141 results on '"Foekema, E.M."'
Search Results
2. Uitloging LD-staalslakken : Overzicht bestaande kennis van de effecten bij toepassing in de Ooster- en Westerschelde
- Author
-
Wijsman, J.W.M., Foekema, E.M., van den Heuvel-Greve, M.J., Wijsman, J.W.M., Foekema, E.M., and van den Heuvel-Greve, M.J.
- Abstract
Er is veel bezorgdheid over het gebruik van staalslakken in de Oosterschelde en Westerschelde. Staalslakken zijn bijproducten van de staalproductie en worden onder andere toegepast als oever- of bodembekleding in de waterbouw. Dit roept zorg op bij verschillende belanghebbenden, zoals schelpdierkwekers, kreeftenvissers en natuurliefhebbers, vanwege de verstoring van het oorspronkelijke habitat en de mogelijke uitloging van zware metalen en zouten uit de staalslakken. Staalslakken bevatten, net als breuksteen, zware metalen die in potentie kunnen uitlogen naar het water, waarna ze kunnen worden opgenomen door filterende schelpdieren, zoals oesters en mosselen. Ook leidt het toepassen van vooroeververdediging tot tijdelijke vertroebeling van het water vanwege de aanwezigheid van stofdeeltjes in het materiaal, en kan onder specifieke omstandigheden uitloging van staalslakken leiden tot een verhoging van de pH (zuurgraad). Dit rapport geeft een overzicht van wat er tot dusverre bekend is over eventuele effecten van vooroeververdediging op de natuur in de Oosterschelde en Westerschelde. Uitloging Staalslakken zijn rijk aan (zware) metalen die door uitloging kunnen vrijkomen in het water. De uitloging van metalen uit staalslakken is afhankelijk van het productieproces, de samenstelling van de staalslakken, en de omgeving waarin ze worden toegepast. Tijdens een zogenaamde mesocosmstudie met Oosterscheldewater bleken vooral de metalen vanadium en chroom, en in mindere mate, barium, mangaan, ijzer, aluminium, kobalt en molybdeen uit de staalslakken te logen. Bij een realistische verversingssnelheid leidde dit alleen voor vanadium en chroom tot significant verhoogde waterconcentraties in de eerste 4 weken na het aanbrengen van de staalslakken. Zwevend stof Tijdens het aanbrengen van staalslakken, maar ook bij stortsteen en zeegrind komt er zwevend stof vrij in het water, dat leidt tot een tijdelijke vertroebeling van het water. Mosselen die het zwevend stof uit het water filt
- Published
- 2024
3. Effecten van staalslakken in de Ooster- en Westerschelde: Wageningen Marine Research Regiocentrum Yerseke
- Author
-
Wijsman, J.W.M., Foekema, E.M., van den Heuvel, M.L.G.C.T., Wijsman, J.W.M., Foekema, E.M., and van den Heuvel, M.L.G.C.T.
- Published
- 2024
4. Interacties tussen zeewier en plankton in mesocosm studies; technische rapportage rond toepassing van nieuwe monitoringtechnieken
- Author
-
Foekema, E.M., Keur, M.C., Jak, R.G., Polling, M., Foekema, E.M., Keur, M.C., Jak, R.G., and Polling, M.
- Abstract
Zeewier wordt gezien als een mogelijke voedingsbron voor de toekomst, maar grootschalige productie van zeewier op zee kan verschillende invloeden hebben op het ecosysteem. Een van de vragen betreft de invloed van het zeewier op het plankton. Het fytoplankton maakt immers gebruik van dezelfde nutriënten, waardoor een verminderde beschikbaarheid, of veranderde verhoudingen tussen verschillende nutriënten gevolgen kan hebben op de productiviteit en de samenstelling van de fytoplanktongemeenschap. Dit heeft dan ook consequenties voor het zoöplankton dat van het fytoplankton afhankelijk is. In dit onderzoek is getracht in twee eenvoudige proeven in experimentele ecosystemen (mesocosms) het effect van de aanwezigheid van zeesla (Ulva lactuca) op de ontwikkeling van de planktongemeenschap te onderzoeken. Het betrof stagnante mesocosms met natuurlijk zeewater waaraan verder geen voedingsstoffen werden toegevoegd. Binnen twee tot vier weken na de introductie stagneerde de groei van de zeesla in de mesocosms, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van limitatie van fosfaat. Na deze periode stierf een deel van het zeesla af waarna de biomassa per mesocosms stabiliseerde. Dit stabilisatie niveau werd waarschijnlijk bepaald door de snelheid waarmee nutriënten weer beschikbaar komen uit afgestorven zeesla, en plankton. In de mesocosms zonder zeesla werden de beschikbare nutriënten grotendeels door perifyton vastgelegd. Dus ongeacht of er wel of geen zeewier aanwezig was, trad in alle mesocosms nutriënten gebrek op, waardoor het plankton zich niet verder kon ontwikkelen. Het effect op het plankton van nutriënten uitputting door zeewier kon daardoor niet worden vergeleken met een referentie waarin nutriënten beschikbaar bleven. Desondanks had het zeewier invloed op de zoöplankton gemeenschap. In mesocosms met zeewier werden harpacticoide copepoden de meest dominante zoöplankton groep, waarschijnlijk omdat deze profiteerden van een toename van foerageeroppervlak door de aanwezigh
- Published
- 2023
5. Developments since 2005 in understanding potential environmental impacts of CO2 leakage from geological storage
- Author
-
Jones, D.G., Beaubien, S.E., Blackford, J.C., Foekema, E.M., Lions, J., De Vittor, C., West, J.M., Widdicombe, S., Hauton, C., and Queirós, A.M.
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
6. Coastal water quality of Bonaire, St. Eustatius, and Saba during a period ofrestricted tourism: T0 monitoring October-December 2020
- Author
-
Foekema, E.M., Francisca, R.-L., Stapel, J., van Ooijen, J., Foekema, E.M., Francisca, R.-L., Stapel, J., and van Ooijen, J.
- Abstract
The traveling restrictions during the Covid-19 pandemic in 2020 and 2021 created a unique possibilityto measure water quality parameters along the coasts of the Dutch Caribbean Islands with minimisedanthropogenic pressure resulting from tourism. Such a baseline dataset could serve as a reference forfuture measurements of the monitoring parameters during periods without traveling restrictions,allowing the determination of the impact of the presence of tourists on the local water quality.Rijkswaterstaat contracted STINAPA Bonaire and the Caribbean Netherlands Science Institute (CNSI)to collect water samples along the coasts of Bonaire (STINAPA), and Saba and St. Eustatius (CNSI) inthe period October – December 2020. The samples were stored frozen until transport to theNetherlands where they were analysed by the NIOZ for nitrogen, phosphorous, and total organiccarbon. Wageningen Marine Research combined the results in the current report and formulatedrecommendations for future monitoring of coastal water quality at the Dutch Caribbean Islands.Although a wide range of samples was collected, especially in Bonaire and St. Eustatius, the number ofsamples per site was too low to obtain statistical power in the observations.Nonetheless, the first insights were achieved as follows:- The Bonaire locations generally showed lower nitrogen and phosphate concentrations in 2020than during a sampling campaign in 2012/13.- In water samples collected at St Eustatius the inorganic nutrient concentrations ranged fromlow impacted at positions more remote from the shore to high affected at specific shallowpositions.- At Saba no evident indications were found for negatively affected water quality. However, thedataset was minimal and covered only a small part of the coastline.- The available dataset suggests that the NH4-DIN ratio could be a good indicator of a disturbednutrient balance in the coastal water.And following future directions are recommended:- Extending the dataset in the futur
- Published
- 2022
7. The AmmoniaDrive Research Project
- Author
-
de Vos, P. (author), Somers, L.M.T. (author), Tinga, T. (author), Foekema, E.M. (author), van der Zwaan, B. (author), Negenborn, R.R. (author), de Vos, P. (author), Somers, L.M.T. (author), Tinga, T. (author), Foekema, E.M. (author), van der Zwaan, B. (author), and Negenborn, R.R. (author)
- Abstract
Several news items and short movies have appeared online recently, announcing that the AmmoniaDrive Consortium was awarded a prestigious NWO Perspectief grant. But what is the AmmoniaDrive research project? How does it contribute to combatting shipping-induced climate change? Who are in the consortium and why? And finally, what research activities will take place?, Ship Design, Production and Operations, Transport Engineering and Logistics
- Published
- 2022
8. Heart rate and acceleration logging during swim-fitness and stress challenge tests in yellowtail kingfish (Seriola lalandi) and relation with swimming speed, oxygen consumption and locomotory behavior
- Author
-
Palstra, A.P., Abbink, W., Agbeti, W.E.K., Bjarnasson, A., Foekema, E.M., and Lankheet, M.J.M.
