowel op stelselniveau als op individueel niveau, over de vermogensrendementsheffing is gewezen. Dat zal leiden tot een analyse van het Kerstarrest en de weerbarstige inhoudelijke rafels die zijn ontstaan als gevolg van de door de cassatierechter doorgehakte knoop. Daarbij wordt met name aandacht besteed aan de verschillen in zijn oordelenover beide stelsels van de vermogensrendementsheffing.

De Nederlandse woningmarkt is slecht toegankelijk, creëert vermogensongelijkheid en is grillig. Dat laatste is schadelijk voor onze economie. Bovendien is het huidige woonbeleid duur. Een grondige renovatie van het woonbeleid biedt een structurele oplossing.

Great minds change our views on state and society. But how do the political and social ideas of famous philosophers impact their own ideas about the justification of taxation and the distribution of the tax burden? In this paper Jane Frecknall-Hughes and I show how Hobbes, Locke, Hume, Montesquieu, Rousseau, Paine, the Federalists and Anti-Federalists gradually transformed western views on taxation, tax justice and tax policy.

Brief description of the tax history of the Netherlands within the theme of the book 'The Dialectical Relationship between Taxation and the Political Balance of Power'. After an introduction of taxation in the Netherlands in the periode 16th-19th century the introduction of modern wage tax, corporation tax and dividend withholding tax during World War II is analyzed. The chapter ends with the developments in the 20th century, when icome tax was used to discriminate between men and women and married and unmarried persons. This discrimination was only redressed towards the end of the last century. The conclusion is that in the Nerherlands, taxes have been an accelerator of societal changes (both good and bad) but also have lagged behind societal change.

Formeelrechtelijke aspecten van het Kerstarrest De vermogensrendementsheffing kenmerkt zich door een stapeling van wettelijke veronderstellingen (ficties en forfaits). Hoewel de kloof tussen deze (rendements)veronderstellingen en de feiten in de werkelijke wereld groeide, is daadwerkelijke reparatie van dit stelsel door de wetgever tot nu toe uitgebleven. Daardoor steeg de behoefte aan rechterlijke interventie. De Hoge Raad koos echter jarenlang voor een behoedzame koers. Hoewel vaststelling van het te belasten inkomen op basis van veronderstellingen op gespannen voet staat met fundamentele mensenrechten, liep vrijwel ieder beroep daarop spaak op de (zeer) ruime beoordelingsmarge die wordt gegund aan de fiscale wetgever. In schril contrast met deze terughoudendheid wordt echter in het op 24 december 2021 gewezen arrest geoordeeld dat het sinds 2017 geldende stelsel inbreuk maakt op het eigendomsrecht in combinatie met het gelijkheidsbeginsel. Bovendien biedt de Hoge Raad, eveneens in contrast met het verleden, rechtsherstel op het niveau van de regelgeving. Beide zijden van de ijsberg zijn reden om aan de formeelrechtelijke aspecten van dit Kerstarrest en zijn voorgangers aandacht te besteden.

