Search

Interview met Arjen van Klink, lector Next Strategy Hogeschool Rotterdam over de opgaven waar MKB-maakbedrijven voor staan en de rol van de leider daarin: ‘Denk niet dat je alles kan, maar betrek je team erbij of haal iemand van buiten.’

Als onderdeel van het Smart Industry-programma heeft SMITZH (Smart Manufacturing Industriële toepassing in Zuid-Holland) als doel om mkb-bedrijven in de Zuid-Hollandse maakindustrie te ondersteunen bij het voorbereiden en implementeren van smart manufacturing. In het SMITZH-programma heeft het Kenniscentrum Business Innovation van Hogeschool Rotterdam, tussen mei 2020 en februari 2022, ruim dertig ondernemers uit de maakindustrie ondervraagd over de kansen van digitalisering voor hun ondernemingen. Vragen waren bijvoorbeeld wat belangrijke aspecten zijn voor de bedrijfsvoering en in welke mate die zijn gedigitaliseerd. Of hoe goed digitalisering in de bedrijfsprocessen wordt ingezet om de klanten te bedienen en in welke mate medewerkers kunnen omgaan met digitalisering. In dit artikel staat centraal hoe maakbedrijven digitalisering inzetten voor innovatie van aanbod, bedrijfsvoering en commercie.

De combinatie van ‘digital servitization’ en businessmodelinnovatie in het mkb is nog nauwelijks bestudeerd. Dat geldt in het bijzonder voor de vraag hoe het proces van businessmodelinnovatie voor digitale diensten verloopt. Het antwoord op deze vraag is van belang voor bedrijven om effectieve stappen te zetten. De auteurs hebben onderzocht hoe bij acht maakbedrijven in het mkb het proces van businessmodelinnovatie voor digitale diensten verloopt.

Wat is er mogelijk als twee kennisinstellingen hun krachten bundelen om gebruik te maken van elkaars expertise? Kenniscentrum Business Innovation (Hogeschool Rotterdam) en de MKB Data Studio (Erasmus Universiteit) bundelen hun krachten voor échte impact. Het eerste resultaat: een kostenbesparing van €300.000 bij een deelnemend bedrijf! Maar er is meer. Deze unieke samenwerking ontwikkelt data- en AI-gedreven oplossingen voorbedrijfskundige vraagstukken van mkb-bedrijven in Zuid-Holland, afgestemd op hun specifieke behoeften. Daarnaast bereidt het studenten beter voor op de praktijk dooronderwijs, onderzoek en bedrijfsleven te verbinden. Samen werken we aan innovatie, groei en een toekomstbestendige economie.

De coronapandemie heeft de manier waarop mkb’ers internationale klantrelaties onderhouden en beheren drastisch veranderd. Recent onderzoek toont aan dat een aanzienlijk deel van de B2B-bedrijven de voorkeur geeft aan het online voortzetten van klantrelaties. Tegelijkertijd is voor een groot deel nog onbekend hoe zij in hun relatiemanagement balans tussen de fysieke en digitale interacties kunnen vinden. Naar aanleiding van kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de toegenomen digitalisering binnen het mkb in met name dienstverlenende sectoren, onderschrijft Kenniscentrum Business Innovation de huidige worsteling van deze ondernemers, en ziet daarbij dat binnen internationale klantrelaties inderdaad vaker gebruik van digitale middelen wordt gemaakt. Hoe doen zij dat, wat zijn hun ervaringen en welke handelingsrichtlijnen geven zij ons mee?

The collaboration between the Research Centre Business Innovation at Hogeschool Rotterdam and the MKB Data Studio at Erasmus University aims to strengthen ties and combine the diverse expertise and networks of both units. By working together, these two specialised entities seek to enrich the learning environment, promoting early alignment between different educational levels before students transition into professional roles. This partnership focuses on delivering data-driven and AI-enhanced business and management solutions tailored to the needs of SMEs in the South-Holland region. Through this initiative, the engagement between research, education, and the business sectors will be enhanced, fostering a more integrated approach to innovation and development.