- Subjects
Onderz. Form. D ,Experimentele Zoologie ,WIAS ,Life Science ,Fokkerij en Genomica ,Animal Breeding and Genomics ,Fokkerij & Genomica ,Experimental Zoology ,Animal Breeding & Genomics - Published
- 2022
9. Relative Risk Assessment of Ecological Areas with the Highest Potential Impact of Underwater Released Exhaust CO2 from Innovative Ships
- Author
-
Wei, Y., Kroeze, Michel, Vamos, Csilla, Foekema, E.M., van Lammeren, R.J.A., and Murk, A.J.
- Subjects
Onderz. Form. D ,Marine Animal Ecology ,WIMEK ,Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing ,Life Science ,Mariene Dierecologie ,Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing ,PE&RC - Abstract
Applying underwater released exhaust gas as ‘air lubrication’ along the ship’s hull to reduce the energy consumption is under development. However, this direct emission to the water could pose a risk to the local marine environment, especially in shipping-dense areas. Specifically, CO2, a dominant component in the exhaust gas, has the potency to enhance algal blooms and cause acidification. This study provides the first relative risk assessment of ships with underwater release exhaust gas systems on a global scale, taking into account local water conditions and shipping intensity. Risk was characterized for 262 marine ecoregions by plotting the expected CO2 emission from ships to water against the estimated vulnerability to acidification and algal blooms. The vulnerability of each ecoregion was assessed based on background dissolved inorganic carbon (DIC) level, chlorophyll-a concentrations and total alkalinity. The results reveal that areas with relatively high vulnerability are mainly located above 30° N latitude. The Yellow Sea, Southern China Sea, and North Sea come out as relatively high risk areas. Looking in more detail to European high-risk ecoregions, the highest risk levels are found in areas with dense shipping lanes and maritime chokepoints, e.g. the Strait of Dover and the Strait of Gibraltar. This was the first attempt to make such a risk assessment and the outcome is only indicative. In a next phase additional parameters, such as water currents and biological composition of the ecosystem should be included.
- Published
- 2021
10. Ecologische effecten van het incident met de MSC Zoe op het Nederlandse Waddengebied, met focus op microplastics
- Author
-
Foekema, E.M., van der Molen, Johan, Asjes, A., Bijleveld, Allert, Brasseur, S.M.J.M., Camphuysen, Kees, van Franeker, J.A., Holthuijsen, Sander, Kentie, Rosemarie, Kühn, S., Leopold, M.F., Kleine Schaars, Loran, Lok, Tamar, Niemann, Helge, and Schop, J.
- Subjects
Onderz. Form. D ,Business Manager projecten Midden-Noord ,Onderz. Form. B ,Life Science ,Business Manager projects Mid-North - Published
- 2021
11. Potential impact of underwater released exhaust gas from innovative ships on the marine ecosystem
- Author
-
Murk, A.J., Foekema, E.M., Wei, Yuzhu, Murk, A.J., Foekema, E.M., and Wei, Yuzhu
- Abstract
This PhD project assessed the potential environmental impact of innovative GasDrive ships with more efficient and cleaner engines that release exhaust gas underwater to reduce water resistance by air lubrication. CO2 in the exhausted gas was identified as the major impactor and caused acidification. This had a significant community impact via direct effects on invertebrate species and indirect influence on the less sensitive species via the food chain. Especially less sensitive microalgae will profit from CO2 as micronutrient, potentially inducing an algal bloom especially with reduced grazer presence. Based on these findings a preliminary risk assessment of underwater released exhaust CO2 was carried out from a global marine perspective. In the worst-case scenario, adverse environmental effects are to be expected in the busiest shipping lanes only. Further attention should be given to the occupational risk for the crew, the potential antifouling effect and the generation of underwater noise.
- Published
- 2021
12. Zeewier en plankton: een eerste verkenning met zeesla in mesocosms
- Author
-
Keur, M.C., Foekema, E.M., Keur, M.C., and Foekema, E.M.
- Abstract
Zeewier wordt gezien als een belangrijke eiwitbron voor de toekomst, maar grootschalige productie van zeewier op zee kan verschillende invloeden hebben op het ecosysteem. Een van de vragen betreft de invloed van het zeewier op het plankton. Het fytoplankton maakt immers gebruik van dezelfde nutriënten, waardoor een verminderde beschikbaarheid, of veranderde verhoudingen tussen verschillende nutriënten gevolgen kan hebben op de productiviteit en de samenstelling van de fytoplanktongemeenschap. Dit heeft dan ook consequenties voor het zoöplankton dat van het fytoplankton afhankelijk is. Mogelijk heeft dit invloed op de wijze waarop in het ecosysteem koolstof wordt vastgelegd. In dit onderzoek is in een miniatuur experimenteel ecosysteem (mesocosm) het effect van de aanwezigheid van zeesla (Ulva lactuca) op de ontwikkeling van de planktongemeenschap. De ontwikkeling van de zeesla biomassa in de mesocosms volgde in grote lijnen de groeiprognose totdat de nutriënten limiterend werden. Dit laat zien dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor het zeesla (licht, temperatuur, gasuitwisseling) in de mesocosms voldoende waren. Omdat de beschikbare hoeveelheid nutriënten bepekt was tot hetgeen bij aanvang aanwezig was in de waterkolom, bleef de geproduceerde biomassa beperkt. Na dag 42 leek fosfor de limiterende factor te zijn. De zoöplankton-chlorofyl correlatie op dag 56 suggereert echter dat nutriënten beschikbaarheid aan het eind van de proef voor het fytoplankton nog niet in alle mesocosms kritisch was. De invloed van de zeesla daarop is echter op dit moment nog onduidelijk. Hiervoor is een analyse van de individuele mesocosms nodig die kan worden uitgevoerd als er inzicht is in de samenstelling van de planktongemeenschap. De resultaten van de DNA-analyses die met dat doel worden uitgevoerd komen in 2021 beschikbaar.
