24 results on '"Hoenderboom BM"'
Search Results
2. Sexually transmitted infections in the Netherlands in 2018
- Author
-
Slurink, IAL, van Aar, F, Op de Coul, ELM, Heijne, JCM, van Wees, DA, Hoenderboom, BM, Visser, M, den Daas, C, Woestenberg, PJ, Gotz, HM, Nielen, M, van Sighem, AI, and van Benthem, BHB
- Subjects
antibiotic resistance ,RIVM report 2019-0007 ,sexual health care ,chlamydia ,hiv ,gonorroe ,antibioticaresistentie ,jongeren ,young people ,monitoring ,soa ,MSM ,centrum seksuele gezondheid ,sti ,gonorrhoea ,aids - Abstract
In 2018 hebben vrijwel evenveel mensen zich bij een Centrum voor Seksuele Gezondheid (CSG) laten testen op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) als in 2017. Het percentage dat daadwerkelijk een soa had bleef gelijk. Chlamydia bleef de meest voorkomende soa onder heteroseksuelen. Bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) was gonorroe de meest voorkomende soa. Bij huisartspraktijken nam het aantal soa-consulten toe, voornamelijk onder personen ouder dan 25 jaar. Bij CSG's kunnen mensen die een grotere kans hebben een soa op te lopen, bijvoorbeeld jongeren onder de 25, zich gratis laten testen. In totaal zijn er in 2018 152.217 consulten geregistreerd bij de CSG's. Het aantal consulten nam af onder vrouwen en heteroseksuele mannen, maar nam toe bij MSM. Bij 18,2 procent van de consulten werd een soa gevonden. Infecties werden het vaakst gevonden bij mensen die waren gewaarschuwd voor een soa, gevolgd door mensen met hiv. Naast de CSG-cijfers worden schattingen voor de hele bevolking gemaakt op basis van gegevens over soa van 367 huisartspraktijken in 2017. Huisartsen voeren het merendeel van de soa-consulten en diagnoses uit. Chlamydia In 2018 had 13,9 procent van de CSG-bezoekers een chlamydia-infectie (2 procent minder dan in 2017; 21.021 diagnoses). Het percentage vrouwen en heteroseksuele mannen met chlamydia bleef in de afgelopen 3 jaar stabiel (respectievelijk 15 procent en 18 procent), na een aanhoudende stijging in de voorgaande jaren. Voor MSM ligt dit percentage al jaren rond de 10 procent. Het aantal geschatte diagnoses door huisartsen was in 2017 stabiel ten opzichte van 2016. Gonorroe Het aantal gonorroe-diagnoses bij de CSG is het afgelopen jaar met 9 procent toegenomen tot 7.362 infecties. De percentages mensen die het bleken te hebben, bleven stabiel ten opzichte van vorige jaren; laag onder vrouwen (1,7 procent) en heteroseksuele mannen (2,0 procent), en hoger onder MSM (11,2 procent). Het geschatte aantal diagnoses door huisartsen nam toe van 9.000 in 2016 naar 9.550 in 2017. Deze toename was vooral onder vrouwen ouder dan 25 jaar. Bij de CSG is geen antibioticaresistentie tegen het huidige 'eerste keus' antibioticum ceftriaxon gemeld. Wel is er resistentie tegen andere antibiotica. De resistentie tegen azitromycine steeg in de afgelopen jaren van 2 procent in 2012 tot 11 procent in 2018. Syfilis In 2018 was het aantal syfilis-diagnoses bij de CSG bijna gelijk aan dat in 2017 (1.224 versus 1.228). Daarvan is 96 procent bij MSM vastgesteld. Dit percentage daalde na een jarenlange stijging licht, van 2,9 procent in 2016 naar 2,6 procent in 2017 en 2,4 procent in 2018. Voornamelijk onder MSM met hiv was het percentage lager. Het percentage vrouwen en heteroseksuele mannen met de infectie bleef in 2018 zeer laag, respectievelijk 0,1 en 0,2 procent. Hiv Het aantal nieuwe diagnoses van hiv gesteld bij de CSG's is afgenomen in 2018 (249) ten opzichte van 2017 en 2016 (respectievelijk 286 en 285). Negentig procent van deze diagnoses was bij MSM. Het aantal diagnoses onder vrouwen en heteroseksuele mannen bleef zeer laag. Het aantal mensen met hiv dat in 2018 voor het eerst voor behandeling bij een van de Nederlandse hiv-behandelcentra kwam ('in zorg') was 909, wat minder was dan in 2017 (1.037). In totaal waren in 2018 20.181 mensen met hiv geregistreerd als in zorg.
- Published
- 2019
3. Antibody Testing in Estimating Past Exposure to Chlamydia trachomatis in The Netherlands Chlamydia Cohort Study
- Author
-
Hoenderboom, BM, van Willige, ME, Land, JA, Pleijster, J, Götz, Hannelore, van Bergen, J, Dukers-Muijrers, N, Hoebe, C, van Benthem, BH, Morre, SA, Hoenderboom, BM, van Willige, ME, Land, JA, Pleijster, J, Götz, Hannelore, van Bergen, J, Dukers-Muijrers, N, Hoebe, C, van Benthem, BH, and Morre, SA
- Published
- 2019
4. Relation between Chlamydia trachomatis infection and pelvic inflammatory disease, ectopic pregnancy and tubal factor infertility in a Dutch cohort of women previously tested for chlamydia in a chlamydia screening trial
- Author
-
Hoenderboom, BM, van Benthem, BHB, van Bergen, J, Dukers-Muijrers, N, Götz, Hannelore, Hoebe, C, Hogewoning, A A, Land, JA, van der Sande, MAB, Morre, SA, van den Broek, IVF, Hoenderboom, BM, van Benthem, BHB, van Bergen, J, Dukers-Muijrers, N, Götz, Hannelore, Hoebe, C, Hogewoning, A A, Land, JA, van der Sande, MAB, Morre, SA, and van den Broek, IVF
- Published
- 2019
5. Sexually transmitted infections in the Netherlands in 2017
- Author
-
Visser M, van Aar F, Op de Coul ELM, Slurink IAL, van Wees DA, Hoenderboom BM, den Daas C, Woestenberg PJ, Gotz HM, Van Sighem AI, Nielen M, van Benthem BHB, SOA, and EPI
- Subjects
syfilis ,sexual health centre ,Antibioticaresistentie ,syphilis ,HIV ,chlamydia ,gonorrie ,jongeren ,young people ,AIDS ,monitoring ,antibiotics resistance ,soa ,MSM ,centrum seksuele gezondheid ,STI ,gonorrhoea - Abstract
Het aantal mensen dat zich bij een Centrum voor Seksuele Gezondheid (CSG) heeft laten testen op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) is in 2017 gestegen. Het percentage dat daadwerkelijk een soa had bleef gelijk. Chlamydia bleef de meest voorkomende soa onder heteroseksuelen. Bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) werd gonorroe het vaakst gediagnosticeerd. Ook bij huisartspraktijken nam het aantal soa-consulten toe, voornamelijk onder personen ouder dan 25 jaar. De CSG's bieden hoog-risicogroepen de mogelijkheid om zich gratis te laten testen op soa's. In totaal zijn er in 2017 150.593 consulten geregistreerd bij de CSG's, een stijging van 5 procent ten opzichte van 2016. Het percentage gevonden soa's was met 18,4 procent hetzelfde als in 2016. Infecties werden het vaakst gevonden bij mensen die waren gewaarschuwd voor een soa, gevolgd door mensen met hiv. Het percentage gevonden soa bij personen met hiv lag in 2017 wel lager dan in voorgaande jaren. Naast de CSG-cijfers