Syftet med denna studie har varit att förstå bostadsparadoxen, som härstammar från nybyggnation och minskad tillgång på bostäder för låginkomsttagare Denna artikel fördjupar sig i behovet av renovering och den betydande efterfrågan på prisvärda bostäder från ekonomiskt missgynnade grupper. Därmed ämnar artikeln att utforska förutsättningarna och möjligheterna för bostadsbolag att hantera dessa utmaningar som Malmö står inför. Forskningsfrågorna har därför fokuserat på bostadsbolagens renoveringsstrategier, deras ansvarstagande för ekonomiskt utsatta samhällsgrupper samt deras perspektiv på rätten till bostad och segregation. Studien har ett fokus på MKB Fastighets AB och Trianon Fastighets AB och inkluderar även Hyresgästföreningens perspektiv för att bredda uppsatsens ramverk. Det teoretiska ramverket består därmed av teorier och forskning kring rätten till bostad och segregation. Dessutom inkluderar studien en kvalitativ forskningsmetod som består av intervjuer med företrädare för varje intressent samt en dokumentanalys av de involverade aktörernas policy- och styrdokument. De slutsatserna som dras utifrån studien är att MKB arbetar mer övergripande vad gäller renoveringar, medan Trianon jobbar utifrån en mer specifik modell. Vidare arbetar båda bolagen för att inkludera ekonomiskt utsatta, men där Trianon har lägre inkomstkrav än allmännyttan i Malmö. Ytterligare en slutsats som görs är att det krävs en bättre dialog med politiker för att bostadsbolagen ska ha bättre förutsättningar att tillgodose efterfrågan på bostäder i Malmö., The aim of this study has been to understand the housing paradox, which derives from new construction and reduced housing availability for low-income groups. This paper delves deeper into the necessity to renovate and the significant demand of affordable housing from economically disadvantaged groups. Accordingly the paper aims to explore the conditions and opportunities of housing companies in addressing the challenges in which Malmö faces. The research questions have therefore had a focus on the housing companies’ renovation strategies, responsibility for economically disadvantaged groups, as well as their insights on the right to housing and segregation. The study has focused on MKB Fastighets AB and Trianon Fastighets AB, and includes insights from the perspective of The Tenants’s Association (Hyresgästföreningen) to enrich the analytical framework. The theoretical framework consists of theories and research surrounding the right to housing and segregation. Moreover, the study has been conducted using a qualitative research method involving interviews with advocates representing each stakeholder and a document analysis of the policies and documents of the involved parties. The main conclusions drawn from this study are that MKB works more comprehensively regarding renovations, while Trianon works with a more specific model. Furthermore, both companies strive to include economically disadvantaged groups, however, Trianon has lower income requirements compared to the municipal housing company in Malmö. Another conclusion is that there is a need for better dialogue with politicians in order for housing companies to have better circumstances to meet the housing demand in Malmö.

Mkb-ondernemers merken te laat dat het de verkeerde kant opgaat met hun bedrijf. Op het moment dat ze dat wel zien, is een faillissement vaak niet meer te voorkomen. De controller kan dergelijke signalen in de cijfers zien, maar kan vanuit de beroepskennis ook andere signalen eerder herkennen, nog voordat het bedrijf echt ziek wordt. Uit voorzorg een healthcheck door de controller als bedrijfsdokter, is dat een oplossing? Studenten van Hogeschool Rotterdam zochten het uit. De studenten gingen in gesprek met vijf ondernemers over de gezondheid van hun organisatie. Dat deden zij als onderdeel van de minor Risicomanagement & Gedrag. Met behulp van een QuickScan, een vroegsignaleringsinstrument ontwikkeld vanuit onderzoeksproject Early STATUS, maakten zij inzichtelijk of er sprake is van vroegtijdige signalen van verval.

Met de Early STATUS-QuickScan ontdek je in vijf minuten hoe jouw bedrijf ervoor staat, los van de cijfers! Deze scan is speciaal voor kleinbedrijven (10-50 medewerkers) en helpt je vroegtijdig tekenen van zwaar weer te signaleren. Dat is belangrijk, want ondernemers zoeken vaak te laat hulp. Herken je de signalen op tijd, dan krijg je met de juiste maatregelen meer grip op jouw bedrijf. Beantwoord de zeventien stellingen en ontdek hoe jouw onderneming ervoor staat! De online versie van de Early STATUS QuickScan vind je hier > hogeschoolrotterdam.nl/onderzoek/projecten-en-publicaties/pub/early-status-quickscan-quickscan-strategische/3a2ac9f5-2fec-4ad6-91b9-cd8d9e6e14c5