- Published
- 2020
13. Voedselreservering voor visetende vogels in het IJsselmeer en Markermeer
- Author
-
de Leeuw, Joep J., van Donk, Susanne C., Couperus, A.S., Foekema, E.M., Sakinan, S., Vrooman, Jip, de Leeuw, Joep J., van Donk, Susanne C., Couperus, A.S., Foekema, E.M., Sakinan, S., and Vrooman, Jip
- Abstract
In het kader van verduurzaming van de visserij van het IJsselmeergebied is door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met betrokken partijen een Actieplan opgezet waarbij als beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd (1) een duurzame en rendabele visserij, (2) visbestanden die uit meer grote vis bestaan, en (3) voedselreservering voor visetende vogels. In dit rapport worden de opties voor voedselreservering voor vogels uitgewerkt. Bij voedselreservering gaat het er om waar mogelijk middels visserijbeheersmaatregelen voldoende potentiële prooivis veilig te stellen voor vogels waarvoor doelstellingen zijn geformuleerd voor de Natura2000-gebieden IJsselmeer, respectievelijk Markermeer/IJmeer.
- Published
- 2020
14. Mogelijke ecologische gevolgen containerramp MSC Zoe voor Waddenzee en Noordzee: een quickscan
- Author
-
Baptist, M.J., Brasseur, S.M.J.M., Foekema, E.M., van Franeker, J.A., Kuhn, S., Leopold, M.F., Baptist, M.J., Brasseur, S.M.J.M., Foekema, E.M., van Franeker, J.A., Kuhn, S., and Leopold, M.F.
- Published
- 2019
15. Targeted selection of existing aquatic in vivo bioassay data in ecotoxicological hazard quantification
- Author
-
Murk, A.J., Foekema, E.M., de Vries, Pepijn, Murk, A.J., Foekema, E.M., and de Vries, Pepijn
- Abstract
Chemicals may affect the ecological quality of environmental compartments such as surface waters. In order to assess the environmental risks, the effects of these chemicals are tested in laboratories with specific organisms exposed to a range of concentrations. Information generated with such tests is often stored in large databases. When environmental risk is assessed, such databases are consulted before new tests are performed. This is to prevent unnecessary experiments that cost animals, time and money. Of course, existing data should be of sufficient quality for the intended purpose, certain, accurate, reliable and relevant. In this thesis, approaches to judge and apply these aspects are evaluated and improvements suggested. The data selection needs to be explicitly motivated, and should be iteratively adjusted when the assessment based on the selection does not meet with the intended requirements for risk assessment.
- Published
- 2018
16. The effect of microplastic on chemical uptake by the lugworm Arenicola marina (L.) under environmentally relevant conditions
- Author
-
Besseling, E., Foekema, E.M., van den Heuvel-Greve, M.J., and Koelmans, A.A.
- Subjects
Aquatic Ecology and Water Quality Management ,WIMEK ,Onderzoeksformatie ,Life Science ,Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer ,Wageningen Marine Research - Abstract
It has been hypothesized that ingestion of microplastic increases exposure of aquatic organisms to hydrophobic contaminants. To date, most laboratory studies investigated chemical transfer from ingested microplastic without taking other exposure pathways into account. Therefore we studied the effect of polyethylene (PE) microplastic in sediment on PCB uptake by Arenicola marina as a model species, quantifying uptake fluxes from all natural exposure pathways. PCB concentrations in sediment, biota lipids (Clip) and porewater measured with passive samplers were used to derive lipid-normalized bioaccumulation metrics Clip, Biota sediment accumulation factor (BSAF), Bioaccumulation factor (BAF) and the Biota plastic accumulation factor (BPAF). Small effects of PE addition were detected suggesting slightly increased or decreased bioaccumulation. However, the differences decreased in magnitude dependent on the metric used to assess bioaccumulation, in the order: Clip>BSAF>BPAF>BAF, and were non-significant for BAF. The fact that BAF, i.e. normalization of Clip on porewater concentration, largely removed all effects of PE, shows that PE did not act as a measurable vector of PCBs. Biodynamic model analysis confirmed that PE ingestion contributed marginally to bioaccumulation. This work confirmed model-based predictions on the limited relevance of microplastic for bioaccumulation under environmentally realistic conditions, and illustrated the importance of assessing exposure through all media in microplastic bioaccumulation studies.
- Published
- 2017
17. The toxic exposure of flamingos to per- and Polyfluoroalkyl substances (PFAS) from firefighting foam applications in Bonaire
- Author
-
de Vries, P., Slijkerman, D.M.E., Kwadijk, C.J.A.F., Kotterman, M.J.J., Posthuma, L., De Zwart, D., Murk, A.J., Foekema, E.M., de Vries, P., Slijkerman, D.M.E., Kwadijk, C.J.A.F., Kotterman, M.J.J., Posthuma, L., De Zwart, D., Murk, A.J., and Foekema, E.M.
- Abstract
Item does not contain fulltext, In 2010 an oil terminal next to nature reservation Saliña Goto (Bonaire) caught fire. Firefighting resulted in elevated per- and polyfluoroalkyl substances (PFAS) concentrations in the salt lake. Within months flamingo abundance in Goto dropped to near complete absence. After statistical analysis, rainfall was deemed an unlikely cause for this decline. Toxicological effects on abundance of prey are likely the main cause for the flamingo absence. This reduced PFAS exposure via food and thus risk towards flamingos during the first years after the fires. Although the sediment is still polluted with persistent PFAS, flamingos returned, and started to feed on organisms with PFAS levels that exceed safety thresholds, placing the birds and other wildlife at risk. Monitoring bird populations is advised to assess potential toxic effects on birds and their offspring. This case suggests that applying persistent chemicals to reduce incident impacts may be more harmful than the incident itself.
- Published
- 2017
18. Effecten van visvriendelijke maatregelen op de glasaalindex bij Den Oever
- Author
-
Slijkerman, D.M.E., Foekema, E.M., de Vries, P., Slijkerman, D.M.E., Foekema, E.M., and de Vries, P.
- Abstract
In 2016 zijn nabij het spuisluis en schutsluiscomplex bij Den Oever visvriendelijke migratiemaatregelen geïmplementeerd. De maatregelen hebben als doel de glasaal en andere vis sneller en makkelijker te laten migreren tussen het zoute en het zoete water. De recente maatregelen betreffen nabij de schutsluizen de inwerkingstelling van een vishevelpassage en het uitvoeren van extra loze schuttingen. In de Stevinsluizen zijn twee verschillende visvriendelijke maatregelen van toepassing. Het “visspuien” wordt sinds 1992 uitgevoerd en betreft het spuien van zoet water op de Waddenzee. Hierbij heeft vis de gelegenheid heeft zowel van zoet naar zout als van zout naar zoet te migreren. Omdat de stroomsnelheid hoog is, wordt verondersteld dat kleinere vis zoals glasaal niet goed kan migreren naar het zoete binnenwater. De zgn. glasaalmaatregel is sinds 2016 ingesteld, en betreft visvriendelijke spui waarbij elke kentering kortstondig zout water wordt gespuid naar het zoete water, omwille van de glasaalintrek. Bij Den Oever vindt ook de langslopende monitoring van glasaal in Nederland plaats.
- Published
- 2017
19. Effecten van nanoplastics in het mariene milieu getest in mesocosms
- Author
-
Foekema, E.M., Slijkerman, D.M.E., Sonneveld, C., van der Weide, B.E., Wei, Y., Foekema, E.M., Slijkerman, D.M.E., Sonneveld, C., van der Weide, B.E., and Wei, Y.
