Search

In het kader van het internationale project Designing & Evaluating Innovative Mobile Pedagogies (DEIMP) zijn een literatuurstudie en een verkennend onderzoek uitgevoerd. De focus binnen het project ligt op inzet van innovatieve didactische inzet van mobiele technologie in het basisonderwijs. De doelen zijn om kennis te ontwikkelen over innovatieve inzet van mobiele technologie, leermiddelen te ontwerpen en testen die leerkrachten ondersteunen in het ontwerpen van leerpraktijken én leerpraktijken te delen. In deze presentatie komen de bevindingen van deze eerste onderzoeken aan bod. Zo geven leerkrachten aan wel behoefte te hebben aan de inzet van devices ten behoeve van samenwerkend leren, personalisatie en authentieke leerpraktijken. Deze presentatie werd gegeven tijdens de Onderwijs Research Dagen 2019.

In het kader van het internationale project Designing & Evaluating Innovative Mobile Pedagogies (DEIMP) zijn een literatuurstudie en een verkennend onderzoek uitgevoerd. De focus binnen het project ligt op inzet van innovatieve didactische inzet van mobiele technologie in het basisonderwijs. De doelen zijn om kennis te ontwikkelen over innovatieve inzet van mobiele technologie, leermiddelen te ontwerpen en testen die leerkrachten ondersteunen in het ontwerpen van leerpraktijken én leerpraktijken te delen. In deze presentatie komen de bevindingen van deze eerste onderzoeken aan bod. Zo geven leerkrachten aan wel behoefte te hebben aan de inzet van devices ten behoeve van samenwerkend leren, personalisatie en authentieke leerpraktijken. Deze presentatie werd gegeven tijdens de Onderwijs Research Dagen 2019.

Hoe wordt de breed geïmplementeerde mobiele technologie didactisch ingezet door leerkrachten en hoe kan deze inzet versterkt worden? Om op deze vragen antwoord te kunnen geven, hebben we een verkennend onderzoek uitgevoerd bij Atlant Basisonderwijs in de regio IJmond. Op basis van deze verkenning kunnen geïnformeerde beslissingen genomen worden ten aanzien van het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van de innovatieve didactische inzet van mobiele technologie op de scholen die onder hetzelfde bestuur vallen. Het pedagogisch-didactisch model iPAC waarbij mobiel leren wordt ingezet ten behoeve van gepersonaliseerd leren, samenwerkend leren en authentieke leertaken, was bruikbaar om leerpraktijken te beschrijven. Vervolgens zijn we met focusgroepen in gesprek gegaan. In dit rapport zijn de bevindingen terug te lezen.

Hoe wordt de breed geïmplementeerde mobiele technologie didactisch ingezet door leerkrachten en hoe kan deze inzet versterkt worden? Om op deze vragen antwoord te kunnen geven, hebben we een verkennend onderzoek uitgevoerd bij Atlant Basisonderwijs in de regio IJmond. Op basis van deze verkenning kunnen geïnformeerde beslissingen genomen worden ten aanzien van het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van de innovatieve didactische inzet van mobiele technologie op de scholen die onder hetzelfde bestuur vallen. Het pedagogisch-didactisch model iPAC waarbij mobiel leren wordt ingezet ten behoeve van gepersonaliseerd leren, samenwerkend leren en authentieke leertaken, was bruikbaar om leerpraktijken te beschrijven. Vervolgens zijn we met focusgroepen in gesprek gegaan. In dit rapport zijn de bevindingen terug te lezen.

Vier jaar geleden is de minor+ Silicon Venturing Rotterdam (SVR) gestart bij het Albert Schweitzer Ziekenhuis te Dordrecht. Het doel en de ambitie was om met de inzet van een multidisciplinair studententeam het innovatievermogen van het ziekenhuis te versterken, zodat het in staat is om gezond mee te bewegen in de snel veranderende omgeving. Studenten uit 12 verschillende opleidingen hebben de afgelopen vier jaren samengewerkt met als resultaat versterking van het innovatievermogen van het ziekenhuis, geïmplementeerde innovaties voor ‘wicked problems’ waarbij de studenten zich hebben ontwikkeld tot interdisciplinaire en transdisciplinaire startende professionals. Na drie jaar ervaring met deze werkwijze was de vraag: ‘ Wat zijn de werkzame bestanddelen die bijdragen aan het succes van SVR en hoe zijn deze overdraagbaar te maken?’. Onderzoeker Martin Reekers liep een jaar mee in de groep om op deze vraag antwoorden te vinden.