Early STATUS staat voor ‘Early Strategic Alerts for the Turnaround of Small businesses’ - onderzoek naar vroege signalen van verval bij kleinbedrijven. Meer inzicht in deze signalen is van belang om ondernemers, accountants en adviseurs te helpen om eerder problemen van stagnatie te (h)erkennen, bespreekbaar te maken en actie te ondernemen. Early STATUS is in november 2021 gestart. Bij het onderzoek zijn drie accountantskantoren betrokken geweest, twaalf mkb-adviseurs en een organisatie die de branche vertegenwoordigt. Vanuit Hogeschool Rotterdam hebben twee lectoren, drie onderzoekers, drie student-assistenten, zes minorgroepen, twee communicatiemedewerkers en diverse docenten aan het project bijgedragen. Dit alles werd mogelijk gemaakt door financiering van Regieorgaan SIA. In deze glossy delen onderzoekers en partners hun verhalen over de resultaten en mijlpalen van het project. Al snel in het project was er de boekpresentatie van Ik heb geen probleem. Literatuuronderzoek en empirisch onderzoek leidde tot de vaststelling van een lijst met vroege signalen van verval: de Early STATUS-scan. Ten slotte voerden we met ondernemers gesprekken om te ontdekken of ze in de signalen uit de scan inderdaad de vroege symptomen van verval herkenden.

Met de Early STATUS-QuickScan ontdek je in vijf minuten hoe jouw bedrijf ervoor staat, los van de cijfers! Deze scan is speciaal voor kleinbedrijven (10-50 medewerkers) en helpt je vroegtijdig tekenen van zwaar weer te signaleren. Dat is belangrijk, want ondernemers zoeken vaak te laat hulp. Herken je de signalen op tijd, dan krijg je met de juiste maatregelen meer grip op jouw bedrijf. Beantwoord de zeventien stellingen en ontdek hoe jouw onderneming ervoor staat! De print versie van de Early STATUS QuickScan vind je hier > hogeschoolrotterdam.nl/onderzoek/projecten-en-publicaties/pub/early-status-quickscan-quickscan-strategische/ffa4beb3-566f-476c-8356-95a33c1fabec

This dissertation introduces the “Volitional Cybersecurity” (VCS) theory as a systematic way to think about adoption and manage long-term adherence to cybersecurity approaches. The validation of VCS has been performed in small- and medium-sized enterprises or businesses (SMEs/SMBs) context. The focus on volitional activities promotes theoretical viewpoints. Also, it aids in demystifying the aspects of cybersecurity behaviour in heterogeneous contexts that have neither been systematically elaborated in prior studies nor embedded in cybersecurity solutions. Abundant literature demonstrates a lack of adoption of manifold cybersecurity remediations. It is still not adequately clear how to select and compose cybersecurity approaches into solutions for meeting the needs of many diverse cybersecurity-adopting organisations. Moreover, the studied theories in this context mainly originated from disciplines other than information systems and cybersecurity. The constructs were developed based on data, for instance, in psychology or criminology, that seem not to fit properly for the cybersecurity context. Consequently, discovering new methods and theories that can be of help in active and volitional forms of cybersecurity behaviour in diverse contexts may be conducive to a better quality of cybersecurity engagement. This leads to the main research question of this dissertation: How can we support volitional forms of behaviour with a self-paced tool to increase the quality of cybersecurity engagement? The main contribution of this dissertation is the VCS theory. VCS is a cybersecurity-focused theory structured around the core concept of volitional cybersecurity behaviour. It suggests that a context can be classified based on the cybersecurity competence of target groups and their distinct requirements. This classification diminishes the complexity of the context and is predictive of improvement needs for each class. Further, the theory explicates that supporting three factors: A

