30 results on '"Latour JB"'
Search Results
2. De natuurplanner; Decision Support Systeem natuur en milieu. Versie 1.1
- Author
-
Latour JB, Staritsky IG, Alkemade JRM, Wiertz J, LBG, TNO, and CSO
- Subjects
standardization ,model ,natuur ,normstelling ,biodiversiteit ,vermesting ,nature ,critical loads ,acidification ,desiccation ,verzuring ,beleid ,multistress ,over fertilization ,ecosystems ,verdroging ,ecosysteem ,biodiversity ,policy - Abstract
The program is available through LBG Alkemade or J Wiertz contactpersoon R. Alkemade, LBG
- Published
- 2012
3. De milieukwaliteit van ecodistricten. Deel 1. Ecologische normstelling en milieukwaliteitsbepaling
- Author
-
Klijn F, Latour JB, Nip MI, Groen CLG, and Udo de Haes HA
- Subjects
duurzame ontwikkeling ,ecologie ,milieukwaliteitsbepaling ,ecodistrict ,algemene milieukwaliteit ,bijzondere milieukwaliteit ,milieufuncties ,ecologische normstelling ,kwaliteitsparameter ,amoebe - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
4. Kalibratie van Ellenbergs milieu-indicatiegetallen aan werkelijk gemeten bodemfactoren
- Author
-
Alkemade JRM, Wiertz J, Latour JB, and LBG
- Subjects
model ,eutrofiering ,zuurgraad ,indicator ,planten ,regressie analyse ,effecten ,indicators ,regression analysis ,soil ,bodem ,acidification ,desiccation ,flora ,eutrophication ,verzuring ,ellenberg ,effects ,verdroging ,acidity - Abstract
Momenteel wordt een multiple stress model ontwikkeld waarmee op nationale schaal de kans op voorkomen van plantesoorten wordt voorspeld als gevolg van verdroging, verzuring en vermesting (SMART-MOVE). Het model bestaat uit een bodemmodule (SMART) en een vegetatie module (MOVE). Essentiele invoergegevens voor deze modules, zoals grondwaterpeil en kwelflux kunnen worden berekend met bijvoorbeeld het LGM (Landelijk Grondwater Model). Met de vegetatie-module kan de kans op voorkomen van een soort bepaald worden aan de hand van ecologische amplitudes van de plantesoorten. De ecologische amplitudes zijn weergegeven op een milieu-as die weergegeven is in gemiddelde indicatie-getallen van Ellenberg per proefvlak. In dit rapport wordt een ijking uitgevoerd van deze semi-kwantitatieve milieu-as aan daadwerkelijk gemeten bodemfactoren zoals de zuurgraad (pH), de grondwaterstand (GVG: gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand), gehalten van nutrienten (b.v. nitraat en fosfaat- gehalten), primaire productie (gemeten in biomassa opbrengst en stikstof-opbrengst) en het chloride gehalte. Hiervoor is behalve van de hiervoor doorgaans toegepaste lineaire regressie analyse ook gebruik gemaakt van non-lineaire regressie analyse met een S-vormig model als uitgangspunt. In totaal konden bijna 7000 opnamen worden gebruikt. Voor pH, GVG, biomassa opbrengst en stikstof opbrengst bleken de R2-waarden zodanig hoog dat vertaling van de gemiddelde Ellenberggetallen naar gemeten waarden vrij goed mogelijk is. Deze relaties worden gebruikt voor de koppeling tussen de vegetatiemodule en de abiotische modules. Daarnaast dragen zij bij aan een betere kwantificering van de betrouwbaarheid van de modeluitkomsten. Het gemiddelde milieu-indicatiegetal van Ellenberg lijkt voor modellen zoals SMART/MOVE een bruikbare schattingsmethode van de abiotisch milieucondities.
- Published
- 2012
5. De toepasbaarheid van de Amoebe-benadering op terrestrische ecosystemen
- Author
-
Latour JB, Hofstra JJ, and Nip MI
- Subjects
bijzondere milieukwaliteit ,milieufuncties ,conditionerende parameter ,duurzame ontwikkeling ,ecodistrict ,stuurparameter ,algemene milieukwaliteit ,ecotoop ,doelparameter ,amoebe ,dosiseffect- relaties - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
6. Gebiedsgerichte Integratie: een tussenbalans
- Author
-
Reiling R, Latour JB, Bekhuis FHJM, Bollen MJS, MTV, and LBG
- Subjects
stapelkaart ,gebiedsgerichte integratie - Abstract
Dit rapport doet verslag van de stand van zaken van het RIVM-project Gebiedsgerichte Integratie. Daartoe worden de meest aansprekende resultaten uit de drie fasen van het project toegelicht. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan de stapelkaart voor de milieuproblematiek in het landelijk gebied. Tenslotte wordt ingegaan op de verdere planning van het project (invulling fase 3, DSS, ruimtelijke scenario's) en de relatie met de (toekomstige) Milieuverkenningen.