worden voor dit rapport gegevens over soa gebruikt van 350 huisartspraktijken, op basis waarvan schattingen zijn gemaakt voor de hele Nederlandse bevolking. Chlamydia In 2017 had 14,3 procent van de CSG-bezoekers een chlamydia-infectie (21.404 diagnoses; een toename van 3 procent ten opzichte van 2016). Het percentage vrouwen met chlamydia bleef stabiel ten opzichte van 2016, na een aanhoudende stijging in de voorgaande jaren. Bij heteroseksuele mannen was nog een lichte stijging zichtbaar. Voor MSM ligt het percentage al jaren rond de 10 procent. Ook het aantal geschatte diagnoses die huisartsen stelden was in 2016 stabiel ten opzichte van 2015. Gonorroe Het aantal gonorroe-diagnoses bij de CSG is het afgelopen jaar met 11 procent toegenomen tot 6.764 infecties. De percentages mensen die het bleken te hebben bleven stabiel ten opzichte van vorige jaren; laag onder vrouwen (1,6 procent) en heteroseksuele mannen (1,9 procent), en hoger onder MSM (11,0 procent). Het geschatte aantal infecties dat door huisartsen werd gediagnosticeerd nam toe van 7.900 in 2015 naar 9.000 in 2016. Deze toename was vooral onder personen ouder dan 25 jaar. Geen enkele geïnfecteerde bleek resistent tegen het huidige 'eerstekeus' antibioticum ceftriaxon. Resistentie tegen azitromycine bleef daarentegen toenemen, tot 15 procent in 2017. Syfilis In 2017 was het aantal syfilis-diagnoses bij de CSG bijna gelijk aan dat in 2016 (1.228 versus 1.223). Van deze infecties werd 95 procent bij MSM vastgesteld. Het percentage MSM dat de infectie had, daalde licht van 2,9 procent in 2016 naar 2,6 procent in 2017 - na een jarenlange stijging. Deze verandering kwam voornamelijk door een lager percentage aangetroffen syfilis onder MSM met hiv. Het aantal diagnoses onder vrouwen en heteroseksuele mannen bleef in 2017 zeer laag. Respectievelijk 0,09 en 0,16 procent had de infectie. Hiv Het aantal nieuwe diagnoses van hiv gesteld bij de CSG's was vrijwel identiek als in 2016 en 2015 (respectievelijk 286, 285 en 288). Negenentachtig procent hiervan was MSM. De percentages onder vrouwen en heteroseksuele mannen bleven zeer laag. Het aantal mensen met hiv dat in 2017 voor het eerst voor behandeling bij een van de Nederlandse hiv-behandelcentra kwam ('in zorg') was 1.037. In totaal zijn in 2017 19.677 mensen met hiv geregistreerd in zorg.
- Published
- 2018
6. Sexually transmitted infections in the Netherlands in 2017
- Author
-
SOA, EPI, Visser M, van Aar F, Op de Coul ELM, Slurink IAL, van Wees DA, Hoenderboom BM, den Daas C, Woestenberg PJ, Gotz HM, Van Sighem AI, Nielen M, van Benthem BHB, SOA, EPI, Visser M, van Aar F, Op de Coul ELM, Slurink IAL, van Wees DA, Hoenderboom BM, den Daas C, Woestenberg PJ, Gotz HM, Van Sighem AI, Nielen M, and van Benthem BHB
- Abstract
RIVM rapport:Het aantal mensen dat zich bij een Centrum voor Seksuele Gezondheid (CSG) heeft laten testen op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) is in 2017 gestegen. Het percentage dat daadwerkelijk een soa had bleef gelijk. Chlamydia bleef de meest voorkomende soa onder heteroseksuelen. Bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) werd gonorroe het vaakst gediagnosticeerd. Ook bij huisartspraktijken nam het aantal soa-consulten toe, voornamelijk onder personen ouder dan 25 jaar. De CSG's bieden hoog-risicogroepen de mogelijkheid om zich gratis te laten testen op soa's. In totaal zijn er in 2017 150.593 consulten geregistreerd bij de CSG's, een stijging van 5 procent ten opzichte van 2016. Het percentage gevonden soa's was met 18,4 procent hetzelfde als in 2016. Infecties werden het vaakst gevonden bij mensen die waren gewaarschuwd voor een soa, gevolgd door mensen met hiv. Het percentage gevonden soa bij personen met hiv lag in 2017 wel lager dan in voorgaande jaren. Naast de CSG-cijfers worden voor dit rapport gegevens over soa gebruikt van 350 huisartspraktijken, op basis waarvan schattingen zijn gemaakt voor de hele Nederlandse bevolking. Chlamydia In 2017 had 14,3 procent van de CSG-bezoekers een chlamydia-infectie (21.404 diagnoses; een toename van 3 procent ten opzichte van 2016). Het percentage vrouwen met chlamydia bleef stabiel ten opzichte van 2016, na een aanhoudende stijging in de voorgaande jaren. Bij heteroseksuele mannen was nog een lichte stijging zichtbaar. Voor MSM ligt het percentage al jaren rond de 10 procent. Ook het aantal geschatte diagnoses die huisartsen stelden was in 2016 stabiel ten opzichte van 2015. Gonorroe Het aantal gonorroe-diagnoses bij de CSG is het afgelopen jaar met 11 procent toegenomen tot 6.764 infecties. De percentages mensen die het bleken te hebben bleven stabiel ten opzichte van vorige jaren; laag onder vrouwen (1,6 procent) en heteroseksuele mannen (1,9 procent), en hoger onder MSM (11,0 procent). Het geschatte aantal infectie, The number of people who had a test at a Sexual Health Centre (SHC) for a sexually transmitted infection (STI) went up in 2017. The percentage that actually had an STI remained the same. Chlamydia remained the most common STI among heterosexuals. Among men who have sex with men (MSM), gonorrhoea was the infection diagnosed most frequently. The number of STI-related consultations with general practitioners also increased, mainly among people older than 25 years. The SHC offer high-risk groups the opportunity to be tested for STIs free of charge. A total of 150,593 consultations at SHC were recorded in 2017, an increase of 5 percent compared to 2016. The percentage of STIs detected was 18.4 percent, the same as in 2016. Infections were most often found in people who had been notified for STI, followed by people with HIV. The percentage of STIs found in people with HIV was lower in 2017 than in previous years. In addition to the SHC figures, this report is based on information about STIs from 350 general practices, on the basis of which estimates have been made for the Dutch population as a whole. Chlamydia In 2017, 14.3 percent of SHC visitors had a chlamydia infection (21,404 diagnoses, an increase of 3 percent compared to 2016). The percentage of women with chlamydia remained stable compared to 2016, after a steady increase over previous years. There was a slight increase in cases among heterosexual men. For MSM, the percentage has been around 10 percent for years. The number of diagnoses made by general practitioners also remained stable in 2016 compared to 2015. Gonorrhoea The number of diagnoses of gonorrhoea made at SHC increased by 11 percent in the past year to 6,764 infections. The percentage of people infected was stable compared to previous years: low among women (1.6 percent) and heterosexual men (1.9 percent), and higher among MSM (11.0 percent). The estimated number of infections diagnosed by general practitioners increased from 7,900 in 2015 to 9,000 in