Obligatorisk miljöprövning för miljöfarliga verksamheter lagstiftades i Sverige 1995 och finns till för att i förväg säkerställa att vår miljö inte skadas av verksamheter för ekonomisk vinning. Syftet med prövningen är att främja en hållbar utveckling som i sin tur innebär att inte äventyra kommande generationers möjlighet att leva på jorden. Idag befinner vi oss i situationen där människans påverkan på klimatet blir allt mer tydlig och vi måste ställa om från fossila resurser till förnybara – vi måste elektrifiera samhället. Till den omställningen behöver vi bygga om våra industrier men även starta nya och vi har bråttom. Dessa nya verksamheter kräver miljötillstånd där själva processen tar flera år att komma igenom. Miljöprövningen har gått från att rädda miljön till att bli en flaskhals som bromsar omställningen mot den gröna industriella revolutionen. Arbetet innehåller både en litteraturstudie och en enkätundersökning. Litteraturstudien beskriver först miljöprövningen i sig och belyser sedan olika aktörers syn på problemområden i processen. Enkätundersökningen gjordes bland miljökonsulter, verksamhetsutövare och anställda hos länsstyrelsen med frågor som kan kopplas till litteraturstudien. I rapportens diskussionsdel vägs litteraturstudien och enkätundersökningen samman i besvarandet av arbetets frågeställningar. Alla aktörer är överens om att det tar för lång tid att få ett miljötillstånd och att dialogen mellan verksamhetsutövare och myndigheter är en av förklaringarna till tidsåtgången. Myndigheternas knappa resurser utgör också en aspekt likväl som de stora intressekonflikterna som kan uppkomma i det specifika projektet. Rapportens slutsats är att statliga satsningar, dels genom ökade resurser till myndigheterna i fråga och dels genom strategier för kommunikation mellan myndighet och sökande av miljötillstånd, är vägen att gå för en snabbare process med bibehållen miljösäkrande effekt. Vi vill inte skapa en ny kris till följd av att lindra en tidigare.

Nederland heeft de ambitie om in 2050 volledig circulair te zijn. Dit betekent dat ook bedrijven hun activiteiten en verdienmodellen anders moeten gaan organiseren. Ze moeten zoveel mogelijk gebruik gaan maken van duurzaam geproduceerde, hernieuwbare grondstoffen. Hoe gaan we dat financieren?

De mkb-accountant heeft moeite bij te blijven op het gebied van automatisering, digitalisering en data-analyse. Na inventarisatie van knelpunten hebben onderzoekers van drie hogescholen twee tools ontwikkeld om zulke uitdagingen op te lossen. Presentatie van een tool die mkb-accountants kan helpen stappen te zetten op het gebied van digitale dienstverlening.

Small and medium-sized enterprises (SMEs) are regarded as the backbone of most economies worldwide. They are key role players in job creation, economic growth and poverty alleviation. SMEs face many challenges such as resource constraints; a lack of skills, innovation, digital skills and finances; and continuous changes in the business environment. One such change is the Fourth Industrial Revolution, also referred to as Industry 4.0. SMEs lag in the adoption of digital technologies and are still using conventional methods as part of their business models, which poses a threat to their survival and competitiveness. Industry 4.0 comprises many constructs, including digitalisation and digital transformation. While digitalisation and digital transformation require a business to make changes to its business model, and business model innovation (BMI) offers such an opportunity, no study has combined the BMI process with digital transformation to determine if SMEs are digitally transforming their business models. The overall aim of the study was to determine the degree to which South African and Dutch SMEs are digitally transforming their business models. To achieve the overall objective, the study aimed to (1) review existing literature in the field of digitalisation, digital transformation, and business model innovation, (2) review the current state of the use of digitalisation and business model innovation in South African and Dutch SMEs, (3) develop a conceptual model to assess if South African and Dutch SMEs are achieving business model innovation through digital transformation and determine how this affects their overall business performance and (4) assess whether South African and Dutch SMEs are achieving business model innovation through digital transformation and determine the impact this has on their overall business performance. This study followed a five-stage approach. The first stage consisted of a preliminary literature review to explore current research and

