Search

In 2022 is de waterkwaliteit en vegetatie op 118 locaties in de duinwateren in het beheergebied van HHNK onderzocht. Aanleiding hiervoor was de constatering dat er weinig recente gegevens zijn van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van deze wateren en dat ze ondervertegenwoordigd zijn in het monitoringsprogramma van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Dit rapport beschrijft de analyse van de verzamelde gegevens, samen met gegevens uit het reguliere monitoringsprogramma en gegevens van drinkwaterbedrijf PWN. In totaal betreft het data van 170 locaties in de duinen, vanaf het Noordzeekanaal tot en met Texel.

Voor de KRW opgave vindt (wettelijk verplichte) monitoring plaats. Doel is de kwaliteit van de ecologische en chemische toestand van onze oppervlaktewaterlichamen te bepalen. Deze verplichting komt voort uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In het ‘Protocol monitoring en toestandsbeoordeling oppervlaktewaterlichamen KRW’ [3] (verder: het protocol) staan de eisen vermeld voor de KRW-monitoringsprogramma’s. Het KRW monitoringprogramma moet laten zien op basis van welke meetgegevens de beoordeling van de toestand van de waterlichamen voor de KRW rapportage tot stand komt. De oordelen moeten representatief zijn. Hiervoor moeten naast de feitelijk informatie (meetdata) ook afwegingen en keuzes worden vastgelegd in het monitoringprogramma. Belangrijk is hierbij de onderbouwing vast te leggen en deze actueel te houden. Richtlijn hoe dit te doen is opgenomen in het document "Eisen achtergronddocumentatie KRW-monitoringsprogramma" [4, 5].

In dit rapport is een analyse gemaakt van de probleemstoffen voor de KRW-chemie van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Een ‘probleemstof’ is gedefinieerd als een ‘prioritaire of specifieke verontreinigende stof die in één of meer waterlichamen de norm overschrijdt’. Voor de analyse is gebruik gemaakt van meetgegevens van HHNK over de periode 1990-2020, die zijn getoetst aan de normen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Het resultaat is gebruikt om invulling te geven aan de monitoring van chemische stoffen voor de KRW voor de periode 2022-2027.

Een systeemanalyse van de wateren in Hollands Noorderkwartier laat zien dat de bergingscapaciteit van het watersysteem en het waterpeil steeds verder zijn verlaagd. De voor het handhaven van vaste, lage waterpeilen en het tegengaan van verzilting benodigde in- en uitlaat van water werkt nivellerend. Ook versnippering, uniforme inrichting en intensief beheer zijn belangrijke knelpunten. Daarmee is peilbeheer in brede zin, samen met de nutriëntenbelasting, de belangrijkste oorzaak van de slechte tot matige ecologische kwaliteit. Voor wezenlijke verbeteringen zijn rigoureuze aanpassingen van landgebruik en peilbeheer noodzakelijk. Lokaal zijn bescheiden verbeteringen mogelijk, vooral in de gradiëntrijke binnenduinrand en in stadswateren.

In Killer Crónicas, Mexican-American author Susana Chávez-Silverman explores the relationship between languages and how they shape our identities. She does so by straightforwardly writing about her autobiographical experiences as a multicultural woman who has been raised speaking two languages, and who has lived in several countries—as well as by the remarkable mixing of Spanish and English in her writing. Ensuing a background that considers Killer Crónicas’s most important themes, this paper establishes how a translation of the work in Dutch can be constructed.

De aanleg van natuurvriendelijke oevers (nvo's) wordt door waterbeheerders vaak gebruikt als Kader Richtlijn Water (KRW) maatregel ter bevordering van de waterkwaliteit. Aan het eind van 2027 moet al het oppervlaktewater in Nederland aan de KRW doelstellingen voldoen. Nu is de vraag hoeveel de aanleg van nvo's bijdraagt aan het halen van deze doelstellingen? Om de effecten op de macrofauna en macrofyten te monitoren is het NVO meetnet opgezet met daarin 40 nvo's verspreid over het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). In 2011, 2012 en 2013 zijn op een aantal locaties nulmetingen uitgevoerd en sinds 2014 worden 10 nvo's jaarlijks bemonsterd en 30 nvo's om de 3 jaar, waarvan 10 nvo's in 2014 & 2017, 10 nvo's in 2015 & 2018 en 10 nvo's in 2016 & 2019. Deze metingen zijn uitgevoerd door Stichting Waterproef volgens de KRW richtlijnen.

In dit technisch wetenschappelijk onderzoeksrapport worden de abiotische en biotische eigenschappen van drie boezemgebieden en twee boezemmeren van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in beeld gebracht, om inzicht te krijgen in het ecologisch functioneren ten behoeve van de EU Kaderrichtlijn Water. Omdat het huidige ecologisch functioneren van het gebied in belangrijke mate afhankelijk is van de wordingsgeschiedenis van het landschap zijn daarover ook gegevens verzameld. Door middel van een detailanalyse van de ecologische sleutelfactoren (ESF’s) zijn de knelpunten van de waterlichamen en de overige wateren opgespoord. Er zijn maatregelen geformuleerd om de knelpunten op te lossen.