- Published
- 2017
20. Plastics in mosselen
- Author
-
Foekema, E.M., Heuvel-Greve, M.J., Murk, A.J., Koelmans, A.A., Foekema, E.M., Heuvel-Greve, M.J., Murk, A.J., and Koelmans, A.A.
- Published
- 2017
21. Marine snow formation during oil spills: additional ecotoxicological consequences for the benthic ecosystem
- Author
-
Murk, A.J., Foekema, E.M., van Eenennaam, Justine S., Murk, A.J., Foekema, E.M., and van Eenennaam, Justine S.
- Abstract
The Deepwater Horizon (DWH) oil spill in the Gulf of Mexico in 2010 was one of the largest oil spills in history. For three months, oil leaked from the Macondo well at 1,500 m depth into the Gulf. As one of the spill responses, an unprecedented amount of dispersants were applied, both at the sea surface and, for the first time ever, directly injected into the wellhead. During the spill, unusually large amounts of marine snow, including Extracellular Polymeric Substances (EPS), were formed. Oil-contaminated marine snow aggregates were formed by aggregation of EPS with suspended solids, phytoplankton cells due to the spring bloom, and the dispersed oil droplets. The marine snow sank through the water column and settled on the ocean floor. This process was named MOSSFA: Marine Oil Snow Sedimentation and Flocculent Accumulation. MOSSFA was an important pathway of transferring oil to the deep-sea, and 14-21% of the total discharged oil is estimated to have settled on the sediment, where it impacted the benthic ecosystem. This thesis focused first on the mechanism of EPS snow formation, and then more in depth on the additional ecotoxicological consequences of marine snow formation during oil spills for the benthic ecosystem. Chapter 2 describes the role of chemical dispersants in the presence of phytoplankton in the formation of EPS, one of the main ingredients of marine snow. Results show that phytoplankton-associated bacteria were responsible for the EPS formation, and the symbiosis between the phytoplankton and its associated bacterial community provided the bacteria with energy to produce the EPS. The microcosm experiment in Chapter 3 investigated the effect of marine snow on oil biodegradation in microcosms without benthic macroinvertebrates. Results showed that marine snow hampers oil biodegradation: the presence of marine snow reduced the depletion of oil alkanes by 40%, most likely due to the high biodegradability of marine snow organics compared to the oil. Biode
- Published
- 2017
22. Blue carbon in the Dutch Caribbean : Memo
- Author
-
Tamis, J.E. and Foekema, E.M.
- Subjects
Life Science ,Maritiem - Abstract
Recently, the Dutch state of play regarding blue carbon in the Netherlands was reviewed (Tamis & Foekema 2015)1. Since the review was focussed on the North East Atlantic, the Dutch Caribbean was not included. Therefore an additional review was conducted providing information on blue carbon in the Dutch Caribbean, including a discussion on the relevance of ecosystems other than the internationally accepted blue carbon ecosystems (i.e. mangroves, salt marshes and seagrass beds) and the potential of blue carbon as an ecosystem service. Marine molluscs and coral reefs cannot be regarded as blue carbon ecosystems. Other potential blue carbon ecosystems (i.e. open oceans, fish, kelp and algal mats) are unsure or unknown. Thus no other ecosystems were included. All three blue carbon ecosystems are found in the Dutch Caribbean, with mangroves containing the highest blue carbon stock. An estimated amount of nearly 564 thousand tonnes carbon is stored in these ecosystems, which is less than the estimated amount in the Netherlands. Mangroves are found on Aruba, Bonaire and Curacao but not on Saba and St Eustatius. On St. Maarten some mangrove vegetation is present, but most has been removed. Carbon sequestration is acknowledged as ecosystem service and the economic value of blue carbon ecosystems has been quantified in different case studies.
- Published
- 2016
23. Chemische biotamonitoring conform KRW : methodeontwikkeling en compliance-check 2014/2015
- Author
-
Foekema, E.M., Kotterman, M.J.J., and Hoek, M.
- Subjects
Onderzoeksformatie ,Life Science - Abstract
Het onderzoek had de volgende doelen: 1. Opstellen van protocollen voor bemonstering, verwerking en analyse van vismonsters ten bate van chemische biotamonitoring, met onderbouwing van de keuzes die in deze protocollen zijn vastgelegd. 2. In praktijk toetsen en waar nodig aanpassen van de protocollen. 3. Bepalen van de gehalten van geselecteerde microverontreinigingen in het IJsselmeer, de Getijdenmaas, het Hollands Diep en het Ketelmeer van vier vissoorten die voldoende aanwezig zijn en representatief voor het milieu, en het toetsen van deze gehalten aan de biotanormen. De resultaten zijn vast gelegd in voorliggend rapport.
- Published
- 2016
24. Uitloging en effecten van metalen uit staalslakken beoordeeld in mesocosms
- Author
-
Foekema, E.M., van den Heuvel-Greve, M.J., Sonneveld, C., Hoornsman, G., and Blanco Garcia, A.
- Subjects
Regional center Yerseke ,Regiocentrum Yerseke ,zuurgraad ,erosion control ,zware metalen ,oosterschelde ,waterkwaliteit ,eastern scheldt ,water quality ,Onderzoeksformatie ,erosiebestrijding ,mesocosms ,heavy metals ,acidity ,mesocosmossen - Abstract
Het doel van dit project was vast te stellen in welke mate zware metalen uit in zee gebrachte staalslakken bij een voor de Oosterschelde realistische en een worst-case waterverversingssnelheid: - uitlogen naar de waterkolom; - opgenomen worden door schelpdieren (mossel), wieren (Zee-eik), zakpijpen en sponzen; - negatieve effecten veroorzaken bij bovengenoemde organismen en op het mesocosm ecosysteem. De resultaten van de staalslakken zijn vergeleken met breuksteen, het materiaal dat traditioneel voor dijkverzwaring gebruikt wordt en maasgrind als referentiemateriaal met naar verwachting weinig of geen uitloging.
- Published
- 2016
25. Maternally transferred dioxin-like compounds can affect the reproductive success of european eel
- Author
-
Foekema, E.M., Kotterman, M.J.J., de Vries, P., and Murk, A.J.
- Subjects
endocrine system ,animal structures ,Maternal transfer ,Toxicology ,Anguilla ,Dioxins ,Ecotoxicology ,Wageningen Marine Research ,Vis ,Bioamplification ,Environmental Technology ,Milieutechnologie ,Ecological risk assessment ,Toxicologie ,Maritiem - Abstract
Reported concentrations of dioxin-like compounds accumulated in the European eel (Anguilla anguilla) were used to perform a risk assessment for eel larval survival, taking into account a modelled amplification of tissue concentrations with a factor of 1.33 during spawning migration. The calculated concentrations of dioxin-like compounds finally deposited in the eggs were compared to the internal effect concentrations for survival of early life stages of the European eel; these concentrations, by lack of experimental data, were estimated from a sensitivity distribution based on literature data by assuming that eel larvae are among the 10% most sensitive teleost fish species. Given concentrations of dioxin-like contaminants, and assuming a relatively high sensitivity it can be expected that larvae from eggs produced by eel from highly contaminated locations in Europe will experience increased mortality due to maternally transferred dioxin-like contaminants. As historical POP concentrations in eel tissue were higher this impact must have been stronger in the past. Potential effects of other compounds or effects on the migration, condition and fertility of the parental animals were not taken into account. It is important to further study the overall impact of contaminants on the reproduction success of the European eel, as this may have been underestimated until now.