Organisations’ cybersecurity requirements have several origins, including the need to protect their business from cyberattacks, comply with laws and regulations, and build trust. Cyber threats and new regulations emerge, thus the need to implement measures and assure compliance. Cybersecurity maturity assessments and cybersecurity standardisation can be used to implement measures and provide assurance for regulators. Therefore, this dissertation investigates cybersecurity maturity assessment and cybersecurity standardisation to improve organisations' cybersecurity. We state our research objective as follows: To support the improvement of organisations' cybersecurity by means of maturity assessment and standardisation. We employ the Design Science Research approach and investigate our problem space by identifying the stakeholders' needs, goals, and requirements using several research methodologies and propose design artifacts to solve the identified problems. The dissertation is organized into three parts: adaptivity in cybersecurity maturity assessments, cybersecurity standardisation, and the integration of cybersecurity maturity assessments and standardisation. The first part is titled “Adaptivity in cybersecurity maturity assessments”. Chapter 2 investigates the adaptivity of an existing maturity assessment model to organisational contexts. The artifact proposed in this research provides organisations with a method to adapt an existing information security maturity model to their organisational characteristics. Chapter 3 presents an assessment instrument that is adaptable by design through the posed situational questions. The questionnaire model proposed as an artifact helps organisations tailor the assessment instrument interactively by the given answers to the situational questions. Finally, in the first part, Chapter 4 investigates how organisational context affects the design of information security maturity assessment models using design principles and the pr

I denna rapport presenteras ett ramverk för hur kumulativa effekter kan hanteras i miljöbedömningar av vägar och järnvägar. Kumulativa effekter uppstår när flera separata effekter från tidigare, nuvarande och/eller framtida åtgärder eller projekt samverkar. Den pågående klimat- och biologisk mångfaldskrisen understryker vikten av en holistisk och pålitlig grund för alla typer av tillståndspliktiga verksamheter, inte minst infrastrukturprojekt. Bland rapportens rekommendationer kan nämnas att miljöbedömningar bör ta upp kumulativa effekter till följd av både enskilda, existerande och rimligt förutsägbara aktiviteter, och summan av det diffusa påverkanstryck som utövas av ”bakgrundsaktiviteter” och klimatförändringar. Rapporten rekommenderar också ett skifte av fokus från enskilda miljöeffekter till att se miljö­påverkan i ett större sammanhang, exempelvis i form av påverkan på bevarandestatus för naturtyper i ett landskapsperspektiv och inte enbart i relation till den sökta verksamheten. Att på så sätt höja blicken är en tillämpning av ett miljövärdescentrerat perspektiv på bedömning av kumulativa effekter., Kumulativa effekter i infrastrukturprojekt

Denna vägledning förmedlar Trafikverkets syn på hur de båda processerna miljöbedömning och miljöbeskrivning bör tillämpas i planläggning och projektering av väg- och järnvägsprojekt, med utgångspunkt från lagkrav, praxis och Trafikverkets erfarenheter. Den tar även upp innehållet i de båda dokumenten miljökonsekvensbeskrivning och miljöbeskrivning som kommer ut av de båda processerna. Vägledningen syftar till att bidra till integrering av miljöaspekter i planläggning och projektering av vägar och järnvägar samt till en god kvalitet på genomförande och redovisning. Den syftar även till att miljöbedömningar och miljöbeskrivningar ska genomföras på ett likartat sätt i hela Trafikverket och få en jämn kvalitet. Vägledningen riktar sig främst till Trafikverkets konsulter och egna miljöspecialister som gör miljöbedömningar och miljöbeskrivningar i Trafikverkets väg- och järnvägsprojekt. Vägledningen ersätter Trafikverkets Handbok om metodik för miljökonsekvensbeskrivning för vägar och järnvägar (Trafikverket 2011:090). Den ersätter också texter om MKB och miljöbeskrivning i Trafikverkets Rapport planläggning av vägar och järnvägar. Vägledningen innehåller bland annat: relevant lagstiftning och mål beskrivning om hur miljö integreras samt miljöbedömningens roll och moment i planläggningens olika skeden samråd, samrådsunderlag, utredning om betydande miljöpåverkan och miljökonsekvensbeskrivningens (MKB) innehåll Trafikverkets syn på hantering av miljöaspekter, behov av att koppla dessa till miljöintressen för vilka konsekvenser beskrivs

