It is commonly believed that the backbone texts of Brabantine historiography in the vernacular – the Brabantsche yeesten (1316-1350), its later Voortzetting (ca. 1430) and the Alder excellenste cronyke van Brabant (1498) – played a decisive role in the development of Brabantine historical consciousness. They were also highly regarded in well-informed circles in the Duchy, such as urban administrations, monastic institutions and among the nobility. However, the question how historiographical knowledge reached less privileged audiences, for example in urban centres, has not yet been definitively answered. In our article, we look for cross-references between the version of Brabantine history present in widely dispersed vernacular sources and the way in which Brabantine history was performed and interpreted in the urban space of Antwerp, on the occasion of the Joyous Entry of Duke Maximilian (1478). Antwerp was the hometown of Brabant’s first vernacular historiographer, Jan van Boendale († ca. 1351), and the city where in 1498 the Alder excellenste cronyke van Brabant was printed. Therefore, Antwerp can be assumed to have been fertile ground for historiography, both in terms of production and reception. Through an analysis of three tableaux vivants, we show that ‘ canonical’ historiography was quick to reach urban audiences not commonly associated with manuscript or print chronicles., Dès le xive siècle, le duché de Brabant avait sa propre tradition d’historiographie en langue vernaculaire – c’est-à-dire en moyen néerlandais – qui commence avec les Brabantsche yeesten de Jean de Boendaele († c. 1351). Ce texte rimé, continué au XVe siècle dans l’administration urbaine de Bruxelles par la Voortzetting (ca. 1430), constitue la base d’un texte en prose, l’Alder excellenste cronyke van Brabant, imprimé à Anvers en 1498. Cette tradition de différents textes et adaptations constituait à l’époque le coeur de la conscience historique des élites du duché, par exemple dans les administrations urbaines, dans des contextes monastiques ou parmi les nobles. Bien qu’on soit plutôt bien informé sur les textes mêmes et les contextes dans lesquelles ils circulaient, on ignore relativement comment, au Moyen Âge, la connaissance des faits historiques atteignait les classes plus modestes. Dans cette contribution, nous cherchons à établir des liens entre le discours sur l’histoire du Brabant en forme écrite, d’une part, et les manifestations d’une conscience historique dans l’espace urbain, d’autre part. Dans ce but, nous analysons trois tableaux vivants traitant de l’histoire du duché, organisés par des artisans anversois à l’occasion de la Joyeuse Entrée de l’archiduc Maximilien d’Autriche dans la ville d’Anvers (1478), à la suite de son mariage avec Marie de Bourgogne, héritière des pays bourguignons. Nous nous penchons sur l’origine de la connaissance historique à la base des tableaux, et cherchons à établir le lien entre la tradition écrite de l’historiographie brabançonne et la conscience historique d’un public qui ne lisait pas ces chroniques directement, en forme manuscrite ou imprimée., Ondanks de centraliserende initiatieven van de Bourgondische (1369-1482) en Habsburgse (1482-1581) hertogen, regeerden zij in de Nederlanden over een amalgaam van semiautonome vorstendommen en steden. Deze structurele heterogeniteit blijkt onder meer uit de markante toename van historiografische initiatieven na de eenmaking onder Filips de Goede in 1430. Zo gaat men ervan uit dat de belangrijkste Brabantse kronieken in de volkstaal – van de Brabantsche yeesten (1316-1350) over de Voortzetting (ca. 1430) tot de Alder excellenste cronyke van Brabant (1498) – grote invloed hadden op de ontwikkeling van een historisch bewustzijn in de Brabantse adellijke, klerikale en stedelijke kringen waarin de teksten circuleerden. Hoe de in deze kronieken verzamelde kennis zich op het stedelijke niveau vertaalde naar brede lagen van de bevolking, is echter minder duidelijk. In antwoord op deze vraag, zoeken we in dit artikel naar de raakvlakken tussen de geschiedschrijving over het hertogdom Brabant, en de manier waarop die in de late vijftiende eeuw bekend was bij – en mogelijk geherinterpreteerd werd door – de inwoners van de stad Antwerpen. De Scheldestad was niet alleen de thuisstad van Jan van Boendale († ca. 1351), het is ook de plaats waar in 1498 de omvangrijke prozabewerking van zijn Brabantsche yeesten, de Alder excellenste cronyke van Brabant, op de drukpers werd gelegd. Het is dan ook goed denkbaar dat in deze stad niet alleen een relatief ruim publiek, maar ook een grote waardering bestond voor de Brabantse historiografie. De vraag die in dit artikel centraal staat is in hoeverre de in Brabantse kronieken, verzamelde verhalen en oorsprongsmythes bekend waren bij brede(re) lagen van de Antwerpse bevolking. Om de kruisbestuiving tussen de Brabantse historiografie en lokale stedelijke kennistradities te onderzoeken, reconstrueren we de literaire, politieke en sociaaleconomische context van drie historiserende tableaux vivants die georganiseerd werden tijdens de Blijde Intrede van Maximiliaan van Oostenrijk in Antwerpen op 13 januari 1478., Caers Bram, Overlaet Kim. Brabo en de Grimbergse Oorlog in Antwerpen (13 januari 1478). De stedelijke toe-eigening van regionale historiografie en orale tradities in het laatmiddeleeuwse Brabant. In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 97, fasc. 4, 2019. Histoire – Geschiedenis. pp. 1053-1074.