Search

Zelfredzaamheid is een veelgebruikt en veelbesproken begrip in de langdurige zorg. Het gaat vaak over jezelf kunnen redden, eigen regie, (on)afhankelijkheid en/of autonomie. In de gehandicaptenzorg gaat het ook steeds vaker over zelfredzaamheid in bredere zin, zoals gewoon kunnen meedoen aan de samenleving zoals ieder ander ondanks je beperking (VGN, 2020) en het kunnen inrichten van je eigen leven door je eigen keuzes te maken (VGN, 2022). Het inzetten van passende zorgtechnologie om zelfredzaamheid te vergroten (VWS, 2022) krijgt hierin een steeds prominentere rol. Uit onderzoek blijkt dat cliënten, ondanks het hebben van een (ernstige) lichamelijke beperking, en ondanks op dagelijkse basis afhankelijk te zijn van zowel hulp van anderen als ondersteunende hulpmiddelen of zorgtechnologieën, een hoge kwaliteit van leven kunnen ervaren (Kohler et al., 2005). In de literatuur wordt kwaliteit van leven vaak gekoppeld aan de mate van zelfredzaamheid in dagelijkse activiteiten (Möller et al., 2021). Echter is nog weinig bekend over de betekenis van het ontvangen van hulp en het gebruiken van hulpmiddelen of zorgtechnologie, voor de zelfredzaamheid van mensen met een lichamelijke beperking. In dit whitepaper bespreken we wat zelfredzaamheid inhoudt, en beschrijven de betekenis van dit begrip voor mensen met een lichamelijke beperking in het dagelijks leven.

Purpose People with physical disabilities often require lifetime support and experience challenges to maintain or (re)define their level of independence. Assistive living technologies (ALT) are promising to increase independent living and execution of activities of daily living (ADL). This paper provides a systematic literature review that aims to analyse the present state of the literature about the impact of ALT on perceived independence of people with a physical disability receiving long-term care. Materials and methods Databases Embase, Medline, and Web of Science were searched for eligible studies from 2010 or later. Results Nine studies were included, of which seven qualitative, one quantitative, and one mixed methods. Quality was generally high. ALT enabled participants to execute ADL. We found six themes for the impact of ALT on perceived independence: feeling enabled, choice and control, feeling secure, time alone, feeling less needy, and participation. Conclusions ALT appears to impact perceived independence in many ways, exceeding merely the executional aspect of independence. Existing research is limited and quite one-sided. More large-scale studies are needed in order to inform care organisations how to implement ALT, especially considering societal developments and challenges impacting long-term care.

Inleiding: Al jaren zijn er in Nederland verschillende initiatieven in de ambulante gehandicaptenzorg met beeldzorg. Echter, van brede implementatie is, ook na de Covid-19 pandemie, nog geen sprake. Mogelijk is er een andere manier van organiseren en implementeren nodig. Het doel van dit onderzoek was de randvoorwaarden in kaart te brengen voor kwalitatief goede beeldzorg voor mensen met een verstandelijke beperking, met behulp van de group concept mapping (GCM) methode. Onder beeldzorg wordt verstaan: zorg en ondersteuning op afstand tussen zorgverlener/begeleider en cliënt. Methode Een diverse groep deelnemers deed mee aan de GCM procedure, die bestond uit het benoemen van randvoorwaarden in een online brainstorm, deze sorteren en waarderen en het interpreteren van de (door een onderzoekers geanalyseerde) resultaten. Resultaten De concept map bestaat uit 99 opvattingen in 13 clusters. Genoemde randvoorwaarden gaan over de technologie én over beleid, intern in de organisatie en over wat er nodig is in relatie tot zorggebruikers, zijn/haar naasten, en andere organisaties. Conclusie De concept map laat zien dat voor een duurzame implementatie van beeldzorg de verschillende randvoorwaarden gecombineerd moeten worden in zowel visie, beleid als uitvoering. Het gaat dan om onder andere applicaties, ICT-infrastructuur en ICT-ondersteuning, om training en scholing van zorgprofessionals, om de aansluiting van beeldzorg bij de behoeften, vragen en capaciteiten van cliënten met een verstandelijke beperking. Betrokkenheid van cliënten en zorgprofessionals daarbij is noodzakelijk.

Inleiding Mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en een licht verstandelijke beperking (LVB) hebben vaak moeite met dagstructuur. Technologie kan hierbij als ondersteuning worden ingezet. Vanuit de praktijk ontstond de vraag wat in de wetenschappelijke literatuur bekend is over de inzet van technologie ter ondersteuning van dagstructuur bij mensen met NAH en LVB. In deze studie doen we literatuuronderzoek om antwoord te geven op deze vraag. Methode We deden twee zoekacties binnen de wetenschappelijke literatuur, één voor de doelgroep NAH en vervolgens een geüpdatete zoekactie voor de doelgroep NAH en LVB. Resultaten Uit de eerste zoekactie includeerden we 12 artikelen gepubliceerd vanaf 2010 en uit de tweede zoekactie vier reviews die focusten op de doelgroep NAH. We vonden slechts één review die de doelgroep LVB includeerde. Conclusie Uit de gevonden studies blijkt dat de inzet van technologie een positief effect heeft op het behalen van doelen en psychosociale uitkomsten. Vooral draagbare technologie zoals (apps op) smartphones kunnen via prompts en timecues bijdragen aan een betere dagstructuur van mensen met NAH of een LVB. Voor succesvol gebruik op de lange termijn zijn aandacht voor een match in de keuze van technologie en voor training in het gebruik van de technologie noodzakelijk. Over meer recent opkomende technologieën als zorgrobots en smartwatches is nog weinig te vinden.