- Published
- 2016
26. Options in dealing with marine alien species
- Author
-
van Pelt-Heerschap, H.M.L., Sneekes, A.C., and Foekema, E.M.
- Subjects
invasive alien species ,invasieve exoten ,fungi ,food and beverages ,Experimental Ecology ,plagenbestrijding ,Experimentele Ecologie ,marine areas ,molecular detection ,monitoring ,prevention ,preventie ,mariene gebieden ,moleculaire detectie ,pest control ,Maritiem - Abstract
Invasive species can have strong impact on the local ecosystem, not only substantial impact on the local ecosystem, but also on economy and human health. This review on marine alien species outlines aspects of prevention, eradication and control strategies. When managing invasive species, prevention is preferable and less costly than controlling species. Especially for marine environments, invasive species can disperse rapidly and can be particularly hard to detect.
- Published
- 2015
27. A review of blue carbon in the Netherlands
- Author
-
Tamis, J.E. and Foekema, E.M.
- Subjects
climatic change ,marine environment ,wadden sea ,carbon ,noordzee ,biodiversiteit ,netherlands ,klimaatverandering ,coastal areas ,carbon sequestration ,nederland ,koolstofvastlegging ,north sea ,waddenzee ,koolstof ,kustgebieden ,marien milieu ,Maritiem ,biodiversity - Abstract
Blue carbon (the carbon stored in marine and coastal ecosystems – in biomass, buried in sediments and sequestered from the atmosphere and ocean) is considered as an issue of interest regarding its potential as a climate change mitigation measure in the OSPAR maritime area (OSPAR, 2015). Because blue carbon has not yet been properly explored in the North East Atlantic, OSPAR requested the Dutch government to provide information about blue carbon in the Netherlands and opportunities to enhance blue carbon in the Netherlands.
- Published
- 2015
28. Waterschappen klaar voor de 'Waterharmonica'
- Author
-
van den Boomen, R., Uijterlinde, C., and Foekema, E.M.
- Subjects
conferences ,oppervlaktewater ,waste water treatment ,water systems ,afvalwaterbehandeling ,watersystemen ,polder boards ,surface water ,conferenties ,purification plants ,waterschappen ,Maritiem ,zuiveringsinstallaties - Abstract
Meer dan 15 jaar praktijkervaring met de Waterharmonica kwam aan bod tijdens een goed bezochte bijeenkomst in de Efteling. De Waterharmonica is een speciaal ingerichte verbindingszone tussen een rwzi en het oppervlaktewater, waarin het effluent een meer natuurlijk karakter krijgt. Belangrijk voor waterbeheerders, omdat de Kaderrichtlijn Water expliciet om een goede ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater vraagt. Waterharmonicasystemen zijn de afgelopen jaren op verschillende locaties in Nederland aangelegd. Op basis van de (positieve) ervaringen zijn er momenteel meerdere in ontwikkeling. De werking van de systemen is in die jaren onderzocht met aandacht voor onder andere nutriëntenverwijdering, desinfectie, zwevend materiaal, buffercapaciteit, ecotoxicologie, beheer en onderhoud, kosten en vergunningen. Tijdens het symposium werden de laatste ontwikkelingen op dit gebied gepresenteerd en werd een veldbezoek gebracht aan het Waterharmonicasysteem van de Efteling.
- Published
- 2015
29. Toepassing van videotechnieken bij monitoring glasaal
- Author
-
Foekema, E.M., Sonneveld, C., and Burggraaf, D.
- Subjects
video cameras ,monitoring ,technieken ,videocamera's ,Vis ,fish migration ,anguilla ,techniques ,vismigratie ,Maritiem ,anguillidae - Abstract
Op dit moment is er onvoldoende kennis over het gedrag van glasalen rond migratieknelpunten zoals schut- en spuisluizen. Vanwege hun geringe formaat zijn glasalen met akoestische camera’s niet goed te onderscheiden van andere kleine vissen. IMARES heeft onderzocht of videotechnieken bruikbaar zijn om het gedrag van glasalen in een veldsituatie te onderzoeken. Voor dit project is een onderwater inzetbare combinatie gebouwd van een infrarood-camera en LED-infrarood belichting. Infrarood licht wordt door vissen als niet/minder storend ervaren en zal gedrag dus weinig of in het geheel niet beïnvloeden, terwijl dit met normaal licht wel het geval zal zijn. Tijdens de veldtesten bleek dat de zichtdiepte van het systeem beperkt was, zeker wanneer het water veel zwevend materiaal bevatte. Desondanks werden naast garnalen en andere kleine vissen toch duidelijk herkenbare glasalen waargenomen. Vanwege de geringe zichtdiepte zal het in de meeste gevallen niet mogelijk zijn om een individuele glasaal gedurende langere tijd te volgen om zo inzicht te krijgen in zoekgedrag rond migratieknelpunten. Het videosysteem kan wel ingezet worden om de aanwezigheid van glasaal op een specifieke plek van geringe omvang zichtbaar te maken en in de tijd te monitoren.
- Published
- 2015
30. Soorteninventarisatie oesterputcomplexen en schelpdierverwerkende bedrijven
- Author
-
Foekema, E.M., Brummelhuis, E.B.M., Cuperus, J., van der Weide, B.E., van Zweeden, C., and Sneekes, A.C.
- Subjects
oesterteelt ,invasive alien species ,invasieve exoten ,oyster culture ,Experimental Ecology ,inventarisaties ,havens ,zeeuwse eilanden ,nadelige gevolgen ,Experimentele Ecologie ,harbours ,actief transport ,Delta ,inventories ,adverse effects ,active transport ,oyster shells ,oesterschelpen - Abstract
Schelpdiertransport vormt een van de potentiele routes waarlangs mariene invasieve soorten de Oosterschelde en de Waddenzee kunnen bereiken. In opdracht van de afdeling Team Invasieve Exoten van Bureau onderzoeksprogrammering en risicobeoordeling (BuRo) heeft IMARES een inventarisatie uitgevoerd van mariene soorten bij schelpdier gerelateerde bedrijven in Yerseke, met als doel inzicht te krijgen in het voorkomen van exoten. De soorteninventarisatie is uitgevoerd in de maanden september en oktober 2013, in de binnendijkse oesterputten en rond de buitendijkse uitlaten van de oesterputten en de schelpdier verwerkingsbedrijven aan de Korringaweg. Binnen- en buitendijks werden 20 macrofauna soorten aangetroffen die als exoot worden beschouwd.
- Published
- 2014
31. Cooling water
- Author
-
Foekema, E.M.
- Subjects
Life Science ,Maritiem - Abstract
The invention relates to environmentally friendly methods of reducing and/or preventing fouling on a surface of a component that is in contact with water. The invention further relates to a cooling system that is suited for employing the methods of the invention, and to a power plant, comprising such cooling system.
- Published
- 2014
32. Verkennend Onderzoek Microplastic in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland
- Author
-
Besseling, E., Foekema, E.M., and Koelmans, A.A.
- Subjects
Aquatic Ecology and Water Quality Management ,water pollution ,WIMEK ,microplastics ,aquatische ecologie ,ecotoxicologie ,Experimental Ecology ,surface water ,alblasserwaard ,inventarisaties ,Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer ,betuwe ,Wageningen Marine Research ,Experimentele Ecologie ,ecotoxicology ,oppervlaktewater ,aquatic ecology ,inventories ,rijk van nijmegen ,waterverontreiniging ,land van maas en waal - Abstract
Waterschap Rivierenland (WSRL) heeft samen met Wageningen UR een verkennend onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van microplastics in haar wateren. Er was interesse in de volgende drie vragen: 1. Waar zit het microplastic? (in bagger en/of oppervlaktewater, in landelijk of stedelijk gebied?) In welke vorm wordt het plastic aangetroffen en in welke concentraties? 2. Waar komt het plastic vandaan? (effluent, landbouw, inlaat, etc.) 3. Wat doet het plastic in het systeem / wat zijn de effecten?