Zonder belastingen werkelijke maatschappelijke samenwerking illusoir is. Ieder wordt geboren in een maatschappij die de vrucht is van de samenwerking van generaties voor hem of haar. Het samen handelen van die talloze individuen geeft vervolgens vorm aan de huidige maatschappij en legt fundamenten voor de toekomst. Belastingen dragen daaraan bij omdat ze de overheid in staat stellen een duurzame maatschappij te ondersteunen met tal van publieke goederen en voorzieningen. Het respecteren en bewaken van de integriteit van het belastingsysteem is ieders maatschappelijke verantwoordelijkheid – zij het in verschillende mate. De centrale vraag is dan hoe die maatschappelijke verantwoordelijkheid zich vertaalt voor de notaris als fiscale poortwachter. Poortwachters zijn bewakers of hoeders van iets. Van de poort die toegang geeft tot een gebouw waar wij trots op willen kunnen zijn en dat bepaalde fundamentele waarden en beginselen belichaamt. Dit preadvies wil prikkelen tot nadenken over dergelijke vragen. Om prangende morele kwesties duidelijk te maken, worden enige voorbeelden gebruikt die waarschijnlijk niet representatief zijn voor de dagelijkse notariële praktijk. Vaak is fiscale advisering moreel niet problematisch, maar de voorbeelden illustreren dat alertheid is vereist. De structuur van dit preadvies is als volgt. Eerst komen het morele karakter van belastingen en de morele plicht fiscaal bij te dragen aan bod. Aansluitend behandel ik de vraag of belasting betalen enkel als een juridische (wettelijke) plicht kan worden beschouwd. Ik onderzoek dan waar de uiterste grens van die wettelijke plicht ligt (fraus legis). Vervolgens betoog ik dat elke interpretatie van de belastingwet maatschappelijke gevolgen heeft en derhalve een morele dimensie kent. Dit kleurt de vrijheid van belastingplichtigen om de fiscaal voordeligste weg te mogen kiezen. Die vrijheid is namelijk niet grenzeloos. Naar believen belasting (niet) betalen door handig gebruik van het (belasting)recht staat op gespannen voet met het betalen van een eerlijke bijdrage. Ik bepleit dan een ‘ex negativo’ benadering van fair share: kiezen voor belastingminimalisatie is (in beginsel) geen moreel verantwoord gedrag. Vervolgens onderzoek ik de hybride positie van de notaris, als ambtenaar en als ondernemer (met name als fiscaal adviseur). Wat houdt dat ambt in en welke mate van maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt er van hem (haar) verwacht? Wat houdt zijn (haar) professionele ethiek in en in welke mate kan die bijdragen aan het vertrouwen in de beroepsgroep? Ik laat vervolgens zien dat bij andere financieel dienstverleners, zoals banken en belastingadviseurs, gedragscodes worden aangescherpt waardoor tot uitdrukking wordt gebracht dat men in de advisering ethische en maatschappelijke gevolgen dient te verdisconteren. Zij nemen zo meer verantwoordelijkheid voor de integriteit van het belastingstelsel. Een gedragscode zou ook voor het notariaat concretere richtlijnen en factoren kunnen bevatten met betrekking tot fiscale adviezen.

De oorlog in Oekraïne heeft het Westen wakker geschud. Er bestaat weinig twijfel over Poetins droom van een machtig Russisch rijk. Sterke staten en leiders; democratie, mensenrechten, respect voor minderheden e.d. passen niet in dat beeld. Poetins heerschappij is gebaseerd op macht, geweld en oorlog. Dat maak het voor fiscalisten interessant om een blik in het verleden te werpen. Oorlog kost geld, vaak veel geld – dat via belastingen kan worden verkregen. Oorlog en belastingen zijn dan ook innig met elkaar verbonden. Maar ook met de ontwikkeling van ideeën over instemming, de verdeling van de belastinglast en de spreiding van macht.

De coronacrisis geeft het thema fiscale ethiek een bijzondere urgentie. De overheid geeft veel geld uit om bedrijven en andere sectoren van de maatschappij te ondersteunen. De vraag is dan uiteraard: wie draagt wat bij? Wie betaalt loyaal belastingen en wie drukt zich - bijvoorbeeld door uitgekiende estate planning? Wie voelt zich verantwoordelijk voor de ondersteuning van de maatschappij en individueel welzijn via de staat?In deze bijdrage ga ik in op de noodzaak van vertrouwen in relatie tot het belastingstelsel. Daaraan voorafgaand maak ik een onderscheid tussen twee soorten vertrouwen: vertrouwen op instituties en het vertrouwen in medemensen. Het belastingstelsel is zo’n institutie. Vertrouwen is de kurk waarop een goed functionerend en rechtvaardig belastingsysteem drijft. Bovendien zijn belastingen een moreel fenomeen: zij stellen de overheid in staat belangrijke waarden te realiseren ten behoeve van de maatschappij. Vervolgens zal ik betogen dat fiscaal vertrouwen alleen gedijt als burgers en hun adviseurs accepteren dat zij een (gedeelde) verantwoordelijkheid dragen voor de integriteit van het belastingsysteem. Tot slot wijs ik vanuit dit perspectief op een aantal morele kwesties die bij estate planning kunnen spelen.