In dit technisch wetenschappelijk onderzoeksrapport worden de abiotische en biotische eigenschappen van zes waterlichamen en bijbehorende afvoergebieden in de regio Wieringerland van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in beeld gebracht, om inzicht te krijgen in het ecologisch functioneren ten behoeve van de EU Kaderrichtlijn Water. Omdat het huidige ecologisch functioneren van het gebied in belangrijke mate afhankelijk is van de wordingsgeschiedenis van het landschap zijn daarover ook gegevens verzameld. Door middel van een detailanalyse van de ecologische sleutelfactoren (ESF’s) zijn de knelpunten van de waterlichamen en de overige wateren opgespoord. Er zijn maatregelen geformuleerd om de knelpunten op te lossen.

In dit technisch wetenschappelijk onderzoeksrapport worden de abiotische en biotische eigenschappen van vier waterlichamen en bijbehorende afvoergebieden in het duingebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in beeld gebracht, om inzicht te krijgen in het ecologisch functioneren ten behoeve van de EU Kaderrichtlijn Water. Omdat het huidige ecologisch functioneren van het gebied in belangrijke mate afhankelijk is van de wordingsgeschiedenis van het landschap zijn daarover ook gegevens verzameld. Door middel van een detailanalyse van de ecologische sleutelfactoren (ESF’s) en inventarisatie van Natura 2000- en PAS-documenten zijn de knelpunten van de waterlichamen en de overige wateren opgespoord. Er zijn maatregelen geformuleerd om de knelpunten op te lossen.

In dit technisch wetenschappelijk onderzoeksrapport worden de abiotische en biotische eigenschappen van twee waterlichamen en bijbehorende afvoergebieden in de regio Texel van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in beeld gebracht, om inzicht te krijgen in het ecologisch functioneren ten behoeve van de EU Kaderrichtlijn Water. Omdat het huidige ecologisch functioneren van het gebied in belangrijke mate afhankelijk is van de wordingsgeschiedenis van het landschap zijn daarover ook gegevens verzameld. Door middel van een detailanalyse van de ecologische sleutelfactoren (ESF’s) zijn de knelpunten van de waterlichamen en de overige wateren opgespoord. Er zijn maatregelen geformuleerd om de knelpunten op te lossen.

In dit technisch wetenschappelijk onderzoeksrapport worden de abiotische en biotische eigenschappen van 13 waterlichamen en bijbehorende afvoergebieden in de regio Westfriesland van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in beeld gebracht, om inzicht te krijgen in het ecologisch functioneren ten behoeve van de EU Kaderrichtlijn Water. Omdat het huidige ecologisch functioneren van het gebied in belangrijke mate afhankelijk is van de wordingsgeschiedenis van het landschap zijn daarover ook gegevens verzameld. Door middel van een detailanalyse van de ecologische sleutelfactoren (ESF’s) zijn de knelpunten van de waterlichamen en de overige wateren opgespoord. Er zijn maatregelen geformuleerd om de knelpunten op te lossen.

In dit technisch wetenschappelijk onderzoeksrapport worden de abiotische en biotische eigenschappen van zes waterlichamen en bijbehorende afvoergebieden in de regio Kennemerland van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in beeld gebracht, om inzicht te krijgen in het ecologisch functioneren ten behoeve van de EU Kaderrichtlijn Water. Omdat het huidige ecologisch functioneren van het gebied in belangrijke mate afhankelijk is van de wordingsgeschiedenis van het landschap zijn daarover ook gegevens verzameld. Door middel van een detailanalyse van de ecologische sleutelfactoren (ESF’s) zijn de knelpunten van de waterlichamen en de overige wateren opgespoord. Er zijn maatregelen geformuleerd om de knelpunten op te lossen.

In dit technisch wetenschappelijk onderzoeksrapport worden de abiotische en biotische eigenschappen van 13 waterlichamen en bijbehorende afvoergebieden in de regio Laag Holland van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in beeld gebracht, om inzicht te krijgen in het ecologisch functioneren ten behoeve van de EU Kaderrichtlijn Water. Omdat het huidige ecologisch functioneren van het gebied in belangrijke mate afhankelijk is van de wordingsgeschiedenis van het landschap zijn daarover ook gegevens verzameld. Door middel van een detailanalyse van de ecologische sleutelfactoren (ESF’s) zijn de knelpunten van de waterlichamen en de overige wateren opgespoord. Er zijn maatregelen geformuleerd om de knelpunten op te lossen.

