Contribution à la connaissance du paléoenvironnement de la vallée de la Deûle (Nord, France) : approche stratigraphique

International audience; The variations both in time and in space of river systems make it necessary to develop paleoenvironmental surveys to better account for the strategies of occupation of the valley beds by men. This is the object of this paper which deals with the Deûle valley in which we publich the first stratigraphical results obtained in the Houplin-Ancoisne stretch, just upstream from the Lille urban area. The stress is laid on identifying one of the two historical channels draining the valley bed. The stratigraphical section points to the existence of a late iceage channel whose early filling starts around 12 500 BP and ends at the end of the Dryas (after 10 200 BP). This latter is cut on its right-hand bank by a second channel which opens at the beginning of the Holocene to be slowly filled in by silt predominantly of organic origin. From the Boreal (dated 8 380 BP), the lower points of the valley get filled with peat. The right-hand bank, very clearly drawn in the topography, is on the other hand favourable to the settling of men whose presence is confirmed by several neighbouring sites from the Neolithic; La mobilité spatiale et temporelle des systèmes fluviaux rend indispensable le développement des études paléoenvironnementales pour une meilleure compréhension des stratégies d’occupation des fonds de vallée par l’homme. C’est l’objectif de cette étude qui concerne la vallée de la Deûle et dans laquelle nous présentons les premiers résultats stratigraphiques obtenus dans le secteur d’Houplin-Ancoisne, juste à l’amont de l’agglomération lilloise. L’accent est mis sur la reconnaissance d’un des deux chenaux historiques drainant le fond de la vallée. La coupe stratigraphique met en évidence l’existence d’un chenal tardiglaciaire dont le comblement précoce débute vers 12 500 BP et s’achève à la fin du Dryas (après 10 200 BP). Il est recoupé sur sa rive droite par un second chenal qui s’ouvre au début de l’Holocène pour être lentement colmaté par des dépôts à dominante organique. À partir du Boréal (datation à 8 380 BP), les points bas du fond de vallée sont envahis par de la tourbe. La berge de rive droite, très nettement dessinée dans la topographie, est par contre propice à l’installation des hommes dont la présence est attestée sur plusieurs sites voisins depuis le Néolithique.; De studie van de bewegingen van rivierlopen in een vroeg stadium zijn noodzakelijk om de strategie van de menselijke bewoning in de vallei te begrijpen. In dit artikel worden de eerste stratigrafische resultaten van de Deulevallei, tussen Houplin-Ancoisne en stroomopwaarts de agglomeratie van Rijsel, besproken. De aandacht gaat naar een van de twee historische vaargeulen die de bodem van de vallei afwateren. Uit een stratigrafische doorsnede blijkt het bestaan van een vaargeul in de Late IJstijd, die gedempt werd tussen 12500 BP en het einde van het Trias (na 10200 BP). Op de rechteroever kwam een andere geul uit in het begin van het Holoceen ; die werd stilaan gevuld met organische sedimenten. Vanaf de IJstijd (datum : 8380 BP) worden de lage stukken van de vallei gevuld met turf. De rechteroever die men goed kan volgen in de topografie is een gunstig terrein voor menselijke bewoning en men vindt verschillende nederzettingen sedert de nieuwe steentijd.