The primary aim of this article is to question whether the general anti-abuse rule (GAAR) of Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD) is an effective tool to tackle tax avoidance. By using a comparative technique as a method, other directives that include a GAAR will be analysed as a companion to the ATAD to identify whether there is a common understanding of the concept of abuse of tax laws within the EU legal order. Then the general consequences of the application of the GAAR of the ATAD will be exposed. The difficulties which could be encountered in the application procedure will be explained around some potential scenarios, based on simple models developed by the author. Tax Avoidance, Abusive Tax Practices, Artificial/Genuine Arrangement(s), Main Purpose(s) Test, Tax Advantage, General Anti-abuse Rule(s) (GAARs), Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD), Interest-Royalties Directive, Merger Directive, Parent- Subsidiary Directive.

espanolDurante el COVID-19, el papel emergente de la comunidad para hacer frente a los desafios de la pandemia ha sido bastante visible. El valor de la solidaridad impregna nuestras sociedades, y en algunos casos ha reemplazado la accion de los poderes publicos. Este articulo aprovecha los nuevos roles adquiridos por los ciudadanos para re-disenar politicas fiscales bajo un nuevo enfoque desde lo colectivo. Para llevar a cabo esta tarea, este autor se centra en las medidas fiscales para preservar el patrimonio cultural. Hasta la fecha, las medidas fiscales en este campo reproducen un enfoque predominantemente estatal bajo un claro mandato a las autoridades publicas de preservar el patrimonio cultural. Este articulo se aparta criticamente del regimen actual de proteccion del patrimonio cultural para proponer nuevas medidas fiscales bajo un enfoque mas comunitario. Es la comunidad de ciudadanos quien decide que es patrimonio cultural y si se debe proteger. Esas nuevas medidas fiscales, en concreto, un regimen de las cooperativas culturales, podrian implementarse a nivel de la Union Europea. Para ello, se necesitaria una interpretacion innovadora del parrafo 5 del articulo 167 del TFUE. EnglishIn the current COVID-19 times, the emerging role of the collectivity to face up the challenges of the pandemic has been quite visible. The value of solidarity pervades our societies, and in some cases, it sidesteps the action of the public authorities. Accordingly, this contribution makes the attempt to take advantage of the new roles acquired by the citizens in order to re-design tax policies under a bottom-up approach. To accomplish this task, this author focuses on the tax measures to preserve cultural heritage. To date, the tax measures in this field reproduce a top-down approach under a clear mandate of the public authorities to preserve cultural heritage. This article critically departures from this current regime to preserve cultural heritage to propose new tax measures under a community approach. Such new measures, namely a regime for cultural heritage cooperatives, could be enforced at EU level. Therefore, an innovative re-interpretation of article 167 (5) TFEU is needed.

This paper combines detailed administrative records on the universe of the Dutch population with national accounts aggregates to provide a thorough description of income inequality before and after taxation and government spending. Accounting for domestic and foreign retained earnings has a substantial impact on inequality, raising the top 10% share of pre-tax national income from 29% to 31%. Overall, the tax system is regressive due to high consumption taxes and a low tax burden on capital income. The entire reduction in inequality - the top 10% income share falls to 26% - comes from government spending that is targeted at the bottom of the distribution.

