Search

Het doel van dit onderzoek was het Nederlands Jeugdinstituut advies geven over de potentie en het gebruik van large language models. Het kennisinstituut had twee vragen: (1) “Wat zijn large language models en waar moeten we rekening mee houden als we large language models gebruiken in de organisatie?” en (2) “Wat kan een potentiële large language model-tool betekenen voor de medewerkers betrokken bij de web-teksten en voor de kwaliteit en vindbaarheid van de web-teksten?” Deze vragen zijn beantwoord met drie studies. De eerste studie betrof een literatuuronderzoek naar large language models, de potentiële toepassingen van deze modellen en ethische en technologische kwesties rondom deze modellen. De tweede studie betrof een onderzoek naar de toepassing van large language models voor web-teksten redigeren op begrijpelijkheid. Vijf redacteurs hebben elk zes teksten geredigeerd, waarvan drie met Typetone en drie zonder Typetone. Nadat zij de teksten hadden geredigeerd, zijn hun ervaringen en inzichten verzameld met interviews. Ook zijn de teksten beoordeeld op begrijpelijkheid door LiNT, een leesbaarheidsinstrument om teksten mee te analyseren. Het laatste onderdeel van deze studie betrof de redigeertijd per tekst. De derde studie richtte zich op zoekmachineoptimalisatie door zoekwoordenonderzoek uit te voeren met Typetone, web-teksten te optimaliseren voor zoekmachines met Typetone en door zoekwoordenonderzoek met Typetone te vergelijken met zoekwoordenonderzoek van een marketingbureau. Uit dit onderzoek blijkt dat large language models in de basis voorspellingsmachines zijn en dat de huidige werkwijze van het Nederlands Jeugdinstituut omtrent kunstmatige intelligentie wordt ondersteund, verklaard en uitgebreid door de wetenschap. Ook blijkt dat Typetone een beperkte bijdrage levert aan de medewerkers betrokken bij de web-teksten en de kwaliteit en de vindbaarheid van de web-teksten. Echter, Typetone toont wel potentie. Wellicht kan de bijdrage van Typetone vergroot wo

Ziekenhuizen zijn wettelijk verplicht om patiënten voldoende te informeren over hun behandelingen, maar een toename in het aantal laaggeletterde volwassen Nederlanders maakt dat dit lastig is. Een belangrijk medium in patiëntcommunicatie is de patiëntfolder. Er is steeds meer aandacht om deze folders, al dan niet met afbeeldingen, effectiever te maken. In de literatuur is echter nog geen overeenstemming over wanneer afbeeldingen effectief zijn. Het communicatiebureau Hendrikx Van der Spek heeft behoefte aan meer kennis over de rol van afbeeldingen in gezondheidscommunicatie om haar klanten hierover beter te informeren. In dit verkennende onderzoek ga ik daarom op zoek naar een antwoord op de vraag: Hoe kunnen afbeeldingen bijdragen aan de effectiviteit van patiëntfolders voor laaggeletterde lezers? Onderzoeksmethodes Dit onderzoek combineert kennis vanuit de wetenschappelijke literatuur met inzichten van experts en lezers. Deelonderzoek 1 bestaat uit een focusgroep. Daarin gaan zes deelnemers met diverse expertises in gesprek over de praktijk van afbeeldingen in patiëntfolders. Zij komen samen tot een dieper inzicht in factoren die belangrijk zijn om geschikte afbeeldingen te ontwikkelen voor patiëntfolders. Deelonderzoek 2 is een lezersonderzoek waarin tien taalambassadeurs, die allemaal laaggeletterd zijn geweest, hun mening delen over twee patiëntfolders. De interviews geven een beeld over hoe lezers een patiëntfolder begrijpen en waarderen. Bevindingen Dit onderzoek bevestigt dat afbeeldingen bij kunnen dragen aan een patiëntfolder. Afbeeldingen verduidelijken bijvoorbeeld de informatie, geven aan welke informatie het belangrijkste is, dragen bij aan de waardering voor de folder of zorgen ervoor dat patiënten in stressvolle situaties informatie beter verwerken. Dat maakt het belangrijk om altijd te overwegen om een afbeelding in een folder te plaatsen, mits er goed nagedacht is over het doel ervan. Ook blijken zowel tekst als afbeeldingen belangrijk; beide onder

Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) voerde in september 2023 een campagne uit om te waarschuwen voor de desinformatie die online verspreid wordt over anticonceptie. Het CBG wilde graag weten hoe de verschillende onderdelen van de campagne aanspraken bij de doelgroep: jongvolwassen vrouwen onder de 30 jaar. Vanuit drie perspectieven is de campagne geëvalueerd. Via een functionele analyse (doelmatig perspectief) is gekeken naar de bijdrage van de verschillende onderdelen aan het hogere doel. De analyse toonde aan dat met name de visuele content, zoals die van Instagram, en een informatieve video zouden aanspreken bij de doelgroep. Een statistiekanalyse van de website en het CBG-Instagramaccount (cijfermatig perspectief) wees uit dat de anticonceptiecontent veel bekeken werd en dat dat waarschijnlijk te danken was aan indirecte promotie vanuit de media. Tot slot zijn er interviews afgenomen om de waardering van de campagne bij de doelgroep te meten (perspectief van de doelgroep). De resultaten van de interviews sloten aan bij die van de functionele analyse: visuele content, kleur en variatie werden zeer gewaardeerd. Hoewel de informatie professioneel moet blijven, mag het hier en daar nog wat informeler, bijvoorbeeld in de video. Het belangrijkste advies voor het CBG is om in de toekomst weer een multimodale campagne in te zetten, omdat de variatie in content gewaardeerd wordt en mensen de informatie dan beter onthouden.