- Published
- 2014
33. Risk assessment of alien species found in and around the oyster basins of Yerseke
- Author
-
Foekema, E.M., Cuperus, J., and van der Weide, B.E.
- Subjects
geïntroduceerde soorten ,oesterteelt ,invasive alien species ,invasieve exoten ,ecological risk assessment ,oyster culture ,Experimental Ecology ,risk assessment ,ecologische risicoschatting ,oosterschelde ,shellfish culture ,eastern scheldt ,schaal- en schelpdierenteelt ,Experimentele Ecologie ,risicoschatting ,introduced species - Abstract
On behalf of the Office of Research and Risk Assessments (BuRO) of the Netherlands Food and Consumer Product Safey Authority (NVWA), IMARES conducted a species inventory in the Oyster basins in Yerseke and the surrounding area in the Eastern Scheldt, known to be subject to shellfish related activities. This inventory that was performed in September/October 2013 revealed 21 macro invertebrate species that are regarded as alien species. Five of these are assumed not to be present in the Wadden Sea and one species was discovered there once very recently. For all six alien species an assessment was performed to define the potential risk that they will reach the Wadden Sea and affect the local native ecosystem, which is described in this report.
- Published
- 2014
34. Glasaalonderzoek Den Oever als onderdeel van het project Glasaal over de dijk
- Author
-
Foekema, E.M., van Keeken, O.A., and Rippen, A.D.
- Subjects
afvoerwater ,aquatische ecologie ,Experimental Ecology ,palingen ,Experimentele Ecologie ,eels ,monitoring ,Vis ,aquatic ecology ,rioolwater ,kop van noord-holland ,sewage ,effluents - Abstract
Uit onderzoek verricht in het voorjaar van 2013 blijkt, dat grote hoeveelheden glasaal zich concentreerden rond het lozingspunt van de rioolwaterzuivering in Den Oever. Het is mogelijk dat onder de geconcentreerde glasalen verhoogde sterfte plaatsvindt vanwege gerichte predatie. In een onderzoek van beperkte opzet werd in het voorjaar van 2014 onderzocht of de rwzi-uitlaat in Den Oever als knelpunt voor de glasaalintrek geldt. Het onderzoek werd uitgevoerd door monitoring van met kleurstof gemerkte glasalen, waarnemingen met een akoestische onderwatercamera (DIDSON) en maagonderzoek van lokaal aanwezige potentiele predator vissen.
- Published
- 2014
35. Whole Effluent Toxicity (WET) test trial experiments for implementation of OSPAR's Risk Based Approach
- Author
-
Jak, R.G., Foekema, E.M., and Koelemij, E.I.
- Subjects
IMARES Milieu ,Experimental Ecology ,Life Science ,Maritiem ,Experimentele Ecologie - Published
- 2014
36. Protecting with nature (PwN) PwN concept (bio-) corrosion prevention
- Author
-
van der Mijle Meijer, H., Foekema, E.M., and Leon, F.
- Subjects
marine structures ,Experimental Ecology ,corrosiebescherming ,corrosion protection ,havens ,mariene constructies ,sustainability ,Experimentele Ecologie ,harbours ,innovations ,marine areas ,duurzaamheid (sustainability) ,steel ,staal ,biofilms ,mariene gebieden ,innovaties - Abstract
Harbour infrastructures, civil engineering structures and offshore structures are exposed to a very aggressive maritime environment. The local corrosion mechanism bio-corrosion or microbial influenced corrosion (MIC) seems to be the life determining failure mechanism for these structures. There is a need for durable solutions to protect and maintain these structures. Different corrosion protection methods and systems are commercially available but each application requires a specific protection system. The optimal solution is not available yet
- Published
- 2014
37. A guide to potential impacts of leakage from CO2 storage
- Author
-
Blackford, J.C., Beaubien, S.E., Foekema, E.M., Gemeni, Vassiliki, Gwosdz, Simone, Jones, D., Kirk, Karen, Lions, J., Metcalfe, Richard, Moni, Christophe, Smith, K., Steven, M.D., West, J., and Ziogou, Fotini
- Subjects
Onderzoeksformatie ,Life Science - Published
- 2014
38. Mesocosm validation of the marine No Effect Concentration of dissolved copper derived from a species sensivity distribution
- Author
-
Foekema, E.M., Kaag, N.H.B.M., Kramer, K.J.M., Long, K., Foekema, E.M., Kaag, N.H.B.M., Kramer, K.J.M., and Long, K.
- Abstract
The Predicted No Effect Concentration (PNEC) for dissolved copper based on the species sensitivity distribution (SSD) of 24 marine single species tests was validated in marine mesocosms. To achieve this, the impact of actively maintained concentrations of dissolved copper on a marine benthic and planktonic community was studied in 18 outdoor 4.6 m3 mesocosms. Five treatment levels, ranging from 2.9 to 31 µg dissolved Cu/L, were created in triplicate and maintained for 82 days. Clear effects were observed on gastropod and bivalve molluscs, phytoplankton, zooplankton, sponges and sessile algae. The most sensitive biological endpoints; reproduction success of the bivalve Cerastoderma edule, copepod population development and periphyton growth were significantly affected at concentrations of 9.9 µg Cu/L and higher. The No Observed Effect Concentration (NOEC) derived from this study was 5.7 µg dissolved Cu/L. Taking into account the DOC concentration of the mesocosm water this NOEC is comparable to the PNEC derived from the SSD.
- Published
- 2015
39. Ecologische kwetsbaarheidskaarten voor drijvende en gedispergeerde olie op de Noordzee
- Author
-
de Lange, H.J., van Lanen, R., de Boois, I.J., Foekema, E.M., van Asch, M., and Lahr, J.
- Subjects
olieverontreinigingen ,ecotoxicologie ,noordzee ,Experimental Ecology ,zeevogels ,fishes ,rampen ,disasters ,Experimentele Ecologie ,ecotoxicology ,marine areas ,Vis ,Delta ,north sea ,vissen ,sea birds ,Dierecologie ,Animal Ecology ,oil spills ,mariene gebieden - Abstract
Bij calamiteiten op zee kan vrijkomende olie leiden tot ernstige ecologische effecten. De Landelijke Coördinatiecommissie Milieu (LCM) maakt bij de 24/7 advisering voor Rijkswaterstaat Zee en Delta gebruik van ecologische kwetsbaarheidskaarten bij het besluit om detergenten bij een olieverontreiniging in te zetten. De kaarten maken gebruik van verspreidingsgegevens van zeevogels en aanwezigheid van vissen (viseieren en -larven, en paaigebieden) en zijn bedoeld om direct, in het eerste uur na een olieverontreiniging, informatie te geven over wat te verwachten valt aan ecologische kwetsbaarheid op de locatie van het incident. Onderhavig rapport beschrijft de update van deze kaarten voor drijvende olie en het ontwikkelen van vergelijkbare kaarten voor gedispergeerde olie. Oil spills at sea can cause serious ecological effects. The National Coordination Committee on the Environment (LCM) uses ecological vulnerability maps in its 24/7 advice for Rijkswaterstaat Sea and Delta. These maps are used in the decision whether or not to deploy detergents. The maps use monitoring data of seabirds and fish (abundance of fish eggs and larvae and presence of spawning grounds) and are intended to provide information on the ecological vulnerability at the location of the incident. The present report describes the update of these maps for oil slicks, and the development of similar maps for dispersed oil.