- Published
- 2018
7. O04.4 The netherlands chlamydia cohort study (NECCST): risks of long-term complications following chlamydia trachomatis infections in women
- Author
-
Hoenderboom Bm, Van Benthem Bhb, Van Oeffelen Aam, Van Bergen Jeam, Morré Sa, Van Den Broek Ivf, and Neccst Study Group
- Subjects
Gynecology ,Infertility ,Long term complications ,medicine.medical_specialty ,030505 public health ,Chlamydia ,Ectopic pregnancy ,Obstetrics ,business.industry ,medicine.disease ,medicine.disease_cause ,03 medical and health sciences ,0302 clinical medicine ,Pelvic inflammatory disease ,Cohort ,medicine ,030212 general & internal medicine ,0305 other medical science ,Chlamydia trachomatis ,business ,Cohort study - Abstract
Introduction The Netherlands Chlamydia Cohort Study (NECCST) follows a cohort of women of reproductive age for ≥10 years to investigate Chlamydia trachomatis (CT) related risk (factors) for late complications including the role of host genetic biomarkers. This cohort builds on a prior large-scale Chlamydia Screening Implementation (CSI, 2008–2011). Here outcomes from the first NECCST collection round are described. Methods In 2015–16 CSI women were invited to participate in NECCST. Data on CT-infections, pregnancies and the late complications Pelvic Inflammatory Disease (PID), ectopic pregnancy (EP) and tubal infertility (TI) were collected by questionnaires. CT Immunoglobulin G (IgG) was measured in self-collected blood samples. A positive CT history was defined as ≥1 positive outcome, either a positive CSI CT Polymerase Chain Reaction (PCR) result, a self-reported CT-infection or CT IgG presence. Risks were compared between women with/without a positive CT-history in NECCST-data combined with CSI-data. Results Among the 5704 women enrolled, CT IgG prevalence was 14.5%. Of women with self-reported CT-infection or who had been CSI-PCR positive, 38.1% was CT-IgG positive. Of women without a self-reported CT-infection and who had been CSI-PCR negative, 7.0% was CT-IgG positive. Overall 29.2% (n=1,665) had a positive CT-history. Women with a positive CT-history reported less planned pregnancies compared to women with a negative CT-history (19.5% vs 27.4%, p Conclusion Intermediate outcomes of NECCST after 4–7 years follow-up from CSI suggest a higher risk for PID and TI in women with a positive CT-history. NECCST is expected to yield valuable results for identification of risk factors for CT-complications which might enable targeted preventive methods.
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
8. Sexually transmitted infections in the Netherlands in 2015
- Author
-
van den Broek IVF, van Aar F, van Oeffelen AAM, Woestenberg PJ, Heijne JCM, den Daas C, Hofstraat SHI, Hoenderboom BM, van Wees D, van Sighem AI, Nielen MMJ, van Benthem BHB, SOA, and I&V
- Subjects
syfilis ,STI clinic ,RIVM report 2016-0027 ,syphilis ,HIV resistance ,chlamydia ,hiv ,antibioticaresistentie ,jongeren ,young people ,monitoring ,soa ,MSM ,centrum seksuele gezondheid ,STI ,gonorrhoea - Abstract
Het aantal mensen dat zich bij een Centrum Seksuele Gezondheid (CSG) heeft laten testen op een seksueel overdraagbare aandoening (soa) is, na een jarenlange stijging, in 2015 gedaald. De daling hangt samen met een sterkere focus op de doelgroep van de CSG en de bevroren budgetten met betrekking tot het aantal consulten dat kan worden afgehandeld. Het percentage bezoekers bij wie een soa werd vastgesteld, is wel verder toegenomen, tot 17,2 procent. Bij huisartsen zijn de aantallen soa-consulten ook gedaald. Chlamydia blijft de meest voorkomende soa. De CSG's bieden hoog-risicogroepen de mogelijkheid om zich gratis te laten testen op soa's. In totaal waren er in 2015 136.347 consulten bij de CSG, een daling van 3,4 procent ten opzichte van 2014. De meeste soa's zijn vastgesteld bij personen die voor een soa zijn gewaarschuwd door een (voormalige) partner, bij personen met soa-gerelateerde klachten en bij hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen (MSM). Ook jongeren onder de 20 jaar met een lagere opleiding en personen die voor een tweede keer in hetzelfde jaar op consult komen hebben vaker een soa. Chlamydia In 2015 had 13,7 procent van de CSG-bezoekers een chlamydia-infectie (18.585 diagnoses); een stijging van 1,1 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. De grootste toename is te zien bij heteroseksuele mannen (van 13,9 procent in 2014 naar 16,1 procent in 2014). Chlamydia wordt het meest aangetroffen bij vrouwen en heteroseksuele mannen onder de 20 jaar (21,0 procent) en bij mensen die hiervoor zijn gewaarschuwd (34,0 procent). Bij MSM is het percentage chlamydia al jaren stabiel op 10 procent. Gonorroe Het aantal gonorroe-diagnoses is met 17 procent gestegen naar 5.391 diagnoses. Deze soa wordt vooral vaker bij MSM gevonden (10,7 procent), terwijl het percentage stabiel blijft bij vrouwen en heteroseksuele mannen (respectievelijk 1,6 en 1,9 procent). Een op de vijf gonorroediagnoses is opgespoord na een waarschuwing door een partner. Ook in 2015 zijn er geen gonorroegevallen gevonden die resistent zijn tegen eerstelijns antibiotica. Minder dan de helft van de positief bevonden monsters is getest op resistentie. Syfilis Het aantal diagnoses van syfilis is in 2015 gestegen met 27 procent tot 942, hoewel vanwege het aangepaste testbeleid minder jongeren onder de 25 jaar zijn getest. Het percentage MSM met een syfilisinfectie steeg van 2,3 procent in 2014 naar 2,6 procent in 2015. Het afgelopen jaar is opnieuw een sterke stijging bij bekend hiv-positieve MSM gezien: van 6,6 procent in 2014 naar 8,0 procent in 2015. Van alle MSM met syfilis was 22 procent gewaarschuwd voor syfilis en wist 40 procent dat hij hiv had. Hiv Het aantal nieuwe hiv-diagnoses bij de CSG is in 2015 met 11 procent gedaald (288 in 2015 versus 323 in 2014). Van deze diagnoses was 90 procent bij MSM. Het percentage nieuwe hiv-diagnoses bij MSM daalde van 3,0 procent in 2008 naar 0,9 procent in 2015. Het aantal hiv-patiënten dat bij de Nederlandse hiv-behandelcentra werd aangemeld daalde ook, van 1.311 in 2008 naar 1.033 in 2015.