Det här är en stuide om externa effekter som kan uppstå vid etablering av solcellsparker och om hur sådana effekter kan påverka samhällsbeslut. Förnybara energikällor spelar en nyckeroll för att skapa en hållbar framtid, där storskaliga soclellsparker kan ses som ett hållbart alternativ till energikällor. Det finns en risk att Solcellsparker kan medföra globala och lokala negativa externa effekter och är därför intressant att studera. Studien bygger på en kvalitativ metod, där intervjuer med fya sakägare som har goda kunskaper och insikter om solcellsparker genomförts. Empiriskt material från fysisk planering, miljöbedömningar och andra pålitliga källor har använts för att besvara studiens frågeställningar. Resultaten visar att anläggningen av en solcellspark kan leda till en så kallad green vs. green-konflikt, där det finns olika intressen och åsikter. Genom att jämföra tre befintliga solcellsparker har vi sett vilken roll externa effekter spelar i beslutsfattande när det gäller att anlägga en solcellspark och hur väsentliga samhällintressen, till exempel livsmedelsförsörjning, också kan påverka beslut om att anlägga solcellsparker. Resultaten visar också att lokaliseringsprinicipen spelar en stor roll, genom att påverka vilka externa effekter som kan uppstå lokalt på platsen., This study examines the external effects that can arise from the establishment of solar parks and how these effects can influence societal decisions. Renewable energy sources play a key role in moving towards a sustainable future, where solar parks can be viewed as a sustainable energy source alternative. There is a risk that solar parks can lead to global and local negative externalitiets, which makes it very interesting to study. The study is based on a qualitative method, where interviews were conducted with four stakeholders, containing existing knowledge and insights about solar parks. Empirical materials were also utilized, which consisted of various materials from, environmental assessments, and other reliable sources, to answer our study questions. The results show that the establishment of solar parks can lead to a so called green vs. green- conflic, where there are contradicting interests and opinions. By comparing three existing solar parks, we were able tol understand what role external effects play in the decision making of establishing a solar park, and how public interests, such as food management can also influence this decision. The results also show that the localization prinicple plays a huge role in influencing what external effects that might arise int that specific location.

Veel mkb-bedrijven zijn relatief goed door de coronacrisis gekomen, maar zijn ze ook klaar voor de volgende crisis? Arjen van Klink onderzocht als lector Next Strategy met studenten van Hogeschool Rotterdam de toekomstbestendigheid van mkb-bedrijven in de regio Rotterdam en beschouwt in hoeverre ondernemingen veerkrachtig en innovatief zijn.

Afsluitende presentatie van de Business Booster 2022.

Uit: M. Kraan, S. Weijers, & B. Vannieuwenhuyse (Eds.), Bijdragen Vervoerslogistieke Werkdagen 2022 (pp. 263-284) Nieuwe digitale technieken bieden kansen om slimmer samen te werken en gegevens uit te wisselen voor het mkb. Blockchain technologie wordt daarbij genoemd als een van de meest kansrijke opkomende technologieën. Vanuit de Hogeschool Rotterdam en de Hogeschool Windesheim wordt onderzoek gedaan naar de kansen voor het mkb in het toepassen van de blockchain technologie. Het onderzoek richt zich met name op het mkb in de logistieke, agro-food en farma-sector. De mogelijkheden die blockchain-oplossingen bieden zijn veelbelovend. In het onderzoek zijn de belangrijkste vragen hierover: Welke invloed heeft de toepassing van blockchain op de toegevoegde waarde van de organisatie en op de machtsverhoudingen in de logistieke keten? Welke invloed heeft het op de stroom van goederen, informatie en transport? Het doel van het onderzoek is het komen tot een business-scan op basis waarvan een organisatie kan inschatten welke toegevoegde waarde de blockchain technologie kan hebben. Dit moet uiteindelijk leiden tot een stimulans voor deze branche ten behoeve van een betere concurrentiepositie.

Sensitiviteit is letterlijk gevoeligheid voor prikkels van buiten. In de context van ondernemingen is het vermogen om signalen vanuit de omgeving op te vangen en aan te wenden voor de versterking van de concurrentiepositie. In dit paper wordt ingezoomd op de vraag wat de strategische sensitiviteit van mkb-bedrijven is en hoe deze te versterken is. Het doet verslag van een onderzoek bij 63 mkb-bedrijven. De conclusie is dat de strategische sensitiviteit zeer beperkt is. Opvallend is de rol van de directeur: naarmate deze ouder is en langer in functie is, lijkt zijn of haar belangstelling voor de omgeving af te nemen. Hierna wordt eerst vanuit de literatuur ingegaan op de concepten strategische wendbaarheid en strategische sensitiviteit. Daarna wordt de onderzoeksmethode toegelicht. Vervolgens worden de resultaten besproken. Ook wordt een aantal suggesties gedaan voor de praktijk. Afgesloten wordt met enkele conclusies.