Vier jaar geleden is de minor+ Silicon Venturing Rotterdam (SVR) gestart bij het Albert Schweitzer Ziekenhuis te Dordrecht. Het doel en de ambitie was om met de inzet van een multidisciplinair studententeam het innovatievermogen van het ziekenhuis te versterken, zodat het in staat is om gezond mee te bewegen in de snel veranderende omgeving. Studenten uit 12 verschillende opleidingen hebben de afgelopen vier jaren samengewerkt met als resultaat versterking van het innovatievermogen van het ziekenhuis, geïmplementeerde innovaties voor ‘wicked problems’ waarbij de studenten zich hebben ontwikkeld tot interdisciplinaire en transdisciplinaire startende professionals. Na drie jaar ervaring met deze werkwijze was de vraag: ‘ Wat zijn de werkzame bestanddelen die bijdragen aan het succes van SVR en hoe zijn deze overdraagbaar te maken?’. Onderzoeker Martin Reekers liep een jaar mee in de groep om op deze vraag antwoorden te vinden.

The HRM study program of The Hague University of Applied Sciences (THUAS) recently replaced classical, module-based education by so-called learning landscapes in which students approach complex problems by interdisciplinary learning activities. Teachers collaborate in multi-disciplinary teams that have a shared responsibility to support students as well as to innovate their education. This new way of organizing educational processes not only need to strengthen the learning ability and flexibility of students, but also the learning and innovation ability of teachers. Our exploratory research among teachers showed that this new way of working increased their job satisfaction. However, teachers experience difficulties in implementing their ideas, which is an important precondition for sustainable educational innovation. In our research we addressed the question whether the new working context of teachers supported innovation. The organizational structure as described in this case study is characterized by a high degree of autonomy for the teachers who collaborate in multidisciplinary teams, in which the management rewards innovative behaviour and facilitates where possible. Given the fact that this context incorporates a high number of elements that are known to facilitate innovation, the assumption was that teachers would experience that this context was supporting them to innovate. We evaluated whether this was indeed the case in their educational innovation. Our research shows that in general teachers positively evaluate the new working context. They experience the renewal process to contribute to their job satisfaction and feel supported by the management. A large majority of the teachers, partly as a result of this new working context, do have many ideas to renew the education. Even though they use multiple sources to generate ideas, they are mainly inspired by the needs of students and the occupational practice. Especially by sharing their ideas with others, they enrich their ideas. For the implementation of their ideas they specifically focus on creating buy-in, mentioned in two-thirds of the storyboards, with activities such as seeking allies, communicating the idea to others and ‘drinking lots of coffee’. In addition, experiments help to make their ideas more visible.

The HRM study program of The Hague University of Applied Sciences (THUAS) recently replaced classical, module-based education by so-called learning landscapes in which students approach complex problems by interdisciplinary learning activities. Teachers collaborate in multi-disciplinary teams that have a shared responsibility to support students as well as to innovate their education. This new way of organizing educational processes not only need to strengthen the learning ability and flexibility of students, but also the learning and innovation ability of teachers. Our exploratory research among teachers showed that this new way of working increased their job satisfaction. However, teachers experience difficulties in implementing their ideas, which is an important precondition for sustainable educational innovation. In our research we addressed the question whether the new working context of teachers supported innovation. The organizational structure as described in this case study is characterized by a high degree of autonomy for the teachers who collaborate in multidisciplinary teams, in which the management rewards innovative behaviour and facilitates where possible. Given the fact that this context incorporates a high number of elements that are known to facilitate innovation, the assumption was that teachers would experience that this context was supporting them to innovate. We evaluated whether this was indeed the case in their educational innovation. Our research shows that in general teachers positively evaluate the new working context. They experience the renewal process to contribute to their job satisfaction and feel supported by the management. A large majority of the teachers, partly as a result of this new working context, do have many ideas to renew the education. Even though they use multiple sources to generate ideas, they are mainly inspired by the needs of students and the occupational practice. Especially by sharing their ideas with others, they enrich their ideas. For the implementation of their ideas they specifically focus on creating buy-in, mentioned in two-thirds of the storyboards, with activities such as seeking allies, communicating the idea to others and ‘drinking lots of coffee’. In addition, experiments help to make their ideas more visible.