- Published
- 2017
9. Sexually transmitted infections including HIV, in the Netherlands in 2016
- Author
-
SOA, I&V, Visser M, van Aar F, van Oeffelen AAM, van den Broek IVF, Op de Coul ELM, Hofstraat SHI, Heijne JCM, den Daas C, Hoenderboom BM, van Wees DA, Basten M, Woestenberg PJ, Götz HM, van Sighem AI, de Hoon S, van Benthem BHB, SOA, I&V, Visser M, van Aar F, van Oeffelen AAM, van den Broek IVF, Op de Coul ELM, Hofstraat SHI, Heijne JCM, den Daas C, Hoenderboom BM, van Wees DA, Basten M, Woestenberg PJ, Götz HM, van Sighem AI, de Hoon S, and van Benthem BHB
- Abstract
RIVM rapport:In 2016, the number of people who were tested at a Dutch STI clinic for a sexually transmitted infection (STI) increased, after a decrease in 2015. The percentage of people diagnosed with an STI has also increased, to 18.4 percent in 2016. It is estimated that the number of STI consultations at the general practitioner has decreased slightly. Chlamydia remains the most common STI in heterosexuals. Gonorrhoea is more common than chlamydia in men who have sex with men (MSM). STI clinics offer high-risk groups the opportunity for free STI testing. In 2016, a total of 143,139 consultations were registered at the STI clinics, an increase of 5 percent compared to 2015. The percentage of detected STIs varied per municipal health centre (GGD), ranging from 12.8 to 20.9 percent. Most STIs were detected in people infected with HIV, followed by people who had been notified for an STI. Chlamydia In 2016, 14.5 percent of STI clinic attendees were infected with chlamydia (20,698 diagnoses; an increase of 11 percent compared to the previous year). This increase can be explained in part because, since 2015, STI clinics more strictly prioritise people with a high risk of STI. The biggest increase was seen in heterosexual men (from 16.1 in 2015 to 18.0 percent in 2016). In women, the percentage of chlamydia diagnoses increased from 14.2 to 15.4. In MSM, the percentage has been stable around 10 percent for years. Gonorrhoea The number of gonorrhoea diagnoses at the STI clinics has risen in the past year with 13 percent, to 6,092 infections. The percentage of positive tests in heterosexual men (1.7 percent) and women (1.4 percent) remained stable, compared to previous years. In MSM, the percentage has increased from 10.7 percent in 2015 to 11.3 percent in 2016. The STI clinics have not yet found cases of gonorrhoea resistant to the first option antibiotic, Ceftriaxone. The number of gonorrhoea infections diagnosed by general practitioners in 2015 saw a slight decline among women, but a, Het aantal mensen dat zich bij een Centrum Seksuele Gezondheid (CSG) heeft laten testen op een seksueel overdraagbare aandoening (soa) is, na een daling in 2015, in 2016 weer toegenomen. Het percentage bij wie een soa werd vastgesteld is ook gestegen, tot 18,4 procent in 2016. Naar schatting is het aantal soa-consulten bij huisartsen licht gedaald. Chlamydia blijft de meest voorkomende soa onder heteroseksuelen. Onder mannen die seks hebben met mannen (MSM) werd vaker gonorroe dan chlamydia gevonden. De CSG's bieden hoog-risicogroepen de mogelijkheid om zich gratis te laten testen op soa's. In totaal zijn er in 2016 143.139 consulten geregistreerd bij de CSG's, een stijging van 5 procent ten opzichte van 2015. Het percentage gevonden soa's varieerde tussen de GGD-en; van 12,8 tot 20,9. De meeste soa's zijn gevonden bij mensen met hiv, gevolgd door mensen die waren gewaarschuwd voor een soa. Chlamydia In 2016 had 14,5 procent van de CSG-bezoekers een chlamydia-infectie (20.698 diagnoses; een toename van 11 procent ten opzichte van het jaar ervoor). Deze stijging is mogelijk deels te verklaren doordat GGD-en sinds 2015 eerder voorrang verlenen aan personen met hoog risico op soa. De grootste toename was te zien bij heteroseksuele mannen (van 16,1 in 2015 naar 18,0 procent in 2016). Bij vrouwen nam het percentage vastgestelde chlamydia toe van 14,2 naar 15,4. Onder MSM ligt dit percentage al jaren rond 10 procent. Gonorroe Het aantal gonorroe-diagnoses bij de CSG is het afgelopen jaar met 13 procent toegenomen tot 6.092 infecties. Het percentage positieven onder heteroseksuele mannen (1,7 procent) en vrouwen (1,4 procent) bleef stabiel ten opzichte van voorgaande jaren. Onder MSM is het percentage toegenomen van 10,7 procent in 2015 naar 11,3 procent in 2016. Bij CSG-bezoekers is nog steeds geen gonorroe resistent gevonden tegen het 'eerstekeus' antibioticum ceftriaxon. Het aantal gonorroe-infecties gediagnosticeerd door huisartsen in 2015 nam licht af onder vrouwen, m
- Published
- 2017
10. The Netherlands Chlamydia cohort study (NECCST) protocol to assess the risk of late complications following Chlamydia trachomatis infection in women
- Author
-
Hoenderboom, BM, van Oeffelen, AAM, van Benthem, BHB, van Bergen, J, Dukers-Muijrers, N, Götz, Hannelore, Hoebe, C, Hogewoning, A A, van der Klis, FRM, van Baarle, D, Land, JA, van der Sande, MAB, van Veen, MG, de Vries, F, Morre, SA, van den Broek, IVF, Hoenderboom, BM, van Oeffelen, AAM, van Benthem, BHB, van Bergen, J, Dukers-Muijrers, N, Götz, Hannelore, Hoebe, C, Hogewoning, A A, van der Klis, FRM, van Baarle, D, Land, JA, van der Sande, MAB, van Veen, MG, de Vries, F, Morre, SA, and van den Broek, IVF
- Published
- 2017
11. Sexually transmitted infections in the Netherlands in 2015
- Author
-
SOA, I&V, van den Broek IVF, van Aar F, van Oeffelen AAM, Woestenberg PJ, Heijne JCM, den Daas C, Hofstraat SHI, Hoenderboom BM, van Wees D, van Sighem AI, Nielen MMJ, van Benthem BHB, SOA, I&V, van den Broek IVF, van Aar F, van Oeffelen AAM, Woestenberg PJ, Heijne JCM, den Daas C, Hofstraat SHI, Hoenderboom BM, van Wees D, van Sighem AI, Nielen MMJ, and van Benthem BHB
- Abstract
RIVM rapport:Het aantal mensen dat zich bij een Centrum Seksuele Gezondheid (CSG) heeft laten testen op een seksueel overdraagbare aandoening (soa) is, na een jarenlange stijging, in 2015 gedaald. De daling hangt samen met een sterkere focus op de doelgroep van de CSG en de bevroren budgetten met betrekking tot het aantal consulten dat kan worden afgehandeld. Het percentage bezoekers bij wie een soa werd vastgesteld, is wel verder toegenomen, tot 17,2 procent. Bij huisartsen zijn de aantallen soa-consulten ook gedaald. Chlamydia blijft de meest voorkomende soa. De CSG's bieden hoog-risicogroepen de mogelijkheid om zich gratis te laten testen op soa's. In totaal waren er in 2015 136.347 consulten bij de CSG, een daling van 3,4 procent ten opzichte van 2014. De meeste soa's zijn vastgesteld bij personen die voor een soa zijn gewaarschuwd door een (voormalige) partner, bij personen met soa-gerelateerde klachten en bij hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen (MSM). Ook jongeren onder de 20 jaar met een lagere opleiding en personen die voor een tweede keer in hetzelfde jaar op consult komen hebben vaker een soa. Chlamydia In 2015 had 13,7 procent van de CSG-bezoekers een chlamydia-infectie (18.585 diagnoses); een stijging van 1,1 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. De grootste toename is te zien bij heteroseksuele mannen (van 13,9 procent in 2014 naar 16,1 procent in 2014). Chlamydia wordt het meest aangetroffen bij vrouwen en heteroseksuele mannen onder de 20 jaar (21,0 procent) en bij mensen die hiervoor zijn gewaarschuwd (34,0 procent). Bij MSM is het percentage chlamydia al jaren stabiel op 10 procent. Gonorroe Het aantal gonorroe-diagnoses is met 17 procent gestegen naar 5.391 diagnoses. Deze soa wordt vooral vaker bij MSM gevonden (10,7 procent), terwijl het percentage stabiel blijft bij vrouwen en heteroseksuele mannen (respectievelijk 1,6 en 1,9 procent). Een op de vijf gonorroediagnoses is opgespoord na een