- Published
- 2012
7. Ecologische normen voor vermesting, verzuring en verdroging. Aanzet tot een risicobenadering
- Author
-
Latour JB and Reiling R
- Subjects
norm ,grenswaarde ,vermesting ,nitrogen ,acidification ,desiccation ,verzuring ,over fertilization ,water levels ,waterstand ,groundwater ,ecologie ,verdroging ,biogeografie ,biogeography ,risico ,move ,normstelling ,92-4 ,stikstof ,grondwater ,standards ,ecology ,limits ,risks - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
8. 'On the Move'. Concept voor een nationaal effecten model voor de vegetatie (MOVE)
- Author
-
Latour JB and Reiling R
- Subjects
nationaal ,oorzaak gevolg keten ecologische tolerantie ,model ,91-4 ,vegetation ,national ,risico benadering ,vegetatie ,causality chain ecological tolerance ,risk assesment - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
9. De milieukwaliteit van de ecodistricten het laagveengebied en de kalkrijke duinen
- Author
-
Latour JB and Groen CLG
- Subjects
milieukwaliteit ,calcereous dunes ,milieukwaliteitsparameter ,environmental quality ,environmental quality parameter ,kalkrijke duinen ,lowland peat area ,laagveengebied ,91-3 ,policy objective ,streefbeeld ,amoebe - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
10. Naar een nationale graadmeter voor het natuurlijk milieu
- Author
-
Latour JB, Bal D, Reiling R, Lammers GW, and Bink RJ
- Subjects
analytical methods ,onderzoeksprogrammering ,natuurtoekomstverkenningen ,bio-indicator ,milieutoekomstverkenningen ,bioindicators ,analysemethode ,amoeben ,amoeba ,ecosystems ,ecologische indicatoren ,ecosysteem - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
11. Monitoring van ecologische effecten van milieuveranderingen, parameterkeuze en stratificatiebasis
- Author
-
Alkemade JEM, Latour JB, Strien A van, Heer M de, and LBG
- Subjects
monitoring ,milieukwaliteit ,natuur ,environmental quality ,ecologie ,nature ,ecology ,effects ,effecten - Abstract
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS), het Informatie- en Kennis Centrum Natuur (IKC-N) en het RIVM coordineren gezamelijk het netwerk Ecologische Monitoring (NEM) om daarmee de voor het rijk relevante informatie over de toestand van de natuur te verzamelen. Een van de meetdoelstellingen van het NEM is: het signaleren en evalueren van landelijke veranderingen in abiotiek (mn verzuring, vermesting en verdroging) en de gevolgen daarvan voor flora en fauna. Voor deze meetdoelstelling zal op nationale schaal in beeld gebracht dienen te worden welke veranderingen optreden in flora en fauna in samenhang met de veranderingen in de abiotische condities (milieukwaliteit). Dit is van belang ter evaluatie van het natuur- en milieubeleid, omdat de vraag 'in hoeverre worden door het milieubeleid de condities voor het voorkomen van flora en fauna gewaarborgd?' beantwoorden kan. Om te komen tot een zo efficient mogelijk meetnet, waarmee de bovenstaande meetdoelstelling beantwoord kan worden is een stratificatie van Nederland nodig. Een stratificatie levert een indeling op met gebieden die zoveel mogelijk homogeen zijn ten aanzien van de verwachte abiotische veranderingen. Daarnaast is het efficient om alleen naar die flora en fauna elementen (variabelen) te kijken die het meest gevoelig zijn voor milieuveranderingen. In dit rapport is onderzocht wat, naar de huidige kennis van zaken, de variabelen zijn die het meest zullen zeggen over de gevolgen van milieukwaliteitsveranderingen voor de natuur. Uit de analyse komen flora, dagvlinders, libellen en korstmossen als meest geschikte soortengroep naar voren. De stratificatie is gebaseerd op de te verwachten milieuveranderingen en gevoeligheden van gebieden voor deze veranderingen. Het principe waarmee de stratificatie tot stand komt is dat er in alle gebieden een even grote precisie wordt nagestreefd: een homogeen gebied waar weinig gebeurt, kan met minder meetlocaties volstaan dan een heterogener gebied waar veel veranderingen optreden. Uiteindelijk worden 14 strata onderscheiden waarbinnen verdroogde en niet verdroogde gebieden kunnen worden aangewezen. De optimale verdeling van de meetlocaties over deze strata kan op dit moment niet berekend worden, maar er wordt een verdichting van het meetnet aangeraden in de strata die gevoelig zijn of waarbij de zure depostie of de stikstofdepostie naar verwachting sterk zal dalen. Optioneel kan het meetnet in de strata binnen het ongevoelige gebied, waarbij of de zure depostitie of de stikstofdepositie verandert, worden verdicht. In de relatief heterogene strata zou ook een verdichting op zijn plaats zijn.