- Published
- 2013
40. Weinig plastic gevonden in vis uit Noordzee
- Author
-
Foekema, E.M., de Gruijter, C., Mergia, M.T., van Franeker, J.A., Murk, A.J., and Koelmans, A.A.
- Subjects
Aquatic Ecology and Water Quality Management ,Ecosystemen ,Experimental Ecology ,Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer ,Toxicology ,Wageningen Marine Research ,Toxicologie ,Experimentele Ecologie - Abstract
Vissen die in de Noordzee zwemmen hebben, anders dan vaak gedacht, amper plastic in hun maag. Wel zijn er verschillen tussen vissoorten: de maag van kabeljauw bevat iets vaker plastic dan gemiddeld, bij makreel werd niets gevonden. Dat blijkt uit onderzoek van IMARES Wageningen UR en Wageningen University. Het onderzoek wordt binnenkort gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Environmental Science and Technology.
- Published
- 2013
41. Minder plastic in magen Noordezeevissen dan gedacht (interview met Edwin Foekema)
- Author
-
Foekema, E.M.
- Subjects
Experimental Ecology ,Experimentele Ecologie - Published
- 2013
42. Weinig plastic gevonden in vis uit Noordzee (interview met Edwin Foekema)
- Author
-
Foekema, E.M.
- Subjects
Experimental Ecology ,Experimentele Ecologie - Published
- 2013
43. Mogelijk fouten bij onderzoek microplastics (2) (interview met Edwin Foekema)
- Author
-
Witte, M. and Foekema, E.M.
- Subjects
Life Science - Published
- 2013
44. Vissen eten minder plastic dan gedacht (interview met Edwin Foekema)
- Author
-
Foekema, E.M.
- Subjects
Experimental Ecology ,Experimentele Ecologie - Published
- 2013
45. Eggsposed : impact of maternally transferred POPs on fish early life development
- Author
-
Foekema, E.M., Wageningen University, and Tinka Murk
- Subjects
marine environment ,larven ,fish eggs ,Experimental Ecology ,larvae ,persistent organic pollutants ,persistente organische verontreinigende stoffen ,Toxicology ,survival ,ecotoxicology ,Experimentele Ecologie ,overleving ,biological development ,biologische ontwikkeling ,pollution ,marien milieu ,Toxicologie ,WIMEK ,ecotoxicologie ,maternale effecten ,fishes ,visseneieren ,vissen ,maternal effects ,verontreiniging - Abstract
Persistent organic pollutants (POP), with well-known representatives as polychlorinated biphenyls (PCBs), dioxins, and brominated flame retardants as polybrominated diphenyl ethers (PBDEs) and hexabromocyclododecanes (HBCD), are still globally present in the marine environment, This despite the substantial reduction of application and emission that was achieved during the last decades. Apart from their persistency these compounds share low water solubility and a high lipophilicity which make that the highest concentrations in the aquatic environment are found in the organic matrix of sediments and in biota. Dissolved water concentrations are low. Hence, intake of contaminated food items forms the major source for POPs exposure of aquatic organisms, and through biomagnification the highest concentrations can be found in the tissue of top predators. POPs have the potency to cause a variety of toxic effects, among which endocrine disruption and teratogenic effects that especially apply to early life stages. As the early life stages of most fish species develop suspended in the water column, exposure to POPs may be considered relatively low, at least until the larvae start feeding after yolk absorption. However, POPs accumulated in the tissue of the mother are transferred to the eggs. The research presented in this thesis aims at the determination of the impact of such maternally transferred POPs on development and survival of fish early life stages, in order to assess if this exposure route can significantly impact the development of a fish population at current environmental concentrations, especially in combination with high fishing pressure. For this purpose a bioassay was developed with the common sole (Solea solea). The advantages for this research of this new bioassay above standard fish early life stage (ELS) tests are that sole is a native West European species that as all flatfishes undergoes an obvious metamorphosis. The test set-up includes this metamorphosis that is thyroid hormone mediated and therefore expected to be easily disrupted by POPs, based on research with amphibians. The prolonged Early Life Stage test (p-ELS) with sole is presented in chapter 2. Early life stages were exposed to a concentration series of the dioxin-like PCB 126 (3,3',4,4',5-pentachlorobiphenyl) in seawater until 4, 8,10 and 15 days post fertilisation (dpf). Subsequently the development of the larvae was registered under further unexposed conditions. The LC50s at the start of the free-feeding stage (12 dpf) ranged between 39 and 83 ng PCB 126/l depending on exposure duration. After the fish had completed the metamorphosis, the LC50 values ranged between 1.7 and 3.7 ng PCB 126/l for the groups exposed for 4, 8 and 10 dpf respectively. Thus exposure for only 4 days, covering only the egg stage, was sufficient to cause adverse effects during a critical developmental phase two weeks later. This study indicates that ELS fish tests that are terminated shortly after the fish becomes free-feeding underestimate the toxic potential of compounds with low acute toxicity such as PCBs. The internal dosages of these larvae at the end of the exposure, determined by means of an in-vitro gene reporter assays as dioxin-equivalent values (TEQ), revealed an internal lethal concentration, ILC50 of 1 ng TEQ/g lipid, which is within the same order of magnitude as TEQ levels found in fish from highly polluted areas. This suggests that larval survival of fish populations at contaminated sites can be affected by persistent compounds that are accumulated by the female fish and passed on to the eggs. Based on these first results the p-ELS test procedure was improved to reach a better control performance. The exposure period was terminated when all larvae had hatched (6 dpf), this in order to mimic exposure through maternal transfer as good as possible without exposing parent fish or manipulation the eggs. In a second test (Chapter 3) the eggs were exposed to a concentration series of methyltriclosan (MTCS), a metabolite of triclosan (TCS) that is commonly used as bactericide in a wide variety of human care products. MTCS and TCS are discharged with waste water, bioaccumulate in fish tissue, and are known to have the potency to disrupt the thyroid hormone system. Mortality occurred in the higher treatment levels until 20 dpf. Indications for thyroid hormone disruption were not observed; all surviving larvae completed metamorphoses without problems. Internal effect concentrations, reached in larvae at the end of the exposure (6 dpf), were 5.8 mg/g lipid weight (lw) and 2.1 mg/g lw for ILC50 and ILC10 respectively. These internal effect concentrations are at least 200 times higher than concentrations that due to maternally transfer can be expected in the eggs of highly exposed fish in a field situation. Our results thus do not indicate a high risk from maternally transferred MTCS for fish at the current field concentrations. In order to get more insight in the fate of the POPs in the larvae, in Chapter 4 the existing bioaccumulation model OMEGA was adjusted for sole early life stages and validated with experimental data with PCBs. This study revealed, that tissue concentrations of compounds with log Kow>6, peak in the tissues of developing sole at the end of the yolk-sac stage, when lipid reserves are depleted. As a result, just before the larvae become free feeding, the peak tissue concentrations of the pollutants in the larvae exceed that of the adult fish. This also explains at least partly, the delayed effects that were observed in Chapter 2 (and 5). Chapter 5 assesses the likelihood that early life development of fish from contaminated areas is affected by maternally transferred POPs. Following the