De coronacrisis heeft veel bedrijven hard geraakt. Door de overheidssteun echter zijn de faillissementsstatistieken lager dan ooit. Maar wat als het steunpakket stopt? Aan controllers daarom de oproep alert te zijn op de vroege symptomen van een faillissement. Moet je als controller wachten tot de winstcijfers en kasstromen een negatieve trend gaan vertonen? Of kun je al eerder niet financiële symptomen oppakken, zonder naar de cijfers te kijken?

Verschillende onderzoeken hebben het belang van soft controls aangetoond voor het innovatief vermogen en de bedrijfsprestaties van ondernemingen. De inzet van soft controls naast hard controls is dus ook belangrijk voor het mkb. Maar waarmee dient rekening gehouden te worden bij het bepalen van een juiste verhouding daartussen? Dit artikel geeft aan de hand van casestudy-onderzoek inzicht in welke soft controls in welke situatie worden toegepast en onderzoekt de factoren en bedrijfskenmerken die daarbij van belang zijn.

Nee, natuurlijk ben jij geen crimineel, maar weet je zeker dat je met je bedrijf de onderwereld niet onbedoeld en onbewust een klein beetje helpt? Feit is dat criminelen misbruik maken van het legitieme bedrijfsleven. Lees in vijf stappen hoe je erachter komt en wat je ertegen kunt doen. Artikel uit: Sterkr. Samen sterker ondernemen. MKB Rijnmond. nr. 13 - 01/2022 (januari)

Dit boek is tot stand gekomen in een samenwerking tussen medewerkers van Kenniscentrum Business Innovation van Hogeschool Rotterdam, diverse mkb-adviseurs en enkele studenten van de minor Risicomanagement & Gedrag van Hogeschool Rotterdam. Het is een van de resultaten van het onderzoek in het project Early STATUS naar vroegsignalering van verval bij bedrijven met tien tot vijftig medewerkers, dat is gesubsidieerd door Regieorgaan Stichting Innovatie Alliantie (SIA). Meer informatie over het project Early STATUS is te vinden op de website van het kenniscentrum: hr.nl/businessinnovation onder ‘Leiderschap’ in de Onderzoeksagenda.

Voor mkb-bedrijven is het belangrijk om zich te richten op de risico’s van de organisatie, waardoor de te behalen doelen in gevaar kunnen komen. Dit geldt zeker nu de veranderingen in de wereld zich steeds sneller doen opvolgen en ook wel wordt gesproken over een VUCA-wereld. VUCA staat hierbij voor volatiliteit, onzekerheid, complexiteit en ambiguïteit. Het uitvoeren van risicomanagement lijkt hierbij een noodzakelijk onderdeel. Toch wordt in veel gevallen risicomanagement niet formeel en bewust uitgevoerd. Een mogelijk alternatief voor de risk managing mind is de resilient mind. Hierbij is de vraag wat resilience is, wat een dergelijke resilient mind nu daadwerkelijk inhoudt en in hoeverre mkb-bedrijven vanuit een dergelijke mindset omgaan met risico’s. Het merendeel van de onderzoeken rondom resilience hadden een focus op grote organisaties. Los van deze focus was er relatief weinig bekend over hoe bedrijven, in het bijzonder mkb-bedrijven, konden voldoen aan verschillende mate van resilient zijn.

De term criminele inmenging is reeds onderdeel van het maatschappelijk en criminologisch discours, maar binnen de academische literatuur niet gedefinieerd en geconceptualiseerd. Bij criminele inmenging maken criminele organisaties gebruik van bonafide bedrijven voor de facilitering van criminele bedrijfsprocessen. We introduceren een definitie op basis van empirisch onderzoek en onderscheiden hierbinnen drie vormen hoe bonafide bedrijven als facilitator kunnen optreden. Dit schijnt zowel licht op de vehikelfunctie van ondernemingen als op manieren waarop criminele organisaties die vehikelfunctie aanwenden. Door te illustreren hoe verweving plaatsvindt, hopen we handvatten te bieden om ongewenste verwevenheid te voorkomen.