- Published
- 2007
12. Naar graadmeters voor natuurbalansen en natuurverkenningen
- Author
-
Reiling R, Lammers GW, Latour JB, Brink RJ, and MNV
- Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2007
13. Naar graadmeters voor natuurbalansen en natuurverkenningen
- Author
-
MNV, Reiling R, Lammers GW, Latour JB, Brink RJ, MNV, Reiling R, Lammers GW, Latour JB, and Brink RJ
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, not available
- Published
- 1999
14. Monitoring van ecologische effecten van milieuveranderingen, parameterkeuze en stratificatiebasis
- Author
-
LBG, Alkemade JEM, Latour JB, Strien A van, Heer M de, LBG, Alkemade JEM, Latour JB, Strien A van, and Heer M de
- Abstract
RIVM rapport:Three institutes, Statistics Netherlands (CBS), the National Reference Centre for Nature Management (IKC-N) and the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM), jointly coordinate the Ecological Monitoring Network (NEM), which was set up to collect relevant information for the Dutch government on the state of nature in the Netherlands. One of the NEM's objectives is to monitor the changes in flora and fauna caused by the changes in environmental factors (mainly acidification, eutrophication and desiccation). To realise this objective on a national scale, the changes in flora and fauna related to the changes in the abiotic conditions (environmental quality) will have to be charted. This is important for assessing how far environmental and nature policy guarantees the occurrence of flora and fauna. Creating a monitoring network that will be as efficient as possible will demand a stratification of the Netherlands into the most possible homogeneous areas, at least where expected abiotic changes are concerned. It is also efficient to consider only the flora and fauna parameters (variables) most vulnerable to environmental changes. The study has investigated the flora and fauna parameters giving the most state-of-the-art information on the effects of changes in environmental quality on the natural surroundings and habitat. Species groups, higher plants, butterflies, dragonflies and lichens, were found to be the most suitable, while summer birds and amphibians were found moderately suitable. Ultimately, 14 strata showing desiccated or non-desiccated areas were distinguished., Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS), het Informatie- en Kennis Centrum Natuur (IKC-N) en het RIVM coordineren gezamelijk het netwerk Ecologische Monitoring (NEM) om daarmee de voor het rijk relevante informatie over de toestand van de natuur te verzamelen. Een van de meetdoelstellingen van het NEM is: het signaleren en evalueren van landelijke veranderingen in abiotiek (mn verzuring, vermesting en verdroging) en de gevolgen daarvan voor flora en fauna. Voor deze meetdoelstelling zal op nationale schaal in beeld gebracht dienen te worden welke veranderingen optreden in flora en fauna in samenhang met de veranderingen in de abiotische condities (milieukwaliteit). Dit is van belang ter evaluatie van het natuur- en milieubeleid, omdat de vraag 'in hoeverre worden door het milieubeleid de condities voor het voorkomen van flora en fauna gewaarborgd?' beantwoorden kan. Om te komen tot een zo efficient mogelijk meetnet, waarmee de bovenstaande meetdoelstelling beantwoord kan worden is een stratificatie van Nederland nodig. Een stratificatie levert een indeling op met gebieden die zoveel mogelijk homogeen zijn ten aanzien van de verwachte abiotische veranderingen. Daarnaast is het efficient om alleen naar die flora en fauna elementen (variabelen) te kijken die het meest gevoelig zijn voor milieuveranderingen. In dit rapport is onderzocht wat, naar de huidige kennis van zaken, de variabelen zijn die het meest zullen zeggen over de gevolgen van milieukwaliteitsveranderingen voor de natuur. Uit de analyse komen flora, dagvlinders, libellen en korstmossen als meest geschikte soortengroep naar voren. De stratificatie is gebaseerd op de te verwachten milieuveranderingen en gevoeligheden van gebieden voor deze veranderingen. Het principe waarmee de stratificatie tot stand komt is dat er in alle gebieden een even grote precisie wordt nagestreefd: een homogeen gebied waar weinig gebeurt, kan met minder meetlocaties volstaan dan een heterogener gebied waar veel veranderingen opt
- Published
- 1999
15. De natuurplanner; Decision Support Systeem natuur en milieu. Versie 1.1
- Author
-
LBG, TNO, CSO, Latour JB, Staritsky IG, Alkemade JRM, Wiertz J, LBG, TNO, CSO, Latour JB, Staritsky IG, Alkemade JRM, and Wiertz J
- Abstract
RIVM rapport:De Natuurplanner is een Decision Support Systeem voor de ondersteuning van het natuur- en milieubeleid van rijk en provincie, bedoeld voor: normstelling, voorspelling, dominante stress analyse, afweging tussen gebiedsgerichte, effectgerichte en generieke maatregelen, en bepaling van kosten. Het heeft een resolutie met grids van 250 bij 250 meter als kleinste eenheden. De kern bestaat nu uit een multistress model (SMART/MOVE) voor verzuring, vermesting en verdroging van natuurlijke vegetaties. Daarnaast zijn er reeds functies voor het tonen van diverse bestanden zoals: bodemkaart, vegetatiekaart, grondwatertrappenkaart, kaarten van alle natuurdoeltypen afgeleid uit het bestand FLORBASE, en scenario's voor verzuring, vermesting en verdroging uit de Milieuverkenningen. Uitbreiding voor zout, beheer/successie, versnippering, fauna, aquatische