waarschuwing door een partner. Ook in 2015 zijn er, The number of people who were tested for a Sexually Transmitted Infection (STI) at a Dutch STI clinic has dropped for the first time in years. The drop is linked to a stronger focus on the target group of STI clinics and the cap on the number of STI consultations that can be done due to budget freezes. The percentage of attendees diagnosed with an STI did increase to 17.2 per cent. The number of STI consultations in GP practices went down as well. Chlamydia continues to be the most prevalent STI. STI clinics offer free STI tests for high-risk groups. The total number of STI clinic consultations in 2015 was 136,347, a drop of 3.4 per cent compared to 2014. The majority of STIs concerned people who had been warned of possible STI exposure by their (former) partner, people with STI-related complaints, and HIV positive men who have sex with men (MSM). Young adults under 20 years of age with low-level qualifications and people who visit an STI clinic a second time in the same year are diagnosed with STIs more frequently. Chlamydia In 2015, 13.7 per cent of STI clinic attendees had a chlamydia infection (18,585 diagnoses). This figure represents an increase of 1.1 per cent compared to 2014. The biggest increase was seen in heterosexual men (up from 13.9 per cent in 2014 to 16.1 per cent in 2015). Chlamydia was diagnosed most frequently in women and heterosexual men under 20 years of age (21.0 per cent) and in people who had been warned about potential exposure (34.0 per cent). The percentage of MSM diagnosed with chlamydia has been stable for years at around 10 per cent. Gonorrhoea The number of gonorrhoea diagnoses increased by 17 per cent to 5,391 diagnoses. This STI is more frequently seen in MSM (10.7 per cent), while the percentage in women and heterosexual men remained stable (1.6 and 1.9 per cent, respectively). One in five gonorrhoea cases was diagnosed following a warning from a partner. To date, no gonorrhoea infections have been found with resistance against fi
- Published
- 2016
12. The importance of understanding pelvic inflammatory disease as a polymicrobial infection - authors' reply.
- Author
-
Alexiou ZW, Hoenderboom BM, Hoebe CJPA, Dukers-Muijrers NHTM, Götz HM, van der Sande MAB, de Vries HJC, den Hartog JE, Morré SA, and van Benthem BHB
- Abstract
Competing Interests: We declare no competing interests.
- Published
- 2024
- Full Text
- View/download PDF
13. Reproductive tract complication risks following Chlamydia trachomatis infections: a long-term prospective cohort study from 2008 to 2022.
- Author
-
Alexiou ZW, Hoenderboom BM, Hoebe CJPA, Dukers-Muijrers NHTM, Götz HM, van der Sande MAB, de Vries HJC, den Hartog JE, Morré SA, and van Benthem BHB
- Abstract
Background: The clinical and public health relevance of widespread testing for asymptomatic Chlamydia trachomatis (chlamydia) infections is under debate. To address uncertainties in screening programs, we estimate reproductive tract complication risks following asymptomatic and symptomatic chlamydia infections in a long-term prospective cohort., Methods: A cohort of 5704 reproductive-age women recruited from a chlamydia screening study was followed for up to 14 years. Chlamydia positivity was determined using screening polymerase chain reaction test results, self-reported diagnoses (with/without symptoms), and chlamydia Immunoglobulin G antibodies. Outcome data (pregnancies, pelvic inflammatory disease (PID), ectopic pregnancy, and tubal factor infertility) were collected through self-completed questionnaires. Cox regression calculated adjusted hazard ratios (aHR) with confidence intervals (CI) to compare outcomes between time-updated chlamydia groups since sexual debut., Findings: During 104,612 person-years, 2103 (36.9%) women were chlamydia-positive and 3692 women (64.7%) had been pregnant at least once. Risks for PID, ectopic pregnancy and tubal factor infertility were 1.62 (95% CI 1.20-2.17), 1.84 (95% CI 1.14-2.95) and 2.75 (95% CI 1.53-4.94), compared to chlamydia-negatives. aHRs for PID after symptomatic and asymptomatic infections were 2.29 (95% CI 1.62-3.25) and 1.06 (95% CI 0.66-1.69), respectively. Incidence of PID, ectopic pregnancy and tubal factor infertility after symptomatic chlamydia infection remained low with rates per 1000 person-years of 5.8, 1.9, and 1.8, respectively., Interpretation: We found a significantly higher risk of PID, ectopic pregnancy and tubal factor infertility in chlamydia-positive women compared to chlamydia-negative women, although the overall incidence rates of complications remained low. Symptomatic, but not asymptomatic, chlamydia infections were associated with PID risk, suggesting the largest disease burden of complications is in this group., Funding: The Netherlands Organisation for Health Research and Development (ZonMW Netherlands) and Research Funding from the Ministry of Health, Welfare and Sports., Competing Interests: None declared., (© 2024 The Authors.)
- Published
- 2024
- Full Text
- View/download PDF
14. Trends in Chlamydia trachomatis IgG seroprevalence in the general population of the Netherlands over 20 years.
- Author
-
Alexiou ZW, van Aar F, Hoenderboom BM, Morre SA, and Heijne JCM
- Subjects
- Male, Humans, Female, Adult, Seroepidemiologic Studies, Netherlands epidemiology, Sexual Behavior, Risk Factors, Antibodies, Bacterial, Immunoglobulin G, Chlamydia trachomatis, Chlamydia Infections epidemiology
- Abstract
Objectives: To report sex and age-specific Chlamydia trachomatis (Ct) seroprevalence estimates in the general population of the Netherlands between 1996 and 2017 and identify risk factors associated with Ct seropositivity., Methods: Participants (n=5158, aged 15-59 years) were included from three independent nationwide population-based serosurveillance studies in 1996, 2007 and 2017. Participants completed a questionnaire on demographics and sexual behaviour. Serum antibodies were analysed using Medac Ct IgG ELISA test. Census weights were assigned to achieve seroprevalence estimates representative of the general Dutch population. Weighted seroprevalence estimates were stratified by gender, age and birth cohort. Trends and risk factors in men and women were identified using multivariable logistic regression., Results: Weighted overall Ct seroprevalence was 10.5% (95% CI: 9.2% to 12.0%) in women and 5.8% (95% CI: 4.7% to 7.0%) in men. Among women <25 years, there was a non-significant increase in seroprevalence from 5.9% (95% CI 3.7% to 9.2%) in 1996, to 7.6% (95% CI 5.1% to 11.1%) in 2007 and 8.8% (95% CI 5.5% to 13.9%) in 2017. Among women ≥25 years, the seroprevalence significantly decreased from 15.6% (95% CI: 12.2% to 19.7%) in 1996 to 9.5% (95% CI: 7.2% to 12.4%) in 2007 but did not further drop (11.2% (95% CI 8.1% to 15.3%) in 2017). In men, we did not observe trends between study rounds. In both men and women, having a non-Western migration background was a risk factor for seropositivity. In women, having had a prior sexually transmitted infection and ≥2 recent sex partners were risk factors for seropositivity as well., Conclusions: We have not found evidence for a decrease in population seroprevalence in those under 25 years old despite decades of intensified testing-and-treatment efforts in the Netherlands. This suggests further monitoring of Ct burden in the general population is needed. If serum banks are used for this, specifically individuals <25 years old and with diverse migration backgrounds should be included., Competing Interests: Competing interests: None declared., (© Author(s) (or their employer(s)) 2024. Re-use permitted under CC BY-NC. No commercial re-use. See rights and permissions. Published by BMJ.)