p-ELS test protocol, effects on sole larvae were determined for the dioxin-like PCB 126, the technical PCB-mixture Arochlor 1254, PBDEs and HBCDs, for an artificial mixture of PCBs and PBDEs, and for ‘field mixtures’ extracted from sole collected from the North Sea and in the contaminated Western Scheldt estuary. As was earlier observed with PCB126 and MTCS, exposure to PCBs, PBDEs and the artificial and field mixtures caused mortality that started to occur shortly after the larvae became free-feeding and continued to increase until the onset of metamorphoses. The effects induced by the field mixtures correlated well with the ∑PCB concentrations in the tissue of the exposed larvae. No indications were found for synergistic effects or for substantial contribution of other (unknown) substances in the field mixtures. HBCD did not induce toxic effects. POP levels in sole from Western Scheldt estuary are about 20 times lower than the ILC50, the larval tissue concentration that produced 50% early life stage mortality. Levels in North Sea sole are an order of a magnitude lower. Chapter 6 describes a risk assessment for toxicant induced larval survival for European eel (Anguilla anguilla). Eels are considered sensitive for the effect of POPs that can accumulate to high levels in their lipid rich tissue. During spawning migration without feeding high lipophilic dioxin-like POPs in the eel’s tissue were estimated to increase 1.33 or 2 fold, due to weight loss. As no toxicity data are available for eel larvae, the critical egg concentrations for larval survival was estimated from a sensitivity distribution based on literature data of other species. It was assumed that eel larvae belong to the 5% or 1% most sensitive teleost fish species. Given concentrations of dioxin-like pollutants as reported for European eel, and following the worst case scenarios with respect to sensitivity of the larvae and bio amplification during migration, it can be expected that larvae of eel from highly contaminated locations in The Netherlands and Belgium will experience more than 50% mortality due to maternally transferred dioxin-like toxicants. Chapter 7 explores the potential impact of (toxicant induced) early life stage mortality on the population development of sole by application of a simple age structured matrix model. The model is used to explore the population response to a combination of (toxicant induced) larval mortality and fishing-related mortality of mature fish. The results indicate that the impact of larval mortality that occurs before metamorphosis is very low, even in population subject to high fishing pressure. This is the result of the combination of a high fecundity and the fact that the larval mortality occurs before the moment when the number of recruits is limited by the carrying capacity of the nursery areas. When colonising the nursery areas the, until than pelagic sole larvae metamorphose into flatfishes with a benthic life style. The individuals hence concentrate from the three dimensional pelagic environment to a two dimensional benthic environment, which caused density dependent mortality. This concentration of early life stages is typical for flatfish. Mortality that occurs after the nursery areas are populated will have a more pronounced impact on population development. The results further imply that population development of pelagic fish species that do not concentrate in nursery areas, and species with low fecundity is more vulnerable for disturbance through mortality of early life stages. Chapter 8 synthesises and discusses the outcome of the research. It is stressed that short term fish tests, often covering only the embryonic development, will underestimate the real risk of lipophilic substances. Toxicity of these substances will peak after yolk sac absorption when these tests have already been ended. When the characteristics of the test substance are known this risk is predictable with for instance the ELS-OMEGA model. However, especially when mixtures of unknown composition (effluents, sediment extracts) are being tested one must realise that the contribution of lipophilic substances may be underestimated in test that are terminated before, or too soon after the fish larvae are free feeding. The absence of effects on metamorphosis in our P-ELS test is explained by the prediction of the ELS-OMEGA model that the POPs concentrations in the larvae, had reached too low concentrations at the moment of metamorphoses to disrupt the thyroid hormone system. This was due to passive excretion (for substances with log Kow
- Published
- 2013
46. Plastic in vissen valt mee (interview met Edwin Foekema)
- Author
-
Foekema, E.M.
- Subjects
Life Science - Published
- 2013
47. Variatie gehalte zware metalen op locatie Zeelandbrug en toxiciteit molybdeen - data rapport
- Author
-
Glorius, S.T., van den Heuvel-Greve, M.J., and Foekema, E.M.
- Subjects
aquatic ecology ,Delta ,laboratoriummethoden ,aquatische ecologie ,ecotoxicologie ,Experimental Ecology ,zware metalen ,laboratory methods ,heavy metals ,ecotoxicology ,Experimentele Ecologie - Abstract
Om met zekerheid vast te kunnen stellen dat er geen negatieve effecten optreden op het mariene milieu n.a.v. de oever-verdediging in Ooster- en Westerschelde is door Rijkswaterstaat in 2009 een monitoringsprogramma opgezet. Vanwege kostenoverwegingen zijn monitoringsactiviteiten in 2012 ingeperkt. Wel zijn op de Zeelandbrug (Oosterschelde) mosselen (Mytilus edulis) en Japanse oesters (Crassostrea gigas) bemonsterd om inzicht te verkrijgen in gehalten aan zware metalen tweeëneenhalf tot drie jaar na het aanbrengen van de vooroeververdediging. Dit rapport beschrijft het resultaat van de verschillende toxiciteitstesten die uitgevoerd zijn in het laboratorium van IMARES Den Helder. Daarnaast worden de resultaten van de metaalanalyses in mosselen en oesters bemonsterd op de Zeelandbrug besproken waarbij ingegaan wordt op de jaarlijkse variatie in metaalconcentratie een mogelijke trend in de tijd.
- Published
- 2013
48. Correction to Plastic as a carrier of POs to aquatic organisms
- Author
-
Koelmans, A.A., Besseling, E., Wegner, A., and Foekema, E.M.
- Subjects
Aquatic Ecology and Water Quality Management ,WIMEK ,Vis ,Experimental Ecology ,Life Science ,Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer ,Wageningen Marine Research ,Experimentele Ecologie - Published
- 2013
49. Rwzi-effluent gebruiken voor vismigratie
- Author
-
Foekema, E.M., Winter, H.V., Kleissen, F., and Slijkerman, D.M.E.
- Subjects
water pollution ,lozing ,fish migration ,troebelheid ,disposal ,water treatment ,fishes ,purification plants ,waterzuivering ,turbidity ,palingen ,vismigratie ,zuiveringsinstallaties ,eels ,vissen ,waterverontreiniging - Abstract
Zeewaarts migrerende schieralen laten een gedragsverandering zien wanneer zij geconfronteerd worden met een lozingspluim van rwzi-effluent. Ruim de helft van de vissen verandert van zwemrichting en tracht langs de rand van de pluim te passeren. Het risico dat een permanente migratiebarrière ontstaat is bij de meeste rwzi's niet groot door het dynamische karakter van de lozingspluim. Bij rwzi's die lozen op wateren met een beperkt afvoerdebiet, kunnen wel migratiebarrières ontstaan, maar met relatief eenvoudige aanpassingen kan de kans daarop worden verkleind. De onderzoeksresultaten geven aan dat rwzi-effluentpluimen potentie hebben om te worden ingezet voor de geleiding van stroomafwaarts migrerende vissen naar een veilige route langs gevaarlijke situaties zoals koelwaterinlaten, gemalen en waterkrachtcentrales.
- Published
- 2012
50. Ecological risk of treated ballast water: a mesocosm experiment
- Author
-
Sneekes, A.C., Kaag, N.H.B.M., and Foekema, E.M.
- Subjects
IMARES Milieu ,Life Science ,Experimental Ecology ,Experimentele Ecologie - Published
- 2012
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.