ecosystemen, ecotoxicologische aspecten en klimaat zijn in voorbereiding., The Natureplanner is essentially a computer system to predict the effects of environmental and spatial scenarios on nature for national and regional policy. It supports further the decisions on setting environmental standards, on detection of the dominant stress factor and the choice between area specific or general or mitigation measures and the costs. The smallest spatial resolution is 250*250 m. The dominant stress factor will be the most cost effective target for policy making; in some areas this will be desiccation and in others it may be eutrophication caused by deposition of NH3 from agriculture. The system has functions for viewing databases and maps of species distribution, soil or environmental scenario's. It is possible to choose a new vegetation structure in certain grid cells and than to compute the probability of occurrence of species under the given environmental conditions of soil, groundwater and acid or N-deposition. Another important application of the Nature Planner on a more regional scale is the computation of the specific critical N-load for a nature reserve. Further development is going on in close co-operation with other research institutes and some provinces with respect to: aquatic ecosystems, ecotoxicological aspects, succession/management practices, salinity, climate, and a separate module for effects of environmental changes and landscape fragmentation on birds and other fauna.
- Published
- 1997
16. Kalibratie van Ellenbergs milieu-indicatiegetallen aan werkelijk gemeten bodemfactoren
- Author
-
LBG, Alkemade JRM, Wiertz J, Latour JB, LBG, Alkemade JRM, Wiertz J, and Latour JB
- Abstract
RIVM rapport:Momenteel wordt een multiple stress model ontwikkeld waarmee op nationale schaal de kans op voorkomen van plantesoorten wordt voorspeld als gevolg van verdroging, verzuring en vermesting (SMART-MOVE). Het model bestaat uit een bodemmodule (SMART) en een vegetatie module (MOVE). Essentiele invoergegevens voor deze modules, zoals grondwaterpeil en kwelflux kunnen worden berekend met bijvoorbeeld het LGM (Landelijk Grondwater Model). Met de vegetatie-module kan de kans op voorkomen van een soort bepaald worden aan de hand van ecologische amplitudes van de plantesoorten. De ecologische amplitudes zijn weergegeven op een milieu-as die weergegeven is in gemiddelde indicatie-getallen van Ellenberg per proefvlak. In dit rapport wordt een ijking uitgevoerd van deze semi-kwantitatieve milieu-as aan daadwerkelijk gemeten bodemfactoren zoals de zuurgraad (pH), de grondwaterstand (GVG: gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand), gehalten van nutrienten (b.v. nitraat en fosfaat- gehalten), primaire productie (gemeten in biomassa opbrengst en stikstof-opbrengst) en het chloride gehalte. Hiervoor is behalve van de hiervoor doorgaans toegepaste lineaire regressie analyse ook gebruik gemaakt van non-lineaire regressie analyse met een S-vormig model als uitgangspunt. In totaal konden bijna 7000 opnamen worden gebruikt. Voor pH, GVG, biomassa opbrengst en stikstof opbrengst bleken de R2-waarden zodanig hoog dat vertaling van de gemiddelde Ellenberggetallen naar gemeten waarden vrij goed mogelijk is. Deze relaties worden gebruikt voor de koppeling tussen de vegetatiemodule en de abiotische modules. Daarnaast dragen zij bij aan een betere kwantificering van de betrouwbaarheid van de modeluitkomsten. Het gemiddelde milieu-indicatiegetal van Ellenberg lijkt voor modellen zoals SMART/MOVE een bruikbare schattingsmethode van de abiotisch milieucondities., A multi-stress model has been developed in the Netherlands on a national scale to forecast changes in plant species composition due to acidification, eutrophication and dessication. This model, called SMART-MOVE, consists of: a soil module (SMART2) used for calculating changes in groundwater level, pH and nutrient availability, and a vegetation module, consisting of regression equations that describe the relationships between the probability of occurrence and environmental factors. These environmental factors represent average Ellenberg indication values for pH, availability of water and nutrient availability. Salinity was also included since in large parts of the Netherlands salinity is of major importance for species composition. Essential input data for these modules, such as groundwater level and seepage flux, can be calculated with the National Groundwater Model, for example. In this study relationships were calculated between the Ellenberg indication values and the relevant soil factors: pH, average spring groundwater table, biomass production, nitrogen production, concentrations of several nutrients and chloride concentration for both terrestrial and aquatic systems. Where it was possible to use a sigmoid model, to cope with the original ordinal and limited scale of indication values, the explained variance increased by 5-10%. In the regression analyses, almost 7000 vegetation releves from a variety of ecosystems could be used, satisfying relationships with Ellenberg values were found for pH, average spring groundwater table and biomass and nitrogen production. These relationships are used to connect the soil module with the vegetation module and quantify the confidence of the model outcomes. Average Ellenberg indication values can be concluded to be succesful as estimates for the abiotic conditions in models like SMART-MOVE.