- Published
- 2024
- Full Text
- View/download PDF
15. Where to go to in chlamydia control? From infection control towards infectious disease control.
- Author
-
van Bergen JEAM, Hoenderboom BM, David S, Deug F, Heijne JCM, van Aar F, Hoebe CJPA, Bos H, Dukers-Muijrers NHTM, Götz HM, Low N, Morré SA, Herrmann B, van der Sande MAB, de Vries HJC, Ward H, and van Benthem BHB
- Subjects
- Asymptomatic Infections epidemiology, Female, Humans, Netherlands, Pelvic Inflammatory Disease microbiology, Pelvic Inflammatory Disease prevention & control, Prevalence, Chlamydia Infections prevention & control, Chlamydia trachomatis pathogenicity, Communicable Disease Control methods, Infection Control methods, Public Health methods
- Abstract
Objectives: The clinical and public health relevance of widespread case finding by testing for asymptomatic chlamydia infections is under debate. We wanted to explore future directions for chlamydia control and generate insights that might guide for evidence-based strategies. In particular, we wanted to know the extent to which we should pursue testing for asymptomatic infections at both genital and extragenital sites., Methods: We synthesised findings from published literature and from discussions among national and international chlamydia experts during an invitational workshop. We described changing perceptions in chlamydia control to inform the development of recommendations for future avenues for chlamydia control in the Netherlands., Results: Despite implementing a range of interventions to control chlamydia, there is no practice-based evidence that population prevalence can be reduced by screening programmes or widespread opportunistic testing. There is limited evidence about the beneficial effect of testing on pelvic inflammatory disease prevention. The risk of tubal factor infertility resulting from chlamydia infection is low and evidence on the preventable fraction remains uncertain. Overdiagnosis and overtreatment with antibiotics for self-limiting and non-viable infections have contributed to antimicrobial resistance in other pathogens and may affect oral, anal and genital microbiota. These changing insights could affect the outcome of previous cost-effectiveness analysis., Conclusion: The balance between benefits and harms of widespread testing to detect asymptomatic chlamydia infections is changing. The opinion of our expert group deviates from the existing paradigm of 'test and treat' and suggests that future strategies should reduce, rather than expand, the role of widespread testing for asymptomatic chlamydia infections., Competing Interests: Competing interests: None declared., (© Author(s) (or their employer(s)) 2021. Re-use permitted under CC BY. Published by BMJ.)
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
16. Can Previous Associations of Single Nucleotide Polymorphisms in the TLR2 , NOD1 , CXCR5 , and IL10 Genes in the Susceptibility to and Severity of Chlamydia trachomatis Infections Be Confirmed?
- Author
-
Jukema JB, Hoenderboom BM, van Benthem BHB, van der Sande MAB, de Vries HJC, Hoebe CJPA, Dukers-Muijrers NHTM, Bax CJ, Morré SA, and Ouburg S
- Abstract
Clear inter-individual differences exist in the response to C. trachomatis (CT) infections and reproductive tract complications in women. Host genetic variation like single nucleotide polymorphisms (SNPs) have been associated with differences in response to CT infection, and SNPs might be used as a genetic component in a tubal-pathology predicting algorithm. Our aim was to confirm the role of four genes by investigating proven associated SNPs in the susceptibility and severity of a CT infection. A total of 1201 women from five cohorts were genotyped and analyzed for TLR2 + 2477 G > A, NOD1 + 32656 T -> GG, CXCR5 + 10950 T > C, and IL10 - 1082 A > G. Results confirmed that NOD1 + 32656 T ->GG was associated with an increased risk of a symptomatic CT infection (OR: 1.9, 95%CI: 1.1-3.4, p = 0.02), but we did not observe an association with late complications. IL10 - 1082 A > G appeared to increase the risk of late complications (i.e., ectopic pregnancy/tubal factor infertility) following a CT infection (OR = 2.8, 95%CI: 1.1-7.1, p = 0.02). Other associations were not found. Confirmatory studies are important, and large cohorts are warranted to further investigate SNPs' role in the susceptibility and severity of a CT infection.
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
17. Pregnancies and Time to Pregnancy in Women With and Without a Previous Chlamydia trachomatis Infection.
- Author
-
Hoenderboom BM, van Bergen JEAM, Dukers-Muijrers NHTM, Götz HM, Hoebe CJPA, de Vries HJC, van den Broek IVF, de Vries F, Land JA, van der Sande MAB, Morré SA, and van Benthem BHB
- Subjects
- Adolescent, Adult, Case-Control Studies, Chlamydia Infections epidemiology, Cohort Studies, Female, Humans, Netherlands epidemiology, Pregnancy, Pregnancy Complications, Infectious epidemiology, Chlamydia Infections diagnosis, Chlamydia trachomatis isolation & purification, Pregnancy Complications, Infectious microbiology, Time-to-Pregnancy
- Abstract
Background: A Chlamydia trachomatis infection (chlamydia) can result in tubal factor infertility in women. To assess if this association results in fewer pregnant women, we aimed to assess pregnancy incidences and time to pregnancy among women with a previous chlamydia infection compared with women without one and who were participating in the Netherlands Chlamydia Cohort Study (NECCST)., Methods: The NECCST is a cohort of women of reproductive age tested for chlamydia in a chlamydia screening trial between 2008 and 2011 and reinvited for NECCST in 2015 to 2016. Chlamydia status (positive/negative) was defined using chlamydia screening trial-nucleic acid amplification test results, chlamydia immunoglobulin G presence in serum, or self-reported chlamydia infections. Data on pregnancies were collected via questionnaires in 2015-2016 and 2017-2018. Overall pregnancies (i.e., planned and unplanned) and time to pregnancy (among women with a pregnancy intention) were compared between chlamydia-positive and chlamydia-negative women using Cox regressions., Results: Of 5704 women enrolled, 1717 (30.1%; 95% confidence interval [CI], 28.9-31.3) women was chlamydia positive. Overall pregnancy proportions were similar in chlamydia-positive and chlamydia-negative women (49.0% [95% CI, 46.5-51.4] versus 50.5% [95% CI, 48.9-52.0]). Pregnancies per 1000 person-years were 53.2 (95% CI, 51.5-55.0) for chlamydia negatives and 83.0 (95% CI, 78.5-87.9) for chlamydia positives. Among women with a pregnancy intention, 12% of chlamydia-positive women had a time to pregnancy of >12 months compared with 8% of chlamydia negatives (P < 0.01)., Conclusions: Overall pregnancy rates were not lower in chlamydia-positive women compared with chlamydia-negative women, but among women with a pregnancy intention, time to pregnancy was longer and pregnancy rates were lower in chlamydia-positive women., Trial Registration Number: Dutch Trial Register NTR-5597.
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
18. Erratum to: Chlamydia trachomatis and the Risk of Pelvic Inflammatory Disease, Ectopic Pregnancy, and Female Infertility: A Retrospective Cohort Study Among Primary Care Patients.