Fundamental legal principles and rights may function as a check on legislative power protecting citizens against arbitrary interferences of tax legislation with their lives. We’ll start with a description of the fundamental protection of individual rights that exists under Dutch national law and the agencies that have primary responsibility for protecting those rights. This principle of equality is an important judicial instrument to check seriously flawed tax legislation. The testing of tax law against this principle of equality can act as a case study to gain more insight into the topic of constitutional review. Acts of Parliament are tested against international treaties (Article 14 European Convention of Human Rights (ECHR), in conjunction with Article 1 of Protocol No. 1 ECHR (Article 1 P-1 ECHR), and Article 26 International Covenant on Civil and Political Rights (ICCPR). In terms of the method of judicial interpretation, we will show that the Dutch Supreme Court always demands an objective and reasonable justification for any inequality of treatment. This is in conformity with the method applied by the European Court of Human Rights (ECtHR). As for testing tax law against the principle of equality, the Supreme Court acknowledges the wide margin of appreciation of the legislator. If the Court establishes a violation of the principle of equality, it acts very cautious. We acknowledge that the Dutch Supreme Court has initially made a valuable contribution to the constitutional system of checks and balances – underlining the significance of the principle of equality for fair tax legislation. However, in our opinion, the Supreme Court should pay less deference to the policy views of the tax legislator. Next, we’ll discuss the testing of tax legislation against Article 1 P-1 ECHR (right to property). Both the Supreme Court and ECtHR observe a (very) wide margin of appreciation vis-à-vis the legislature if the so-called of the public interest test and the proportionality test are applied. This margin is only exceeded if an individual has to bear an individual and excessive burden. Here, again, the Supreme Court should be less deferential to the tax legislator. With regard to the principle of certainty, no testing of statutory legislation is possible by the courts. Nonetheless, the legislator seems to take the principle of certainty quite seriously. With respect to retroactive tax legislation the State Secretary of Finance has committed himself to rules of conduct with regard to different situations where he deems retroactive tax legislation to be justified. The practice of this soft law instrument shows that the government is more willing to take its partners in law-making seriously than in the case of the principle of equality and the right to property.

In dit advies worden 7 vragen beantwoord die de staatssecretaris heeft gesteld naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, aangaande de box-3 heffing

Sinds jaar en dag gebruikt het CPB het zogeheten houdbaarheidstekort om te beoordelen of het begrotingsbeleid houdbaar is. Deze praktijk wordt ook in het buitenland vaak toegepast. Het begrip houdbaarheidstekort roept echter in toenemende mate discussie op. Het tekort fluctueert sterk in de tijd, het begrip is soms lastig uit te leggen en het kan conflicteren met het begrip brede welvaart. Een discussie over het begrip houdbaarheidstekort is op zijn plaats nu de rente op overheidsobligaties lager is dan de economische groei. Zou deze situatie voor altijd blijven gelden, dan kan het begrip houdbaarheidstekort zijn betekenis verliezen.

Tax complexity is a multi-faceted and pervasive phenomenon. Narrow, detailed drafting of the law is a particular manifestation of tax complexity. Tax legislatures often try to control and regulate every conceivable situation by issuing very specific rules covering the full range of circumstances. The result is a tax system is populated by dense thickets of often thorny rules, which lacks transparency and goes at the expense of certainty and equality. Principles-based legislation is sometimes termed as an alternative regulatory instrument to counter both the complexity of detailed tax drafting and tax avoidance. However, it should not be seen as a magic formula but rather as a helpful addition to the legislature’s toolbox. In this article we will elaborate on principles-based legislation, rule-based drafting, and two other drafting styles - legal fictions and standards. We investigate these three ‘friends’ as alternatives, or supplements, to precise rules from the perspective of (legal) principles as advocated by the legal philosopher Dworkin. It will be argued that securing the integrity of tax law requires a balancing act between different legislative drafting styles such as fictions, standards and principles-based legislation.

In deze bijdrage zet ik de verliesverrekeningsregels voor in Nederland gevestigde vennootschappen uiteen. Ik analyseer onder meer in hoeverre Nederland voldoet of kan voldoen aan de aanbeveling van de Europese Commissie van 18 mei 2021 over de fiscale behandeling van verliezen geleden gedurende de coronacrisis. In de aanbeveling wordt een gecoördineerde aanpak uiteengezet van de behandeling van verliezen over de boekjaren 2020 en 2021. Daarnaast bespreek ik de verliesverrekeningsregels in het licht van de huidige ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, jurisprudentie en literatuur. In paragraaf 2 worden “binnenjaarse” verliesverrekeningsregels besproken. Daarmee bedoel ik de regels omtrent verliesneming op vermogensbestanddelen die van invloed zijn op het fiscale jaarresultaat. Ik ga expliciet in op de fiscale gevolgen van een afwaarderingsverlies op een vordering, een deelnemingsverlies, een liquidatieverlies en de door de wetgever getroffen mogelijkheid om coronagerelateerde verliezen te verrekenen middels het vormen van een reserve. In paragraaf 3 worden “buitenjaarse” verliesverrekeningsregels uiteengezet. Daarmee bedoel ik de aan het eind van het fiscale jaar bij beschikking vastgestelde nog te verrekenen verliezen (compensabele verliezen). In verschillende sub-paragrafen worden de verliesverrekeningstermijnen, verliesverrekeningstemporisering, houdsterverliezen, handel in verlieslichamen, verliesverrekening bij fusie en splitsing en het fiscale eenheidsregime behandeld. Ik sluit in paragraaf 4 af met een slotbeschouwing.