- Published
- 1996
17. Gebiedsgerichte Integratie: een tussenbalans
- Author
-
MTV, LBG, Reiling R, Latour JB, Bekhuis FHJM, Bollen MJS, MTV, LBG, Reiling R, Latour JB, Bekhuis FHJM, and Bollen MJS
- Abstract
RIVM rapport:Dit rapport doet verslag van de stand van zaken van het RIVM-project Gebiedsgerichte Integratie. Daartoe worden de meest aansprekende resultaten uit de drie fasen van het project toegelicht. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan de stapelkaart voor de milieuproblematiek in het landelijk gebied. Tenslotte wordt ingegaan op de verdere planning van het project (invulling fase 3, DSS, ruimtelijke scenario's) en de relatie met de (toekomstige) Milieuverkenningen., This report reviews the results of the RIVM project 'gebiedsgerichte integratie' (spatial integration). Special attention is given to the so-called 'cumulation map'. It marks the large regional differences in environmental loads and the cumulation of these stresses in the sandy regions of the Netherlands. The further planning of the project is elaborated, with special attention for the next generation of national environmental outlooks.
- Published
- 1995
18. De toestand van het milieu in het landelijk gebied. Deel 1: Hoofdrapport. Deel 2: Naslagwerk
- Author
-
LBG, LNV, Bekhuis FHWM, Latour JB, Reiling R, Hoek KW van der, LBG, LNV, Bekhuis FHWM, Latour JB, Reiling R, and Hoek KW van der
- Abstract
RIVM rapport:Het rapport is gemaakt ter ondersteuning van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij de totstandkoming van het tweede nationale milieubeleidsplan (NMP2). Het rapport geeft daartoe drie soorten van informatie. Ten eerste wordt zichtbaar gemaakt in welke mate de landbouw bijdraagt aan de belasting van het milieu. Dit wordt per milieuthema (verzuring, vermesting etc.) behandeld. Voor zover mogelijk worden de bijdragen van de afzonderlijke landbouwbedrijfstakken aangegeven. Ten tweede geeft rapport de ruimtelijk verspreiding van gebruiksfuncties weer, die onder de verantwoordelijkheid vallen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Dit zijn de functies natuur, bos, recreatie, visserij en landbouw. Wat betreft de landbouw worden voorzover mogelijk ook de verschillende bedrijfstakken ruimtelijk in beeld gebracht. Al deze functies zijn in meerdere of mindere mate afhankelijk van goede milieucondities. Ten derde geeft het rapport het ruimtelijk beeld weer van de milieukwaliteit - in termen van imissies en concentraties in bodem, water en lucht in het landelijk gebied weer, voor zover van belang voor de functies waarvoor het Ministerie van LNV primair verantwoordelijk is., This report supplies information to support the Ministry of Agriculture, Nature Management and Fisheries in preparing the second National Environmental Policy Plan (NEPP2). At first the report gives information on contribution of the agricultural sector to the burdening of the environment for the various environmental issues (acidification, eutrophication, etc.). The contribution of the various agricultural sectors will be mentioned seperately where possible. Next the geographical distribution of the functions ressorting under this ministery are given. These functions are nature, forestry, recreation, fisheries and agriculture. All these functions depend in one way or another on good environmental conditions. For this reason the third part of this study focuses on the environmental quality in the rural areas of the Netherlands. Environmental quality is described in terms of imissions and concentrations in soil, water and air.