- Author
-
Den Heijer CDJ, Hoebe CJPA, Driessen JHM, Wolffs P, Van Den Broek IVF, Hoenderboom BM, Williams R, De Vries F, and Dukers-Muijrers NHTM
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
19. Chlamydia trachomatis and the Risk of Pelvic Inflammatory Disease, Ectopic Pregnancy, and Female Infertility: A Retrospective Cohort Study Among Primary Care Patients.
- Author
-
den Heijer CDJ, Hoebe CJPA, Driessen JHM, Wolffs P, van den Broek IVF, Hoenderboom BM, Williams R, de Vries F, and Dukers-Muijrers NHTM
- Subjects
- Adolescent, Adult, Anti-Bacterial Agents therapeutic use, Child, Chlamydia trachomatis drug effects, Female, Humans, Pregnancy, Primary Health Care statistics & numerical data, Proportional Hazards Models, Retrospective Studies, Risk Factors, Young Adult, Chlamydia trachomatis pathogenicity, Infertility, Female etiology, Infertility, Female immunology, Pelvic Inflammatory Disease immunology, Pelvic Inflammatory Disease microbiology
- Abstract
Background: We evaluated the risk of pelvic inflammatory disease (PID), ectopic pregnancy, and infertility in women with a previous Chlamydia trachomatis (CT) diagnosis compared with women who tested negative for CT and CT untested women, considering both targeted and incidental (ie, prescribed for another indication) use of CT-effective antibiotics., Methods: This was a retrospective study of women aged 12-25 years at start of follow-up within the Clinical Practice Research Datalink GOLD database linked to index of multiple deprivation quintiles, 2000-2013. CT test status and antibiotic use were determined in a time-dependent manner. Risk of PID, ectopic pregnancy, or female infertility were evaluated using of Cox proportional hazard models., Results: We studied 857 324 women, contributing 6 457 060 person-years. Compared with women who tested CT-negative, women who tested CT-positive had an increased risk of PID (adjusted hazard ratio [aHR], 2.36; 95% confidence interval [CI], 2.01-2.79), ectopic pregnancy (aHR, 1.87; 95% CI, 1.38-2.54), and infertility (aHR, 1.85; 95% CI, 1.27-2.68). The PID risk was higher for women with 2 or more positive CT tests than those with 1 positive test. PID risk increased with the number of previous antibiotic prescriptions, regardless of CT test status., Conclusions: We showed an association between CT-positive tests and 3 adverse reproductive health outcomes. Moreover, this risk increased with repeat CT infections. CT-effective antibiotic use showed no decreased risks of subsequent PID regardless of CT history. Our results confirm the reproductive health burden of CT, which requires adequate public health interventions., (© The Author(s) 2019. Published by Oxford University Press for the Infectious Diseases Society of America.)
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
20. Antibody Testing in Estimating Past Exposure to C hlamydia trachomatis in the Netherlands Chlamydia Cohort Study.
- Author
-
Hoenderboom BM, van Willige ME, Land JA, Pleijster J, Götz HM, van Bergen JEAM, Dukers-Muijrers NHTM, Hoebe CJPA, van Benthem BHB, and Morré SA
- Abstract
The asymptomatic course of Chlamydia trachomatis (CT) infections can result in underestimated CT lifetime prevalence. Antibody testing might improve this estimate. We assessed CT antibody positivity and predictive factors thereof in the Netherlands Chlamydia Cohort Study. Women who had ≥1 CT Nucleic Acid Amplification Test (NAAT) in the study (2008-2011) and who provided self-reported information on NAATs were tested for CT major outer membrane protein specific IgG in serum (2016). CT antibody positivity was assessed and predictive factors were identified using multivariable logistic regressions, separately for CT-positive women (≥1 positive NAAT or ≥1 self-reported positive CT test) and CT-negative women (negative by study NAAT and self-report). Of the 3,613 women studied, 833 (23.1%) were CT -positive. Among the CT-negative women, 208 (7.5%, 95%CI 6.5-8.5) tested positive for CT antibodies. This increased CT lifetime prevalence with 5.8% (95%CI 5.0-6.5). Among women with a CT-positive history, 338 (40.6%, 95%CI 38.5-44.1) tested positive. Predictive factors for antibody positivity related to lower social economic status, sexual risk behavior, multiple infections, higher body mass index, and non-smoking. CT antibody testing significantly increased the lifetime prevalence. Combining NAAT outcomes, self-reported positive tests, and antibody testing reduced misclassification in CT prevalence estimates., Competing Interests: The authors declare no conflict of interest.
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
21. Relation between Chlamydia trachomatis infection and pelvic inflammatory disease, ectopic pregnancy and tubal factor infertility in a Dutch cohort of women previously tested for chlamydia in a chlamydia screening trial.
- Author
-
Hoenderboom BM, van Benthem BHB, van Bergen JEAM, Dukers-Muijrers NHTM, Götz HM, Hoebe CJPA, Hogewoning AA, Land JA, van der Sande MAB, Morré SA, and van den Broek IVF
- Subjects
- Adult, Chlamydia Infections complications, Cohort Studies, Female, Humans, Infertility complications, Mass Screening, Netherlands epidemiology, Pelvic Inflammatory Disease complications, Pregnancy, Prevalence, Risk Factors, Chlamydia Infections epidemiology, Chlamydia trachomatis, Infertility epidemiology, Pelvic Inflammatory Disease epidemiology, Pregnancy, Ectopic epidemiology
- Abstract
Objectives: A better understanding of Chlamydia trachomatis infection (chlamydia)-related sequelae can provide a framework for effective chlamydia control strategies. The objective of this study was to estimate risks and risk factors of pelvic inflammatory disease (PID), ectopic pregnancy and tubal factor infertility (TFI) with a follow-up time of up until 8 years in women previously tested for chlamydia in the Chlamydia Screening Implementation study (CSI) and participating in the Netherlands Chlamydia Cohort Study (NECCST)., Methods: Women who participated in the CSI 2008-2011 (n=13 498) were invited in 2015-2016 for NECCST. Chlamydia positive was defined as a positive CSI-PCR test, positive chlamydia serology and/or self-reported infection (time dependent). Data on PID, ectopic pregnancy and TFI were collected by self-completed questionnaires. Incidence rates and HRs were compared between chlamydia-positive and chlamydia-negative women corrected for confounders., Results: Of 5704 women included, 29.5% (95% CI 28.3 to 30.7) were chlamydia positive. The incidence rate of PID was 1.8 per 1000 person-years (py) (1.6 to 2.2) overall, 4.4 per 1000 py (3.3 to 5.7) among chlamydia positives compared with 1.4 per 1000 py (1.1 to 1.7) for chlamydia negatives. For TFI, this was 0.4 per 1000 py (0.3 to 0.5) overall, 1.3 per 1000 py (0.8 to 2.1) and 0.2 per 1000 py (0.1 to 0.4) among chlamydia positives and negatives, respectively. And for ectopic pregnancy, this was 0.6 per 1000 py (0.5 to 0.8) overall, 0.8 per 1000 py (0.4 to 1.5) and 0.6 per 1000 py (0.4 to 0.8) for chlamydia negatives. Among chlamydia-positive women, the strongest risk factor for PID was symptomatic versus asymptomatic infection (adjusted HR 2.88, 1.4 to 4.5) and for TFI age <20 versus >24 years at first infection (HR 4.35, 1.1 to 16.8)., Conclusion: We found a considerably higher risk for PID and TFI in chlamydia-positive women, but the incidence for ectopic pregnancy was comparable between chlamydia-positive and chlamydia-negative women. Overall, the incidence rates of sequelae remained low., Trial Registration: NTR-5597., Competing Interests: Competing interests: None declared., (© Author(s) (or their employer(s)) 2019. Re-use permitted under CC BY-NC. No commercial re-use. See rights and permissions. Published by BMJ.)
