Marissen, N., Elings, A., Snel, J.F.H., Warmenhoven, M.G., Meinen, E., Dijkhuis, P., Kouwenhoven, D., Schrama, P.M.M., and Uenk, D.
Over mobiele belichting wordt al jarenlang op verschillende manieren gedacht: enerzijds zou het een manier zijn om lage lichtintensiteiten goed te verdelen over het gewas, anderzijds zou het een manier zijn om energie te besparen, doordat met minder lampen hetzelfde groei-effect werd verwacht. De ‘bewijzen’ van meerproductie onder mobiel licht, vergeleken met dezelfde of een hogere lichtsom waren alleen afkomstig uit praktijkproeven. Een echte fysiologische verklaring voor de vermeende effecten van mobiel licht is nooit gegeven en getoetst. Eén van de theorieën veronderstelt een beter gebruik van het licht (daglicht én assimilatielicht) doordat er af en toe een lichtpuls van hogere intensiteit de planten raakt. Ook zou het op gang komen van de fotosynthese tijdens de lichtpuls beter zijn dan bij continue belichting, zodat wanneer het daglicht fluctueert, de fotosynthese sneller op gang komt in de lichte perioden. Een eventuele betere regulatie van de opening van de huidmondjes (waar de CO2 door naar binnen moet) is ook genoemd. Om te bepalen of er positieven effecten van mobiele belichting zijn en of ze te verklaren zijn uit de eigenschappen van de fotosynthese is een proef met roos uitgevoerd. In deze proef is gekozen voor de zogenaamde ‘lange slag’ mobiele belichting. Dat wil zeggen dat de lampen een lange weg afleggen boven het gewas (in dit project ca 10 meter) en dat de lichtintensiteit tussen twee lichtpulsen in heel laag of nihil is. Ook is er geen achtergrondbelichting van vaste assimilatiebelichting bij de mobiele belichting. De lichtintensiteit voor de planten onder mobiele lampen varieert ‘s nachts daardoor van heel hoog tot nul. In de rozenpraktijk wordt ondertussen vooral belicht met ‘korte slag’ belichting, waar de weg van de lampen meestal van poot tot poot is, dus 4 à 5 meter, en waarbij er wél achtergrondbelichting is van vaste lampen. Deze planten ondervinden dus wel een wisselende lichtintensiteit, maar ‘s nachts wordt de lichtintensiteit nooit nul. Te verwachten is dat de fysiologische verschillen tussen mobiele en vaste belichting bij een lange-slag belichting groter zijn dan bij een korte-slag belichting.