- Published
- 1994
19. Milieurapportage 1993. I. Integrale rapportage stikstof
- Author
-
CCM, ECO, LAE, LBG, LLO, LWD, TOX, RIKZ, RIZA, SC/DLO, Aben JMM, Bollen MJS, Boumans LJM, Bouwman AF, van Dijk GM, van Drecht G, van de Eertwegh G, van Grinsven JJM, Heij GJ, Heinhuis A, van der Hoek KW, de Hollander AEM, Hrubec J, van Jaarsveld JA, Janse JH, Kragt FJ, Kramer PRG, Laane RWPM, Latour JB, Leewis RJ, van Liere L, Lieste R, Makaske GB, Meinardi CR, Mulschlegel JHC, de Nijs ACM, Olivier JGJ, Pastoors MJH, van Puijenbroek PJTM, Quarles van Ufford CHA, Rombout PJA, Schotten CGJ, Schouten AJ, Schutter MAA, Smeets WLM, Speijers GJA, van Swinderen EC, Thomas R, Tiktak A, Verstappen G, Versteegh JFM, Verweij W, de Vries W, Willems WJ, van der Woerd H, Wortelboer FG, van Wuijckhuise RM, CCM, ECO, LAE, LBG, LLO, LWD, TOX, RIKZ, RIZA, SC/DLO, Aben JMM, Bollen MJS, Boumans LJM, Bouwman AF, van Dijk GM, van Drecht G, van de Eertwegh G, van Grinsven JJM, Heij GJ, Heinhuis A, van der Hoek KW, de Hollander AEM, Hrubec J, van Jaarsveld JA, Janse JH, Kragt FJ, Kramer PRG, Laane RWPM, Latour JB, Leewis RJ, van Liere L, Lieste R, Makaske GB, Meinardi CR, Mulschlegel JHC, de Nijs ACM, Olivier JGJ, Pastoors MJH, van Puijenbroek PJTM, Quarles van Ufford CHA, Rombout PJA, Schotten CGJ, Schouten AJ, Schutter MAA, Smeets WLM, Speijers GJA, van Swinderen EC, Thomas R, Tiktak A, Verstappen G, Versteegh JFM, Verweij W, de Vries W, Willems WJ, van der Woerd H, Wortelboer FG, and van Wuijckhuise RM
- Abstract
RIVM rapport:Dit rapport bevat een integrale beschrijving van de rol van stikstof in het milieu. Emissies van verschillende stikstofverbindingen worden gegeven en het transport van stikstof door het milieu (lucht, bodem, grond- en oppervlaktewater) wordt beschreven. Ook worden de ecologische effecten op zowel terrestrische als aquatische ecosystemen besproken, alsmede de risico's voor de volksgezondheid. De consequenties voor de drinkwatervoorziening worden eveneens behandeld., This report contains an integrated survey of the role of nitrogen in the environment. Emissions of several nitrogen components are given, and the fate and transport of nitrogen through the environment (air, soil, groundwater and surface water) is described. The ecological effects in both terrestric and aquatic ecosystems as well as risks for the public health are evaluated. The implications for the public water supply are discussed.
- Published
- 1994
20. Naar een nationale graadmeter voor het natuurlijk milieu
- Author
-
Latour JB, Bal D, Reiling R, Lammers GW, Bink RJ, Latour JB, Bal D, Reiling R, Lammers GW, and Bink RJ
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, In this report a conceptual method is proposed with which the status of ecosystems in the Netherlands can be described. This method can be used for state of the (ecological) environment reporting. The following issues are discussed: policy needs, current ecological yardsticks, indicator selection, resolution, aggregation of information, presentation of results, ecological models and ecological monitoring programmes. On the basis of this information the conceptual method is proposed at a regional level using target species, ecosystem species and abiotic conditions of target species and target ecosystems. Needs to work out this conceptual method are discussed in terms of research and compared with current reserach programmes of the RIVM and the IKC-NBLF. Ommisions and cornerstones have been identified.
- Published
- 1993
21. MOVE: Vegetatie module; de kans op voorkomen van ca. 700 plantesoorten als functie van vocht, pH, nutrienten en zout
- Author
-
Wiertz J, Dijk J van, Latour JB, Wiertz J, Dijk J van, and Latour JB
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, In this report the occurrence probability of 700 plant species has been described in relation to soil moisture, pH, nutrient availability, and salt. Occurrence probability is expressed with simple regression statistics in terms of semi- quantitative Ellenberg indication values. Analysis is based on a very large national data base of vegetation recordings. For each ecoregion of the Netherlands the occurrence probability of the plant species has been analysed separately. Results, regional differences and possible applications in the field of scenario studies and standard setting are discussed.