Deze rapportage betreft de eerste fase van het ELO-project die liep van 14 september tot 14 december 1998. Overeenkomstig het projectplan en de onderliggende definitiestudie is in deze fase hoofdzakelijk gewerkt aan nadere definitie en (eerste) ontwerp van een Elektronische Leer Omgeving, gericht op innovatief en competentiegericht onderwijs, ten behoeve vanhet HBO in Nederland en Vlaanderen (ELO 2.0). Daarbij zijn onderwijskundige, functionele, procedurele en technische aspecten aan de orde gekomen, aangevuld met achtergrondstudie naar juridische en markt-aspecten. In een tweede lijn zijn vooral voorbereidende werkzaamheden verricht aan de migratie van Studienet/ELO 1.0, dat reeds operationeel was, naar een opwaardering tot versie 1.1, ten behoeve van de OUNL zelf.

Deze rapportage betreft de eerste fase van het ELO-project die liep van 14 september tot 14 december 1998. Overeenkomstig het projectplan en de onderliggende definitiestudie is in deze fase hoofdzakelijk gewerkt aan nadere definitie en (eerste) ontwerp van een Elektronische Leer Omgeving, gericht op innovatief en competentiegericht onderwijs, ten behoeve vanhet HBO in Nederland en Vlaanderen (ELO 2.0). Daarbij zijn onderwijskundige, functionele, procedurele en technische aspecten aan de orde gekomen, aangevuld met achtergrondstudie naar juridische en markt-aspecten. In een tweede lijn zijn vooral voorbereidende werkzaamheden verricht aan de migratie van Studienet/ELO 1.0, dat reeds operationeel was, naar een opwaardering tot versie 1.1, ten behoeve van de OUNL zelf.

Van januari 1999 tot en met april 1999 is het prototype van het ELON-systeem ontworpen en gerealiseerd. Dit prototype heeft de volgende functies (Zie Koper, Manderveld & Rikers, 1999):* Demonstratie van ELON voor intern en extern gebruik.* Projectleden het gevoel geven voor de opzet van het systeem en de mate van complexheid.* Als werkende omgeving dienen voor de eerste proeftuin bij de Hoge Hotelschool Maastricht (HHS) en Fontys.* De werking van de verschillende beoogde softwarepakketten, die bij de bouw van ELON worden gebruikt, in de praktijk testen.* een nadere input vormen voor de uiteindelijke architectuur van het systeem.* Een nadere input vormen voor de invulling en planning van werkzaamheden in de daarop volgende fasen.

Van januari 1999 tot en met april 1999 is het prototype van het ELON-systeem ontworpen en gerealiseerd. Dit prototype heeft de volgende functies (Zie Koper, Manderveld & Rikers, 1999):* Demonstratie van ELON voor intern en extern gebruik.* Projectleden het gevoel geven voor de opzet van het systeem en de mate van complexheid.* Als werkende omgeving dienen voor de eerste proeftuin bij de Hoge Hotelschool Maastricht (HHS) en Fontys.* De werking van de verschillende beoogde softwarepakketten, die bij de bouw van ELON worden gebruikt, in de praktijk testen.* een nadere input vormen voor de uiteindelijke architectuur van het systeem.* Een nadere input vormen voor de invulling en planning van werkzaamheden in de daarop volgende fasen.