Het doel van deze update is om de meetnetten en monitoring voor de chemische stoffen te actualiseren zodat deze blijven voldoen aan de wensen en eisen vanuit wet- en regelgeving en de eigen organisatie HHNK. Hierbij zijn de eisen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water leidend. Daarbij is met nadruk gekeken naar de mogelijkheden om de monitoring zo efficiënt mogelijk uit te voeren in verband met de toenemende opgaven en hierdoor toenemende kosten.

Contains fulltext : 174787.pdf (publisher's version ) (Open Access), Schinzel-Giedion syndrome (SGS) is a rare developmental disorder characterized by multiple malformations, severe neurological alterations and increased risk of malignancy. SGS is caused by de novo germline mutations clustering to a 12bp hotspot in exon 4 of SETBP1. Mutations in this hotspot disrupt a degron, a signal for the regulation of protein degradation, and lead to the accumulation of SETBP1 protein. Overlapping SETBP1 hotspot mutations have been observed recurrently as somatic events in leukemia. We collected clinical information of 47 SGS patients (including 26 novel cases) with germline SETBP1 mutations and of four individuals with a milder phenotype caused by de novo germline mutations adjacent to the SETBP1 hotspot. Different mutations within and around the SETBP1 hotspot have varying effects on SETBP1 stability and protein levels in vitro and in in silico modeling. Substitutions in SETBP1 residue I871 result in a weak increase in protein levels and mutations affecting this residue are significantly more frequent in SGS than in leukemia. On the other hand, substitutions in residue D868 lead to the largest increase in protein levels. Individuals with germline mutations affecting D868 have enhanced cell proliferation in vitro and higher incidence of cancer compared to patients with other germline SETBP1 mutations. Our findings substantiate that, despite their overlap, somatic SETBP1 mutations driving malignancy are more disruptive to the degron than germline SETBP1 mutations causing SGS. Additionally, this suggests that the functional threshold for the development of cancer driven by the disruption of the SETBP1 degron is higher than for the alteration in prenatal development in SGS. Drawing on previous studies of somatic SETBP1 mutations in leukemia, our results reveal a genotype-phenotype correlation in germline SETBP1 mutations spanning a molecular, cellular and clinical phenotype.

In de huidige samenleving is het van belang dat er al vroeg wordt geleerd om samen te werken. Er zijn dan ook veel verschillende samenwerkingsmethoden. Maar werkt de een beter dan de ander? Binnen dit kwantitatieve onderzoek wordt er antwoord gegeven op de vraagstelling: "Is er een verschil in intrinsieke motivatie, leerprestaties en cognitieve belasting tussen duo' s die onderling taakafhankelijk van elkaar zijn en duo's die onderling bronafhankelijk van elkaar zijn binnen een samenwerkingstaak.' Hierbij zijn duo' s verdeeld over twee condities; onderlinge taakafhankelijkheid en onderlinge bronafhankelijkheid, om een aantal taken te volbrengen. Daarnaast werd er zowel in de voortest als in de natest door de leerlingen een kennistoets over het onderwerp van de taak; voortplanting bij planten en voortplanting bij dieren, en een vragenlijst over intrinsieke motivatie gemaakt. Tevens werd er onderzocht welke rol cognitieve belasting heeft gespeeld bij het maken van deze taak middels een vragenlijst in de natest. Na het uitvoeren van diverse t-toetsen en variantieanalyses bleek dat binnen dit onderzoek geen significante verschillen konden worden aangetoond tussen de twee samenwerkingsmethodes met betrekking tot intrinsieke motivatie, leerprestaties en cognitieve belasting.

Dit onderzoek heeft gekeken of het type leerdoel van invloed is op de feedbackperceptie en of dit een effect heeft op de taakmotivatie van de feedbackontvanger. Het onderzoek had een mixed-method design. De participanten waren 31 eerstejaars ALPO-studenten. Er werd een enquête afgenomen die bepaalde over welk type leerdoel de student beschikt. Vervolgens kregen de studenten feedback op een opdracht en werd wederom een enquête afgenomen, waaruit hun feedbackperceptie en taakmotivatie bleek. Tot slot werd bij zes studenten een diepte-interview afgenomen, waarbij werd gekeken naar de onderliggende mechanismen van de relaties leerdoel-feedbackperceptie en feedbackperceptie-taakmotivatie. Na het uitvoeren van diverse regressieanalyses en het analyseren van de interviews bleek dat het type leerdoel deels van invloed is op feedbackperceptie en dat feedbackperceptie deels een effect heeft op taakmotivatie.

Een onderzoek naar de aanjagers van evolutie onder Amerikaanse ICT bedrijven in de regio Amsterdam

"Er is nog veel onbekend." Met die zin eindigden enkele presentaties van sprekers op de bijeenkomst over Q-koorts van de LTO-vakgroep Melkgeitenhouderij. Maar het ministerie van LNV heeft sinds 2 februari wel weer nieuwe maatregelen ingesteld voor melkgeitenhouders. Waarom deze beslissing?