- Published
- 1992
22. Ecologische normen voor vermesting, verzuring en verdroging. Aanzet tot een risicobenadering
- Author
-
Latour JB, Reiling R, Latour JB, and Reiling R
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, In this report a strategy for ecological standard setting is proposed for environmental variables in the field of acidification, eutrophication and desiccation, using a risk assessment. Risks at the species level and ecosystem level are specified. At the species level the risks are assessed on the base of the ecological amplitude of a species. The ecological amplitude describes the occurrence probability of a species as a function of environmental variables. Values of the environmental variable are assessed that correspond with a specified reduced occurrence probability. Reduced occurrence probability may be due to intoxication (too much) and limitation (too little). These values are quantified for each species as the uppervalue and lowervalue of the environmental variable that envisage 90% of the observations of a species (5% percentile and 95% percentile values). At the ecosystem level risks are specified as the concentration that protects a specified percentages of all species. In the dutch environmental policy for pollutants this percentages is set at 95%. The ecological standard is assessed by combining the risks at the species level and the ecosystem level. The number of species, for which the 5% and 95% percentiles are not exceeded, are plotted as a function of the environmental variable. From this relation the maximum environmental level can be assessed that protects 95% of all species. This strategy for standards setting is illustrated with a case study in the Province of South-Holland. Ecological standards are calculated for nitrogen load and changes in groundwaterlevel using data on 285 plant species. This report will be issued in english.
- Published
- 1992
23. De milieukwaliteit van de ecodistricten het laagveengebied en de kalkrijke duinen
- Author
-
Latour JB, Groen CLG, Latour JB, and Groen CLG
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, A method has been developed to assess the environmental quality at ecodistrict level, specifically directed to various land use functions. Using this method, environmental quality has been assessed for two ecodistricts: the calcereous dunes and the lowland peat area. The policy objectives of the ecodistricts are formulated in terms of desired environmental characteristics. A limited set of abiotic and biotic indicators is used to enable a quantitative comparison between the desired state and the actual state. Results are presented in a so-called AMOEBE figure. In a concurrent report results are presented for each parameter individually.
- Published
- 1991
24. 'On the Move'. Concept voor een nationaal effecten model voor de vegetatie (MOVE)
- Author
-
Latour JB, Reiling R, Latour JB, and Reiling R
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, This report discusses a conceptual model for the vegetaiton (MOVE), that predicts on a national scale the possibility that plant species will (dis)appear in the year 2015 in perspective of national scenario's for acidification, eutrofication and dessiccation. The model combines existing models for abiotic environmental conditions and information on the ecological tolerance of individual species by means of a risk assessment approach. Important features of the conceptual model are: a national scope, use of risk-assessment, applicable for both common and more rare plant species and multiple stress. Results can be visualised in a so-called AMOEBE figure. MOVE can be used for scenario studies that support the State of the Environment documents.
- Published
- 1991
25. De milieukwaliteit van ecodistricten. Deel 1. Ecologische normstelling en milieukwaliteitsbepaling
- Author
-
Klijn F, Latour JB, Nip MI, Groen CLG, Udo de Haes HA, Klijn F, Latour JB, Nip MI, Groen CLG, and Udo de Haes HA
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, A demand for standard-setting procedures in terrestrial ecosystems is identified in addition to existing standard-setting procedures for aquatic ecosystems. In this report a comprehensive method for environmental quality assessment is summarized, differentiated for ecodistrict types. These large scale ecosystem types may fulfill various land use functions, including nature conservation. Two quality levels, as distinguished in environmental policy (National Environmental Policy Plan), have been adopted as guidelines: General and Specific Environmental Quality (AMK and BMK respectively). The latter has been defined for nature conservation only. Quality assessment of entire ecosystems concerns the measurement of the present state and comparison with the desired state. The desired state is explicited in terms of 'ecological quality standards'. The results are presented in AMOEBE-like figures, with for each parameter the circle as standard, and the present quality as a percentage of the radius.
- Published
- 1990
26. De Milieukwaliteit van ecodistricten. Deel 2. Methode en aanzet tot uitwerking
- Author
-
Klijn F, Latour JB, Nip MI, Groen CLG, Udo de Haes HA, Berg MMHE van den, Hofstra JJ, Klijn F, Latour JB, Nip MI, Groen CLG, Udo de Haes HA, Berg MMHE van den, and Hofstra JJ
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, In this report a comprehensive method for environmental quality assessment is described in detail, differentiated for ecodistrict types. These large scale ecosystem types may fulfill various land use functions, including nature conservation. Two quality levels, as distinguished in environmental policy (National Environmental Policy Plan), have been adopted as guidelines: General and Specific Environmental Quality (AMK and BMK respectively). The latter has been defined for nature conservation only. Quality assessment of entire ecosystems concerns the measurement of the present state and comparison with the desired state. The desired state is explicited in terms of 'ecological quality standards'. The results are presented in AMOEBE-like figures, with for each parameter the circle as standard, and the present quality as a percentage of the radius. A first try-out of the method has been elaborated for two ecodistricts ; the Calcereous Coastal Dunes and the Lowland Peat area.