To evaluate the health-economic costs and benefits of a guided eHealth intervention (E-health module embedded in Collaborative Occupational healthcare (ECO)) encouraging sick-listed employees to a faster return to work. A two-armed cluster randomised trial with occupational physicians (OPs) (n=62), clustered and randomised by region into an experimental and a control group, to conduct a health-economic investment appraisal. Online self-reported data were collected from employees at baseline, after 3, 6, 9 and 12 months. Occupational health care in the Netherlands. Employees from small-sized and medium-sized companies (≥18 years), sick-listed between 4 and 26 weeks with (symptoms of) common mental disorders visiting their OP. In the intervention group, employees (N=131) received an eHealth module aimed at changing cognitions regarding return to work, while OPs were supported by a decision aid for treatment and referral options. Employees in the control condition (N=89) received usual sickness guidance. Net benefits and return on investment based on absenteeism, presenteeism, health care use and quality-adjusted life years (QALYs) gained. From the employer's perspective, the incremental net benefits were €3187 per employee over a single year, representing a return of investment of €11 per invested Euro, with a break-even point at 6 months. The economic case was also favourable from the employee's perspective, partly because of QALY health gains. The intervention was costing €234 per employee from a health service financier's perspective. The incremental net benefits from a social perspective were €4210. This amount dropped to €3559 in the sensitivity analysis trimming the 5% highest costs. The data suggest that the ECO intervention offers good value for money for virtually all stakeholders involved, because initial investments were more than recouped within a single year. The sometimes wide 95% CIs suggest that the costs and benefits are no

Het thema wonen, zorg en pensioen staat hoog op de agenda van de SER en verschillende ministeries. Het is ook onderwerp binnen de brede maatschappelijke pensioendialoog. In de Hoofdlijnennota over de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel in Nederland van 6 juli 2015 benoemt het kabinet ‘een op maat gesneden pensioen’ als een van de zeven waarden waaraan een toekomstbestendig pensioenstelsel moet voldoen. Het kabinet is daarbij voorstander van een combinatie van meer maatwerk en keuzemogelijkheden. Op die manier sluiten pensioenregelingen beter aan op de kenmerken en voorkeuren van deelnemers. Het kabinet onderzoekt ook of een betere koppeling met wonen en zorg wenselijk is. De afgelopen jaren is vooral op macroniveau al op meerdere plekken onderzoek gedaan naar de combinatie van wonen, zorg en pensioen. Gelet op de actualiteit van het thema geeft Netspar het onderwerp hoge prioriteit op de onderzoeksagenda. Met dit rapport wil Netspar de discussie verder brengen door de financiële planning van het individuele huishouden als uitgangspunt te nemen.

RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, The international aviation and shipping sectors contribute significantly to climatic change and air pollution. Until now, however, Parties to the United Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) have not been able to agree on a methodology to assign responsibility for greenhouse gas emissions from these sectors. In addition, the International Civil Aviation Organization (ICAO) and the International Maritime Organization (IMO) have not been able to agree on any action to ensure effective implementation of mitigation policies to reduce greenhouse gas emissions from international aviation and shipping. However, both ICAO and IMO are investigating several policy options. These options may have implications for monitoring and reporting requirements as well as for the allocation of responsibility for international climate emissions from both sectors. It is for this reason that the present report focuses broadly on all these issues. Against this background, the Netherlands Research Programme on Climate Change (NRP-CC) asked CE Delft and its partners to provide an assessment of the latest policy developments and scientific findings on the following issues: Development of greenhouse gas emissions from international aviation and shipping. Impacts on climate; for aviation an update of scientific findings since the 1999 IPCC Special Report on Aviation and the Global Atmosphere. Allocation options. Development of mitigation policies at global and EU levels for aviation and shipping. Data availability and data requirements. The primary aim of this report is to inform representatives of Ministries of Transport and Environment of the EU-25 and other stakeholders on the latest scientific findings and policy developments with regard to the aforementioned issues. This may facilitate further policy discussions in the UNFCCC, within ICAO, IMO and the EU with respect to monitoring and allocation of greenhouse gas (GHG) emissions from international aviation and shipping and possible

Background: Excessive alcohol use is a prevalent and worldwide problem. Excessive drinking causes a significant burden of disease and is associated with both morbidity and excess mortality. Prototype alteration and provision of a cue reminder could be useful strategies to enhance the effectiveness of online tailored interventions for excessive drinking. Objective: Through a Web-based randomized controlled trial, 2 strategies (ie, prototype alteration and cue reminders) within an existing online personalized feedback intervention (Drinktest) aimed to reduce adults' excessive drinking. It was expected that both strategies would add to Drinktest and would result in reductions in alcohol consumption by intrinsic motivation and the seizure of opportunities to act. Methods: Participants were recruited online and through printed materials. Excessive drinking adults (N=2634) were randomly assigned to 4 conditions: original Drinktest, Drinktest plus prototype alteration, Drinktest plus cue reminder, and Drinktest plus prototype alteration and cue reminder. Evaluation took place at 1-month posttest and 6-month follow-up. Differences in drinking behavior, intentions, and behavioral willingness (ie, primary outcomes) were assessed by means of longitudinal multilevel analyses using a last observation carried forward method. Measures were based on self-reports. Results: All conditions showed reductions in drinking behavior and willingness to drink, and increased intentions to reduce drinking. Prototype alteration (B=-0.15, P<.05) and cue reminder usage (B=-0.15, P<.05) were both more effective in reducing alcohol consumption than when these strategies were not provided. Combining the strategies did not produce a synergistic effect. No differences across conditions were found regarding intentions or willingness. Conclusions: Although individuals' awareness of their cue was reasonable, their reported alcohol consumption was nevertheless reduced. Individuals appeared