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
22. Chlamydia trachomatis antibody detection in home-collected blood samples for use in epidemiological studies.
- Author
-
Hoenderboom BM, van Ess EF, van den Broek IVF, van Loo IHM, Hoebe CJPA, Ouburg S, and Morré SA
- Subjects
- Bacteriological Techniques methods, Blood Chemical Analysis instrumentation, Blood Chemical Analysis methods, Blood Preservation methods, Blood Specimen Collection instrumentation, Humans, Immunoglobulin G blood, Immunoglobulin G isolation & purification, Sensitivity and Specificity, Time Factors, Antibodies, Bacterial blood, Antibodies, Bacterial isolation & purification, Blood Specimen Collection methods, Chlamydia trachomatis immunology, Epidemiologic Studies
- Abstract
Capillary blood collected in serum tubes was subjected to centrifugation delay while stored at room temperature. Chlamydia trachomatis (CT) IgG concentrations in aliquoted serum of these blood samples remained stable for seven days after collection. CT IgG concentrations can reliably be measured in mailed blood samples in epidemiological studies., (Copyright © 2017 Elsevier B.V. All rights reserved.)
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
23. The Netherlands Chlamydia cohort study (NECCST) protocol to assess the risk of late complications following Chlamydia trachomatis infection in women.
- Author
-
Hoenderboom BM, van Oeffelen AA, van Benthem BH, van Bergen JE, Dukers-Muijrers NH, Götz HM, Hoebe CJ, Hogewoning AA, van der Klis FR, van Baarle D, Land JA, van der Sande MA, van Veen MG, de Vries F, Morré SA, and van den Broek IV
- Subjects
- Adult, Chlamydia Infections epidemiology, Female, Humans, Netherlands, Pelvic Inflammatory Disease etiology, Pregnancy, Pregnancy, Ectopic etiology, Prospective Studies, Risk Factors, Chlamydia Infections complications, Chlamydia trachomatis
- Abstract
Background: Chlamydia trachomatis (CT), the most common bacterial sexually transmitted infection (STI) among young women, can result in serious sequelae. Although the course of infection is often asymptomatic, CT may cause pelvic inflammatory disease (PID), leading to severe complications, such as prolonged time to pregnancy, ectopic pregnancy, and tubal factor subfertility. The risk of and risk factors for complications following CT-infection have not been assessed in a long-term prospective cohort study, the preferred design to define infections and complications adequately., Methods: In the Netherlands Chlamydia Cohort Study (NECCST), a cohort of women of reproductive age with and without a history of CT-infection is followed over a minimum of ten years to investigate (CT-related) reproductive tract complications. This study is a follow-up of the Chlamydia Screening Implementation (CSI) study, executed between 2008 and 2011 in the Netherlands. For NECCST, female CSI participants who consented to be approached for follow-up studies (n = 14,685) are invited, and prospectively followed until 2022. Four data collection moments are foreseen every two consecutive years. Questionnaire data and blood samples for CT-Immunoglobulin G (IgG) measurement are obtained as well as host DNA to determine specific genetic biomarkers related to susceptibility and severity of infection. CT-history will be based on CSI test outcomes, self-reported infections and CT-IgG presence. Information on (time to) pregnancies and the potential long-term complications (i.e. PID, ectopic pregnancy and (tubal factor) subfertility), will be acquired by questionnaires. Reported subfertility will be verified in medical registers. Occurrence of these late complications and prolonged time to pregnancy, as a proxy for reduced fertility due to a previous CT-infection, or other risk factors, will be investigated using longitudinal statistical procedures., Discussion: In the proposed study, the occurrence of late complications following CT-infection and its risk factors will be assessed. Ultimately, provided reliable risk factors and/or markers can be identified for such late complications. This will contribute to the development of a prognostic tool to estimate the risk of CT-related complications at an early time point, enabling targeted prevention and care towards women at risk for late complications., Trial Registration: Dutch Trial Register NTR-5597 . Retrospectively registered 14 February 2016.
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
24. Pretreatment HIV drug resistance increases regimen switches in sub-Saharan Africa.
- Author
-
Boender TS, Hoenderboom BM, Sigaloff KC, Hamers RL, Wellington M, Shamu T, Siwale M, Labib Maksimos EE, Nankya I, Kityo CM, Adeyemo TA, Akanmu AS, Mandaliya K, Botes ME, Ondoa P, and Rinke de Wit TF
- Subjects
- Acquired Immunodeficiency Syndrome drug therapy, Adolescent, Adult, Africa South of the Sahara epidemiology, Anti-HIV Agents pharmacology, Antiretroviral Therapy, Highly Active standards, CD4 Lymphocyte Count, Cohort Studies, Female, Follow-Up Studies, Genes, pol, Genotype, HIV Infections epidemiology, HIV Infections mortality, HIV-1 genetics, Humans, Male, Mutation, Proportional Hazards Models, Treatment Failure, Treatment Outcome, Young Adult, Anti-HIV Agents therapeutic use, Drug Resistance, Viral genetics, HIV Infections drug therapy, HIV Infections virology, HIV-1 drug effects, Viral Load drug effects
- Abstract
Background: After the scale-up of antiretroviral therapy (ART) for human immunodeficiency virus (HIV) infection in Africa, increasing numbers of patients have pretreatment drug resistance., Methods: In a large multicountry cohort of patients starting standard first-line ART in six African countries, pol genotyping was retrospectively performed if viral load (VL) ≥1000 cps/mL. Pretreatment drug resistance was defined as a decreased susceptibility to ≥1 prescribed drug. We assessed the effect of pretreatment drug resistance on all-cause mortality, new AIDS events and switch to second-line ART due to presumed treatment failure, using Cox models., Results: Among 2579 participants for whom a pretreatment genotype was available, 5.5% had pretreatment drug resistance. Pretreatment drug resistance was associated with an increased risk of regimen switch (adjusted hazard ratio [aHR] 3.80; 95% confidence interval [CI], 1.49-9.68; P = .005) but was not associated with mortality (aHR 0.75, 95% CI, .24-2.35; P = .617) or new AIDS events (aHR 1.06, 95% CI, .68-1.64; P = .807). During three years of follow up, 106 (4.1%) participants switched to second-line, of whom 18 (17.0%) switched with VL < 1000 cps/mL, 7 (6.6%) with VL ≥ 1000 cps/mL and no drug resistance mutations (DRMs), 46 (43.4%) with VL ≥ 1000 cps/mL and ≥1 DRMs; no HIV RNA data was available for 32 (30.2%) participants., Conclusions: Given rising pretreatment HIV drug resistance levels in sub-Saharan Africa, these findings underscore the need for expanded access to second-line ART. VL monitoring can improve the accuracy of failure detection and efficiency of switching practices., (© The Author 2015. Published by Oxford University Press on behalf of the Infectious Diseases Society of America. All rights reserved. For Permissions, please e-mail: journals.permissions@oup.com.)
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.