- Published
- 1990
27. De toepasbaarheid van de Amoebe-benadering op terrestrische ecosystemen
- Author
-
Latour JB, Hofstra JJ, Nip MI, Latour JB, Hofstra JJ, and Nip MI
- Abstract
niet beschikbaar, In this report the AMOEBE approach has been evaluated for it's potential use on terrestrial ecosystems. A number of important items have been highlighted, such as: The major objective of the Dutch environmental policy (sustainable development) ; multiple forms of landuse and the definition of a frame of reference ; the use of both abiotic and biotic parameters as tools to characterize environmental quality ; choce of appropriate spacial scale ; the ability to relate environmental policies to changes in parameters. General conclusion is that the AMOEBE apprach forms a useful method to quantify environmental quality, provided some adaptions will be made.
- Published
- 1990
28. De Milieukwaliteit van ecodistricten. Deel 2. Methode en aanzet tot uitwerking
- Author
-
Klijn, F, Latour, JB, Nip, MI, Groen, CLG, Udo de Haes, HA, van den Berg, MMHE, Hofstra, JJ, Klijn, F, Latour, JB, Nip, MI, Groen, CLG, Udo de Haes, HA, van den Berg, MMHE, and Hofstra, JJ
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, In this report a comprehensive method for environmental quality assessment is described in detail, differentiated for ecodistrict types. These large scale ecosystem types may fulfill various land use functions, including nature conservation. Two quality levels, as distinguished in environmental policy (National Environmental Policy Plan), have been adopted as guidelines: General and Specific Environmental Quality (AMK and BMK respectively). The latter has been defined for nature conservation only. Quality assessment of entire ecosystems concerns the measurement of the present state and comparison with the desired state. The desired state is explicited in terms of 'ecological quality standards'. The results are presented in AMOEBE-like figures, with for each parameter the circle as standard, and the present quality as a percentage of the radius. A first try-out of the method has been elaborated for two ecodistricts ; the Calcereous Coastal Dunes and the Lowland Peat area.
- Published
- 1990
29. Comparative environmental threat analysis: Three case studies.
- Author
-
Latour JB and Reiling R
- Abstract
In comparative threat analysis, threats imposed by different environmental problems are measured and compared. This type of analysis can be used to assess the overall threat to the environment, and to identify the most serious threat ('key problem') and areas which are particularly threatened ('problem areas'). Fundamental to comparative threat analysis is a common yardstick by which stresses imposed by different environmental problems can be compared. Such a yardstick may be the carrying capacity of the environment for environmental loads.In this paper we review how carrying capacity for different environmental problems is operationalized. Next, we discuss whether it is possible to compare threats, using the exceeding of carrying capacity as a yardstick. We point out problems and uncertainties in such a comparative threat analysis using three case studies: threats to European groundwater resources; threats to ecosystems in Europe; and threats to ecosystems, human health and groundwater resources in the Netherlands. On the basis of the results we advocate the application of risk assessment to enhance methodological uniformity in assessing protection levels for different environmental problems.
- Published
- 1994
- Full Text
- View/download PDF
30. Modulation of cochlear tuning by low-frequency sound.
- Author
-
Klis JF, Prijs VF, Latour JB, and Smoorenburg GF
- Subjects
- Animals, Guinea Pigs, Minicomputers, Perceptual Masking physiology, Psychoacoustics, Signal Processing, Computer-Assisted, Cochlear Microphonic Potentials, Cochlear Nerve physiology, Endolymph physiology, Evoked Potentials, Auditory, Labyrinthine Fluids physiology, Pitch Discrimination physiology
- Abstract
An intense, low-frequency tone (about 30 Hz) modulates the sensitivity of the inner ear to high-frequency stimulation. This modulation is correlated with the displacement of the basilar membrane. The findings suggest that the modulation may also affect cochlear tuning. We have investigated modulation of cochlear tuning by low-frequency sound in the guinea pig. Applying indirect methods of measurement (narrow-band analysis of compound action potentials and compound-action-potential tuning curves), the results suggest a shift of the excitation pattern along the basilar membrane towards higher-frequency areas. The shift occurred for both scala tympani and scala vestibuli displacement of the cochlear partition. Tuning curves, obtained from single units in the cochlear nerve, show sensitivity loss and a tip shift towards lower frequencies. This was also found for both scala tympani displacement and scala vestibuli displacement. The shift of the tip of the tuning curve towards lower frequencies corresponds to the inferred high-frequency shift of the excitation pattern. The relationship of these phenomena with the pathophysiology of Ménière's disease and with possible active mechanisms in cochlear transduction is discussed.
- Published
- 1988
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.