Het Mulier Instituut (MI) wil haar externe communicatiemiddelen verbeteren. Dit onderzoek richt zich op een van de externe communicatiemiddelen: de externe nieuwsbrief.

Het Mulier Instituut (MI) wil haar externe communicatiemiddelen verbeteren. Dit onderzoek richt zich op een van de externe communicatiemiddelen: de externe nieuwsbrief.

Goede, begrijpelijke en toegankelijke informatie is voor elke patiënt in de zorg van groot belang. Daarbij moet het niet uitmaken of iemand voor een kniebreuk een arts ziet of jarenlang verschillende zorgverleners ontmoet vanwege een tumor. Onderzoek wijst echter uit dat communicatie bij lange zorgtrajecten, zoals bij oncologiepatiënten het geval is, een belangrijke rol speelt. Goede arts-patiëntcommunicatie draagt eraan bij om bij oncologiepatiënten angsten en zorgen te verminderen. Het Erasmus MC reikt aan de oncologiepatiënten momenteel een zorggids uit met alle informatie over het hele zorgtraject. De patiënten ontvangen al deze informatie in één keer aan het begin van hun zorgpad. Het Erasmus MC wil de informatie meer op maat aanbieden om zo meer in de informatiebehoefte van oncologiepatiënten te voorzien. Daarom is in dit onderzoek in kaart gebracht wat de behoefte van oncologiepatiënten is ten aanzien van informatie-onderwerpen, het moment van informatieverstrekking en via welk kanaal oncologiepatiënten de informatie willen ontvangen. Daarnaast is onderzocht of het type patiënt (informatiezoeker of informatiemijder) samenhangt met de informatiebehoefte. Om dit te onderzoeken is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd, waarvoor een online vragenlijst is gemaakt. De deelnemers werd gevraagd om vragen te beantwoorden over hoe zij omgaan met een stressvolle situatie, welke informatie-onderwerpen zij belangrijk vinden, op welk moment zij informatie willen ontvangen en via welk kanaal zij de informatie willen ontvangen. De vragenlijst is via verschillende interne en externe kanalen van het Erasmus MC verspreid. Het kwantitatieve onderzoek leverde in totaal 128 deelnemers op. Hieruit blijkt dat oncologiepatiënten in principe over alle onderwerpen informatie willen ontvangen. Respectievelijk hebben oncologiepatiënten een sterke voorkeur voor de onderwerpen uitslagen, resultaat van een behandeling, (na)controles en complicaties en bijwerkingen. Het type patiënt (informa

Het Mulier Instituut (MI) wil haar externe communicatiemiddelen verbeteren. Dit onderzoek richt zich op een van de externe communicatiemiddelen: de externe nieuwsbrief.

Goede, begrijpelijke en toegankelijke informatie is voor elke patiënt in de zorg van groot belang. Daarbij moet het niet uitmaken of iemand voor een kniebreuk een arts ziet of jarenlang verschillende zorgverleners ontmoet vanwege een tumor. Onderzoek wijst echter uit dat communicatie bij lange zorgtrajecten, zoals bij oncologiepatiënten het geval is, een belangrijke rol speelt. Goede arts-patiëntcommunicatie draagt eraan bij om bij oncologiepatiënten angsten en zorgen te verminderen. Het Erasmus MC reikt aan de oncologiepatiënten momenteel een zorggids uit met alle informatie over het hele zorgtraject. De patiënten ontvangen al deze informatie in één keer aan het begin van hun zorgpad. Het Erasmus MC wil de informatie meer op maat aanbieden om zo meer in de informatiebehoefte van oncologiepatiënten te voorzien. Daarom is in dit onderzoek in kaart gebracht wat de behoefte van oncologiepatiënten is ten aanzien van informatie-onderwerpen, het moment van informatieverstrekking en via welk kanaal oncologiepatiënten de informatie willen ontvangen. Daarnaast is onderzocht of het type patiënt (informatiezoeker of informatiemijder) samenhangt met de informatiebehoefte. Om dit te onderzoeken is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd, waarvoor een online vragenlijst is gemaakt. De deelnemers werd gevraagd om vragen te beantwoorden over hoe zij omgaan met een stressvolle situatie, welke informatie-onderwerpen zij belangrijk vinden, op welk moment zij informatie willen ontvangen en via welk kanaal zij de informatie willen ontvangen. De vragenlijst is via verschillende interne en externe kanalen van het Erasmus MC verspreid. Het kwantitatieve onderzoek leverde in totaal 128 deelnemers op. Hieruit blijkt dat oncologiepatiënten in principe over alle onderwerpen informatie willen ontvangen. Respectievelijk hebben oncologiepatiënten een sterke voorkeur voor de onderwerpen uitslagen, resultaat van een behandeling, (na)controles en complicaties en bijwerkingen. Het type patiënt (informa