Since the “reform and opening‑up” policy in 1978, Chinese tax incentives have experienced fluctuations. China has tailored its tax incentives to create a level playing field in the market, especially after China’s accession to the World Trade Organization (WTO). However, China still has a state‑oriented attitude towards the granting of tax incentives. This can be witnessed from conflicts between certain Chinese tax incentives and the WTO’s subsidy rules. China tends to treat tax incentives as instruments to achieve policy goals, but they often lack the necessary legal control. The European Union (EU) is a comparable power as to China in the world. The ultimate objective of the EU is the establishment of an internal market, which is based on market economy and free trade. State aid law, as a part of EU competition law, aims to limit the negative effects of state aid measures, thus creating a level playing field for all member states. In recent years, it plays an increasing role in restricting the harmful effects of tax incentives in the internal market. How can China improve the legal control over its tax incentives? Are there any inspirations for China from the experiences of EU State aid law? This article makes suggestions to an improved legal control over Chinese tax incentives against the background of EU State aid., Studi Tributari Europei, Vol 8 (2018)

This paper makes a welfare comparison between the issuance of price-indexed and nominal public debt in the presence of fiscal constraints, viz. a debt constraint, a deficit constraint and a combination of both. Distortionary taxes or public consumption are regulated to avoid the violation of the relevant fiscal constraint(s). Under a debt constraint indexed debt is generally preferred, while under a deficit constraint the results are more mixed. Introducing inflation persistence and raising the maturity of the debt tend to increase the magnitude of the welfare differences between the two types of debt. Welfare differences are further affected by the degree to which public consumption and tax revenues are indexed to actual versus structural nominal GDP.

Over the last decades, we have generally seen a gradual shift from pay-as-you-go (PAYG) to funding to finance pensions. In this paper, we develop an analytical framework that includes three models of pension design, allowing us to study the role of efficiency, redistribution, and time-consistency in pension policies. We use these models to analyse the impact of several trends (a permanent decline in the rate of return on financial markets, a decline in the average rate of economic growth, decreased output volatility and increased capital market volatility) on the optimal balance between PAYG and funding. Although the models lead to similar qualitative results, general conclusions cannot easily be drawn as the various trends work in opposite directions. A numerical simulation experiment with a calibrated version of the time-consistent model shows that it may be wise to halt the shift towards more funding. There is insufficient evidence however to call for a real revival of PAYG.

Traditional tax havens and conduit countries have different economic and tax characteristics. This paper shows that conduit countries are larger economies, have higher statutory and effective tax rates, have more bilateral treaties and are more transparent. Because of these characteristics, other countries apply lower withholding taxes on income flows to conduit countries compared to tax havens and do not apply CFC-rules on profit income generated in conduit countries. I assess quantitatively the role of tax havens and conduit countries in international corporate tax avoidance taking account of the literature on corporate tax revenue losses, treaty shopping and phantom investment. I allocate the global tax revenues losses due to profit shifting and treaty shopping to individual countries, using GDP, tax rates, FDI positions and FDI income. Traditional tax havens are only responsible for a small part of corporate tax avoidance. Conduit countries are involved in a much larger share, in particular on treaty shopping. A large share of the profit shifting losses is also due to different tax arrangements between other developed countries.