Om de veiligheid tegen overstromingen in het rivierengebied te waarborgen is een goede doorstroomcapaciteit van het zomer- en winterbed van belang. Rivierkundige maatregelen, zoals uiterwaardverlaging en het graven van een nevengeul, kunnen de doorstroomcapaciteit verbeteren. Bij natuurontwikkeling, daarentegen, kan de afvoercapaciteit van de rivier afnemen door opstuwing als gevolg van een grotere stromingsweerstand. In dit rapport zijn drie alternatieve berekeningsconcepten voor het bepalen van de ruwheid van dergelijke vegetaties toegepast. De berekende ruwheden zijn vergeleken met de ruwheidswaarden die door Rijkswaterstaat (RWS) gehanteerd worden en die zijn vastgelegd in het handboek ‘Stromingsweerstand vegetatie in uiterwaarden’. Het blijkt dat bij de berekeningen voor een schematisch dwarsprofiel van de IJssel, de afvoercapaciteit berekend met het RWS-handboek voor de uiterwaarden tussen de 22 en 40% kleiner is dan ingeschat met de alternatieve berekeningsconcepten uit deze studie. In het handboek is voor relatief korte, natuurlijke uiterwaardvegetaties, zoals graslanden en ruigtes, de stromingsweerstand opmerkelijk hoog. Door kalibratie van de stromingsmodellen op het hoogwater van 1995 wordt het waterstandverlagende effect van lagere uiterwaardruwheden weer deels teniet gedaan, omdat de ruwheid van het zomerbed dan zodanig wordt aangepast dat de waterstand en de totale afvoer weer in overeenstemming zijn met de in 1995 bepaalde waarden. Deze handeling is ook uitgevoerd voor de drie alternatieve berekeningsconcepten. Er blijkt ook na kalibratie nog steeds een grotere afvoercapaciteit te zijn door een lagere inschatting van de ruwheid volgens de drie alternatieve berekeningsconcepten (tussen de 3 en 19%). Dit suggereert dat er meer natuurontwikkeling in de uiterwaarden toegestaan zou kunnen worden. Deze studie geeft geen aanleiding om andere concepten voor het berekenen van de afvoer te hanteren, maar geeft wel aan dat voor korte uiterwaardvegetaties, zoals graslanden en ruigtes, het handboek hogere weerstanden hanteert in vergelijking met de alternatieve berekeningsconcepten.