Door de vergrijzing van de bevolking is het van groot belang dat mensen langer participeren in betaald werk met behoud van een goede inzetbaarheid. Meer inzicht in de factoren die dit het sterkst beïnvloeden, biedt mogelijk handvatten voor (aanvullend) beleid. In dit rapport staat om deze reden de volgende vraag centraal: Wat is het relatieve belang van verschillende determinanten voor de duurzame inzetbaarheid van werknemers van 45 jaar en ouder? Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van STREAM, een meerjarig onderzoek onder ruim 15.000 personen van 45 jaar en ouder. Duurzame inzetbaarheid is geoperationaliseerd met de indicatoren werkvermogen, productiviteit, verzuim, arbeidsmarktpositie, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en vroegpensioen. Een ongunstige score op één of meer van de indicatoren van duurzame inzetbaarheid wordt voorspeld door een brede range determinanten: Gezondheid (slechte fysieke en mentale gezondheid), werkkenmerken (blootstelling aan stoffen, hoge fysieke belasting, lage autonomie, ongunstig sociaal klimaat, tijdelijk contract), kennis en vaardigheden (laag pro-actief leergedrag), sociale factoren (geen werkende partner, verstoorde werk-privé balans), financiële factoren (huishouden komt geld tekort) en werkmotivatie (lage bevlogenheid). Met name gezondheid en, in iets mindere mate, bevlogenheid zijn relatief sterke voorspellers voor meerdere indicatoren van duurzame inzetbaarheid. Een slechte mentale en fysieke gezondheid hangen bijvoorbeeld relatief sterk samen met een laag werkvermogen (OR 1,7 en 2,0), verzuim (OR 1,6 en 2,3) en arbeidsongeschiktheid (OR 1,9 en 6,0). Een lage bevlogenheid hangt bijvoorbeeld relatief sterk samen met een laag werkvermogen (OR 1,9). De relaties tussen determinanten en DI-indicatoren lijken niet (sterk) te verschillen tussen verschillende groepen werknemers. Om effectief beleid te ontwikkelen is niet alleen inzicht nodig in de relatie tussen determinanten en duurzame inzetbaarheid, maar ook in de impact van deze determinanten op populatieniveau. Een determinant die een gemiddeld risico vormt maar vaak voorkomt kan op populatieniveau immers meer potentieel voor verbetering bieden dan een determinant die een hoog risico vormt maar zelden voorkomt. Ook op populatieniveau hebben gezondheid en bevlogenheid relatief veel impact op duurzame inzetbaarheid. Wanneer een slechte fysieke of mentale gezondheid niet meer voor zou komen onder oudere werknemers, zou bijvoorbeeld het percentage werknemers met een laag werkvermogen in de populatie afnemen van 25% naar 22% en het percentage werknemers dat arbeidsongeschikt wordt van 1,2% naar 0,7%. De potentiële impact van het verbeteren van specifieke werkkenmerken, leergedrag en de financiële situatie van het huishouden is op populatieniveau in het algemeen (iets) kleiner. Echter, ook hier ligt potentiele winst, bijvoorbeeld wanneer werkomstandigheden in samenhang met elkaar worden verbeterd. Overigens zijn sommige risicofactoren moeilijk te beïnvloeden met beleid. Een voorbeeld is de aanwezigheid van een werkende partner.