Search

Educational differences in female cohort fertility have been shown to vary across high-income countries and over time, but knowledge about how educational fertility differentials play out at the sub-national regional level is limited. Examining these sub-national regional patterns might improve our understanding of national patterns, as regionally varying contextual conditions may affect fertility. This study provides for the first time for a large number of European countries a comprehensive account of educational differences in the cohort fertility rate (CFR) at the sub-national regional level. We harmonise data from population registers, censuses, and large-sample surveys for 15 countries in order to measure women’s completed fertility by educational level and region of residence at the end of the reproductive lifespan. In order to explore associations between educational differences in CFRs and levels of economic development, we link our data to regional estimates of GDP per capita. Empirical Bayesian estimation is used to reduce uncertainty in the regional fertility estimates. Our results document an overall negative gradient between the CFR and level of education, and notable variation in the gradient across regions. The gradient varies systematically by the level of economic development: moving from less to more developed regions, we observe smallergradients both across countries and within countries. However, the within-country patterns of countries differ. Our findings underline the variability of educational gradients in women’s fertility, suggest that higher levels of development may be associated with less negative gradients, and call for more in-depth fertility analyses by education at the sub-national level.

Deze publicatie schetst een beeld van de kwaliteit van leven van de inwoners van Nederland. Daarbij gaat het niet alleen om hun welvaart. Ook het welzijn, dat eerder gaat over immateriële aspecten van de leefsituatie, wordt meegenomen. Welvaart wordt afgeleid uit het besteedbaar inkomen van het huishouden waartoe men behoort. Welzijn wordt afgeleid uit de mate waarin men tevreden is met het leven en de ervaren gezondheid. In de typologie worden vier groepen onderscheiden: mensen met een grote welvaart en een groot welzijn, mensen met een grote welvaart en een klein welzijn, mensen met een kleine welvaart en een groot welzijn, en mensen met een kleine welvaart en een klein welzijn. Op deze manier worden op toegankelijke wijze nieuwe uitkomsten en inzichten gepresenteerd over de combinatie van materiële en immateriële elementen van de kwaliteit van leven van bevolkingsgroepen.

Vanuit de politiek wordt meer en meer van burgers gevraagd om elkaar te helpen of zorg te verlenen. In de zogenaamde participatiesamenleving wordt nadrukkelijk een bijdrage gevraagd van vrienden, buren en vooral familie. Zo zouden kinderen een deel van de zorg voor zieke of bejaarde ouders of grootouders voor hun rekening moeten nemen en zouden ouders moeten bijspringen als hun kinderen om hulp verlegen zitten. Wie geven er nu al hulp en wie zijn degenen die hulp krijgen? En in hoeverre wordt de hulp uitgewisseld met familie, vrienden en buren?