Search

Item does not contain fulltext, OBJECTIVES: Finding the underlying cause for pulsatile tinnitus can be challenging. We aimed to determine the incidence of arteriovenous shunts, i.e., arteriovenous malformations (AVMs) or dural arteriovenous fistulas (dAVFs), in patients referred for catheter angiography (digital subtraction angiography [DSA]). Furthermore, we assessed which clinical features were predictive for the presence of such a lesion. STUDY DESIGN AND METHODS: Fifty-one patients with pulsatile tinnitus, who were referred to us for DSA to exclude an arteriovenous shunt, were enrolled, prospectively. MAIN OUTCOME MEASURES: DSA determined the presence of a dAVF or AVM. Clinical characteristics were recorded systematically and all patients underwent a physical examination. RESULTS: Fifty patients were included in the final analyses. While no AVMs were found, a dAVF was found in 12 cases (24%). Three of these demonstrated cortical venous reflux, thus requiring treatment due to the risk of hemorrhage. In three cases (6%), DSA demonstrated a non-arteriovenous-shunt abnormality, likely causing the tinnitus. The odds of having a dAVF were significantly raised by unilaterality, objective bruit, and the ability to influence the tinnitus with compression. Unilaterality even had a negative predictive value of 1 and, if used as selection criterion, would have raised dAVF prevalence from 24 to 32%. CONCLUSION: In a tertiary care setting, the prevalence of dAVFs in patients with pulsatile tinnitus is not negligible. Thus, patients with unilateral pulsatile tinnitus should be offered dynamic vascular imaging to rule out a dAVF. Especially, since some of these patients are at risk of intracranial hemorrhage and treatment options exist.

Het centrale thema van 'Cradle to Cradle' (C2C) is van wieg tot wieg in tegenstelling tot de traditionele life-cycle benadering 'van wieg tot graf'. Een stortplaats is in de life-cycle benadering het graf en stortplaatsen vertonen ook wat betreft imago grote gelijkenissen met een graf. Het toepassen van 'Cradle to Cradle' op stortplaatsen lijkt dus een tegenstelling in zich te bergen maar kan juist ook worden gezien als de ultieme uitdaging. De opgave is voormalige stortplaatsen te herontwikkelen tot objecten met een volwaardige functie waar kringlopen worden gesloten

Duurzame ontwikkeling is vaak een afweging tussen behoeftebevrediging op korte termijn en het streven naar geluk voor de lange termijn. Hoe kunnen we in de afweging omgaan met de geluksfactor ondergrond? Dit artikel pleit voor samenwerking en regie. Maar ook voor het nemen van verantwoordelijkheid, voor bewust afwegen en duurzaam opdracht geven. Een bijdrage vanuit Haskoning, TCB en TAUW

Het afgelopen jaar hebben Tauw en het LEI gezamenlijk het DG Milieu van de EU Commissie ondersteund bij het opstellen van Extended Impact Assessment voor de voorstellen voor de Soil Thematic Strategy. Vooruitlopend hierop geeft dit artikel een impressie van de vergelijkbaarheid van bodemproblematiek en bodemsanering van Nederland en andere EU landen

Nonbullous impetigo is a common skin infection in children and is frequently caused by Staphylococcus aureus. Staphylococcal toxins and especially exfoliative toxin A are known mediators of bullous impetigo in children. It is not known whether this is also true for nonbullous impetigo. We set out to analyze clonality among clinical isolates of S. aureus from children with nonbullous impetigo living in a restricted geographical area in The Netherlands. We investigated whether staphylococcal nasal carriage and the nature of the staphylococcal strains were associated with the severity and course of impetigo. Bacterial isolates were obtained from the noses and wounds of children suffering from impetigo. Strains were genetically characterized by pulsed-field gel electrophoresis-mediated typing and binary typing, which was also used to assess toxin gene content. In addition, a detailed clinical questionnaire was filled in by each of the participating p

Aandacht voor een onderbelicht aspect in de discussie over de kwaliteit van bodemonderzoek: de kwaliteit van de besluitvorming. Aan de hand van een aantal cases (besluitvorming en regelgeving m.b.t. verlening bouwvergunning, amvb bodembescherming, verlening beschikking ernst en urgentie bodemverontreiniging, verlening instemming saneringsplan WBB) is gekeken naar de rol van het bevoegd gezag bij de besluitvorming en wat er t.a.v. de besluitvormingskwaliteit is bepaald in de regelgeving. Een en ander wordt voorzien van kanttekeningen uit de praktijk, en er is gekeken naar de wijze waarop de juistheid van de besluitvorming wordt getoetst en naar de gevolgen van verkeerde besluitvorming. Tot slot de aanbeveling om te komen tot twee hoofdvormen van besluitvorming, maatwerkbesluitvorming en standaardbesluitvorming

Bouwprojecten ondervinden regelmatig vertraging door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Als bouwvergunningen daarom worden geweigerd is het niet altijd duidelijk aan welke vereisten moet worden voldaan om alsnog een bouwvergunning te krijgen.

Bedrijfsactiviteiten waarbij met (toxische) stoffen wordt gewerkt, kunnen een bedreiging vormen voor de kwaliteit van de omgeving, bijvoorbeeld door verontreiniging van de bodem of het grondwater. Op verzoek van de provincie Utrecht zijn de risico's voor drinkwaterwinning van de risicovolle bedrijfsactiviteiten binnen grondwaterbeschermingsgebieden gekwantificeerd (1991-1993). Hierbij is gebruik gemaakt van een door TNO ontwikkelde methodiek. De resultaten van de risico-analyses zijn gebruikt bij het opstellen van een uitvoeringsplan voor het saneren van de risico’s van de betreffende bedrijfsactiviteiten. In dit artikel worden de ervaringen die met deze “TNO-methodiek” zijn opgedaan, geëvalueerd.

Lozingen van afvalwater in de bodem vormen een bedreiging voor de bodem- en grondwaterkwaliteit. Juli 1990 is het Lozingenbesluit bodembescherming in werking getreden op grond waarvan het lozen in de bodem aan banden wordt gelegd. TAUW Infra Consult B. V. heeft voor de provincie Utrecht onderzocht wat de milieuhygiënische en uitvoeringstechnische consequenties zijn van de inwerkingtreding van dit besluit. Tevens is nagegaan of dit besluit afdoende bescherming biedt voor de grondwaterkwaliteit in de grondwaterbeschermingsgebieden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is een plan van aanpak voor de sanering van bodemlozingen in de provincie Utrecht opgesteld.